De dinosaurussen van het communisme

De jongste maanden besteedde de pers vrij veel aandacht aan de herdenking van de val van het communisme, nu tien jaar geleden (zie blz. 42). Het transitieproces van een centraal geleide economie naar een markteconomie is één van de belangrijkste gebeurtenissen van deze eeuw en beïnvloedt meer dan 1,6 miljard mensen op een zeer fundamentele manier. Output in de Centraal- en Oost-Europese landen en in de voormalige Sovjet-Unie is in elkaar gestuikt. Vier jaar na de val van de Berlijnse muur was het bruto nationaal product in de meeste transitielanden met meer dan 30% afgenomen. Als men in België een groeiprognose van 1% vooropstelt, maken economen en politici zich zorgen. Als er een kleine negatieve groei zou optreden, zou dat neerkomen op een zware depressie. In de meeste transitielanden was er gedurende de eerste vier jaar een negatieve groei van meer dan 7% gemiddeld per jaar.

De transitie van plan naar markt in Centraal- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie heeft voor heel wat verrassingen en puzzels gezorgd die economen niet hadden voorzien. Ook vandaag nog bestaan er mythes over het transitieproces dat op gang is gekomen sinds begin de jaren negentig. In dit artikel ga ik kort in op deze mythes en toets ze aan de feiten om dan af te sluiten met een toekomstvisie over de economische ontwikkelingen in Centraal- en Oost-Europa.

Eén van de meest fundamentele mythes en verrassingen heeft te maken met het privatiseringsproces in transitielanden. Begin jaren negentig waren er heel wat economen, onder andere Jeffrey Sachs, die argumenteerden dat een snelle privatisering van de staatsondernemingen van essentieel belang was opdat een efficiënt en snel transitieproces zou worden gerealiseerd. Private ondernemingen presteren beter dan staatsondernemingen en bijgevolg was de privatisering onontbeerlijk. Fout!

Niet beter.

Er bestaat nu voldoende bewijsmateriaal dat geprivatiseerde ondernemingen in Centraal- en Oost-Europa het niet beter deden dan staatsondernemingen. De redenen liggen voor de hand, maar werden niet ingezien door vele adviseurs. Ten eerste bestond het privatiseringsproces hoofdzakelijk in het weggeven van staatsondernemingen via een systeem van voucher-privatisering. Vouchers werden gebruikt in plaats van geld om ondernemingen in veilingen te privatiseren. Elke burger van een land kreeg zulke vouchers of coupons, die geruild konden worden voor aandelen. Het gevolg was dat de werknemers van een staatsonderneming vaak zélf de nieuwe eigenaars werden. Vermits dergelijke geprivatiseerde staatsondernemingen geherstructureerd moesten worden – wat vaak ten koste ging van de niet-productieve werknemers, die tevens de nieuwe eigenaars waren – werd herstructurering vaak geblokkeerd. Het gevolg is dat er wezenlijk niets veranderde. De tweede reden waarom geprivatiseerde ondernemingen het niet goed deden, heeft te maken met het product zelf: dat was gewoonlijk van zeer lage kwaliteit en er bestond geen marktvraag voor. Die ondernemingen kunnen niet overleven in een markteconomie; vaak is het beter zulke ondernemingen gewoon te sluiten dan te pogen ze artificieel in stand te houden. Een vergelijking met de natuur verduidelijkt: dinosaurussen bewoonden eens onze planeet, totdat een klimatologische verandering aanleiding gaf tot hun afsterven. De klimaatsverandering in de voormalige communistische landen is de verandering van communisme naar kapitalisme, de dinosaurussen zijn de grote staatsondernemingen. Het zijn niet de geprivatiseerde ondernemingen die het beter doen in deze landen, wel zijn het de de novo of nieuw opgerichte ondernemingen die het juiste product in de juiste productmarktniche produceren. De implicatie voor buitenlandse investeerders is belangrijk. Dit suggereert dat het niet optimaal is een partner te worden in een geprivatiseerde staatsonderneming. Het opzetten van nieuwe filialen vrij van enige erfenis van het communisme lijkt een betere strategie.

Een tweede mythe die vaak wordt gehoord, is dat de opening van Centraal- en Oost-Europa aanleiding geeft tot delokalisatie van westerse bedrijven naar het goedkope oosten. De concurrentie van de lagelonenlanden in Centraal- en Oost-Europa vernietigt jobs in het westen. Fout!

Concurrentie.

De gemiddelde loonkost is inderdaad ontzettend veel lager in Centraal- en Oost-Europa dan in België. Maar de gemiddelde productiviteit is ook veel lager. Wanneer het gaat over de concurrentiepositie van België in relatie tot de loonkosten zijn vooral onze omringende handelspartners de voornaamste concurrenten. Dit is ook logisch vermits meer dan 70% van de handel in België met andere westerse landen gebeurt. Daarenboven, delokalisaties doen zich slechts sporadisch voor en dan vooral naar andere West-Europese landen, binnen de Europese Unie. Uiteraard zijn er voorbeelden van bedrijven in bepaalde sectoren (zoals textiel) die een groot deel van de productie hebben overgebracht naar Centraal- en Oost-Europa, maar het gaat hier vooral om KMO’s die een beperkte bijdrage leveren aan de totale tewerkstelling in België. Het netto-effect van de opening van Centraal- en Oost-Europa op de tewerkstelling is positief. Dit is ook niet verwonderlijk. België is een kleine open economie die sterk afhangt van haar export. De opening van Centraal- en Oost-Europa betekent het ontstaan van nieuwe exportmarkten waar een grote groei kan worden verwacht op langere termijn. Dergelijke expansie in de vraag geeft aanleiding tot jobcreatie in het westen die meer dan voldoende de jobdestructie compenseert van de zeer beperkte delokalisatie. Bijgevolg zou een protectionistische reactie volkomen ongepast zijn en de Belgische of de Europese economie niet ten goede komen.

Een derde mythe die vaak wordt gehoord, is dat in transitielanden de maffia de economie in handen heeft. Men gebruikt nogal vlug het woord maffia. Inderdaad, wanneer u een bedrijf in Rusland bezoekt, treft u vaak een veiligheidsagent aan in militair uniform, met een kalasjnikov in de hand. Aangezien de overheid in een aantal landen, zoals Rusland, veiligheid niet meer als een hoofdprioriteit beschouwt, is het ook logisch dat er in een markteconomie marktreacties optreden en dat er een markt voor veiligheidsagenten ontstaat. Uiteraard dient een bedrijf dan ook te betalen voor die veiligheidsagenten; in Europa betalen bedrijven belastingen. De informele economie is ook substantieel in deze landen, maar niet noodzakelijk groter dan in landen zoals België.

Creatieve destructie.

De toekomst voor transitielanden ziet er goed uit. De negatieve groei is in de meeste landen voorbij, terwijl de European Bank for Reconstruction and Development ( EBRD) voor Rusland zelfs een groei van 0% voorspelt. Landen zoals Polen, Hongarije en de Tsjechische Republiek bereikten opnieuw het pretransitie-welvaartsniveau en blijven relatief grote groeivoeten noteren. De opening van Centraal- en Oost-Europa biedt een grote opportuniteit voor het internationale bedrijfsleven. Het vergt enkel nog de moed van de Centraal- en Oost-Europese regeringen om de dinosaurussen te laten sterven en een proces van creatieve destructie te stimuleren, waarbij vooral de groei van KMO’s en entrepreneurship wordt gestimuleerd. Hierbij kan de internationale bedrijfsgemeenschap een belangrijke rol spelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content