DE CENTRALE DIE NIEMAND WIL

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Het faillissement van het Duitse German Pellets is eerder een zegen dan een vloek. Een dure subsidiestroom kan nu beter worden benut. Het Gentse BEE bekijkt in ieder geval de mogelijkheden.

German Pellets, de grootste houtpelletproducent van Europa, heeft vorige week woensdag een aanvraag tot een faillissementsprocedure ingediend. Het bedrijf zou in Langerlo bij Genk een steenkoolcentrale ombouwen tot een biomassacentrale. Die zou tien jaar lang zowat 200 miljoen euro per jaar aan groenestroomcertificaten krijgen, die zouden worden betaald door de turteltaks.

Hoewel de kans bestaat dat German Pellets onder leiding van een curator een doorstart maakt, verwacht niemand dat de ombouw in Langerlo doorgaat, omdat het project tegen de huidige lage energieprijzen onrendabel is. Daardoor wachten de ruim 120 werknemers van de Limburgse centrale bang af voor de bijzondere ondernemingsraad van dinsdag 23 februari. Zoals Het Belang van Limburg het mooi omschreef: ze werken in een energiecentrale die niemand wil, terwijl ze wachten op een ombouw waarvan iedereen hoopt dat die er nooit komt.

Veel groene stroom

Dat niemand echt op die centrale zit te wachten, heeft veel te maken met de gebruikte technologie. Langerlo is, net als de Max Green-centrale van Electrabel en Ackermans & van Haaren in Gent, een omgebouwde kolencentrale die alleen blijft draaien zolang de subsidiekraan open blijft.

Het grote voordeel is dat dergelijke centrales voor veel groene stroom zorgen, waardoor we de Europese klimaatdoelstellingen halen. Die bepalen dat Vlaanderen tegen 2020 zowat 10,5 procent van zijn energie uit hernieuwbare bronnen moet halen. In 2014 zaten we aan 5,5 procent. Halen we die doelstellingen niet, dan kan Europa een jaarlijkse boete opleggen van 8 miljoen euro per jaar, plus een dwangsom van 70 tot 75 miljoen euro per jaar dat we onder die norm blijven.

Zon en wind alleen zullen niet volstaan om die normen te halen. Biomassa zal dus nodig zijn. “Alleen wordt nu alle biomassa over één kam geschoren”, vindt Werner Annaert, directeur van Febem, de federatie van privémilieubeheerbedrijven. Hij wijst erop dat de zowat veertig kleinschalige biomassacentrales die in ons land actief zijn, het niet makkelijk hebben.

Zij verwerken bio-organisch materiaal van planten en organisch slib tot compost, maar kampen met tal van onzekerheden: de lage marktprijs voor elektriciteit, de verminderde ondersteuning met groenestroomcertificaten, en moeilijkheden om hun eindproduct kwijt te raken. “Minister van Energie Annemie Turtelboom moet niet alleen naar de drie grote biomassacentrales kijken. De kleinere zouden ook graag het gevoel krijgen dat ze een deel van de toekomst zijn.”

A- en B-hout

Bovendien ziet Annaert nog een andere opportuniteit. “Momenteel hebben we in Vlaanderen 300.000 ton houtafval waar geen oplossing voor is. Met een goede afvalverbrandingsinstallatie slaan we twee vliegen in één klap: die zijn zeer milieu-efficiënt en je lost een afvalprobleem op. Alleen zal die niet worden gebouwd zonder groenestroomcertificaten, want de laatste berekeningen spreken van een gat van 20 euro per ton om een dergelijk project rendabel te maken.” Een dergelijke centrale zou ook houtafval uit de buurlanden kunnen verwerken.

Dat kan niet in de huidige biomassacentrales. Max Green en German Pellets draaien in principe op houtpellets. Het Vlaamse BEE, dat in Gent mikt op een 200 MW zware centrale, gaat uit van woodchips, die afkomstig zijn van invasieve en korte-omloopgewassen uit de Verenigde Staten, Namibië en Zuid-Afrika. Dat is A-hout, terwijl het Vlaamse houtafval bij het B-hout wordt gerekend.

Toch is BEE-topman Michaël Corten in principe niet afkerig van B-hout. “Dat vergt andere stoomparameters en luchtfilters, dus als we dat van het begin af weten, kan dat. Niet meer in Gent, maar we bekijken ook elders mogelijkheden. De grote vraag is of de aanvoer verzekerd kan worden. Voor Gent hebben we contracten van minimaal twaalf jaar lopen voor de brandstof tegen verzekerde prijzen.” De oplopende prijzen voor de aanvankelijk goedkope woodpellets betekenden elders in Europa het einde voor flink wat biomassacentrales.

Vier vereisten

Bij de mogelijkheden die BEE bekijkt, is ook de centrale in Langerlo. “De Waalse regering gaat weldra een openbare aanbesteding uitschrijven voor een biomassacentrale van 150 tot 200 MW in Lixhe, ten noorden van Luik. Daar staan we het verst mee. Maar met de ervaring die we hebben opgedaan in Gent, kunnen we vrij snel schakelen om ook een tweede centrale in Vlaanderen te bouwen. Dat kan in Antwerpen zijn, waar de mogelijkheden om een warmtenet uit te bouwen groter zijn, of in Langerlo, waar nog heel wat bruikbaar materiaal voor- handen is.”

“Hoe dan ook zal elke centrale die we bouwen, beantwoorden aan onze vier duurzaamheidsvereisten. Ze moet mee kunnen doen aan de R2-reservecapaciteit van Elia (wat wil zeggen dat ze flexibel kan aan- en afgeschakeld worden om het evenwicht op het stroomnet te helpen bewaren). Er moet een warmtenet aan kunnen worden gekoppeld. Het moet gaan om duurzame biomassa, die we zo milieuvriendelijk mogelijk via schepen kunnen vervoeren. En ze moet efficiënt zijn: in Gent mikken we, inclusief het warmtenet, op 69 procent: dat is beter dan het rendement van een stoom- en gascentrale.”

LUC HUYSMANS

BEE wil een tweede Vlaamse centrale bouwen in Antwerpen of Langerlo.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content