DE BRITTEN KUNNEN HET NIET OP HUN EENTJE

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

De Britten kunnen de economische schade van de brexit beperken door een handelsakkoord te sluiten met de Europese Unie, hun grootste exportmarkt. Maar wie handel wil drijven met de EU, moet gehoorzamen aan haar regels.

Als de Britten uit de Europese Unie stappen, is dat een historische gebeurtenis. Maar één ding zal niet veranderen: er moet nog altijd brood op de plank komen. Het Verenigd Koninkrijk heeft al jaren een tekort op zijn lopende rekening. De gezondste manier om het gat te vullen, is export. De meest vanzelfsprekende bestemming voor die export is de EU, goed voor een kleine helft van de Britse uitvoer.

De verzwakking van het pond zal de Britten helpen bij hun export, maar daarmee zijn de problemen niet van de baan. In zijn splendid isolation zal het VK terugvallen op zijn lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en zal het douanetarieven moeten betalen bij uitvoer naar andere landen. Aan de EU zullen de Britten heffingen moeten betalen die oplopen tot 10 procent voor bijvoorbeeld textiel, machines en chemische producten, en tot 20 procent voor dranken en kledij. Omgekeerd zal het VK ook de import vanuit de EU onderwerpen aan invoerheffingen.

Al die heffingen en daarmee verbonden administratie remmen de handelsstromen. En daar blijft het niet bij, zegt de Nationale Bank van België (NBB) in een nota over de economische gevolgen van de brexit. Het VK zal vrij zijn om zijn eigen regelgeving uit te werken, maar Britse bedrijven die naar Europa willen uitvoeren, zullen de wetten en de normen van de EU moeten naleven. Twee regelgevingen tegelijk naleven, het wordt vooral voor kmo’s een zware dobber.

Allicht hebben de Britten nooit beseft welk hemelsbreed verschil het allemaal zal maken. Gedurende 43 jaar als lid van de Europese Unie hebben ze intense handels- en financiële relaties kunnen uitbouwen met de eengemaakte markt, met alle positieve effecten van dien op de Britse groei. Als buitenstaander zullen ze nooit in dezelfde mate kunnen profiteren.

Dat verlies kunnen ze beperken door een vrijhandelsakkoord met de Europese Unie te sluiten. Nu hebben meer dan 50 landen zo’n akkoord met de EU afgesloten. Maar zij kregen het niet gratis. Ze moesten zich telkens onderwerpen aan een reeks regels en verplichtingen opgelegd door de EU. Dat plaatst de Britten voor een moeilijke keuze. Als ze de kostprijs van de EU-uitstap willen beperken, moeten ze de intense handelsrelaties met de EU heropbouwen. Maar dat betekent dat ze de EU-regels – waarvan ze zich juist wilden verlossen – opnieuw opgespeld krijgen.

Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

Afgaand op de bestaande handelsakkoorden, zijn de EU-verplichtingen niet mals. Als de Britten willen toetreden tot bijvoorbeeld de Europese Economische Ruimte (EER) – een vrijhandelszone die de EU vormt met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein – dan moeten ze de volledige én toekomstige EU-regels voor de interne markt overnemen, zonder inspraak. Tot de EER-regels behoort onder andere het vrije verkeer van personen. Dat wordt een bittere pil voor de vele Britten die zich verzetten tegen de immigratie uit de Oost-Europese lidstaten, en daarom voor de brexit stemden.

En de door de Britten gehate financiële bijdrage aan de EU komt via de achterdeur weer binnen. EER-leden moeten bijdragen betalen aan de begroting van de EU. Het geld dient voor EU-projecten zoals het onderzoeksprogramma Horizon 2020 of het studenten-uitwisselingssysteem Erasmus. Noorwegen bijvoorbeeld betaalde 304 miljoen euro in 2014. Indien het VK proportioneel in dezelfde mate zou bijdragen als Noorwegen, zou het nog altijd 90 procent van zijn huidige nettobijdrage aan de EU betalen, aldus de NBB-nota.

Toch weegt het EU-lidmaatschap nog altijd zwaarder dan het EER-lidmaatschap, relativeert Herman Matthijs, professor overheidsfinanciën aan de VUB en de Universiteit Gent. “EU-leden moeten meedoen aan het landbouw- en visserijbeleid, de Europese politieke instellingen en het gemeenschappelijke beleid voor handel, justitie en buitenlandse politiek. Aan al die verplichtingen ontsnappen de EER-leden Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, omdat ze geen lid zijn van de EU.”

Een ander pluspunt voor EER-leden is de toegang tot het EU-paspoort voor financiële diensten. Dankzij dat paspoort kan een bank actief zijn in de hele EU met een licentie van slechts één lidstaat (zie kader Frankfurt en Parijs kunnen profiteren van vertrek banken). Voor het VK is dat zeer interessant. Als de Londense City een wereldspeler is geworden in financiële diensten, is dat mee te danken aan het EU-paspoort.

Het Zwitserse model

Het VK kan ook het voorbeeld van Zwitserland volgen, dat een apart en veelomvattend handelsakkoord sloot met de EU. In dat geval moeten de Britten geduld oefenen. Voor het akkoord met de Zwitsers waren ruim 100 sectorale deelakkoorden nodig, een proces dat 20 jaar gevergd heeft. De belangen van alle lidstaten stonden immers op het spel, zodat het lang duurde eer ze allemaal hun goedkeuring gaven.

En ook Zwitserland draagt bij tot de EU-begroting. Proportioneel komt het bedrag overeen met ongeveer de helft van de huidige nettobijdrage van het VK aan de Europese Unie. Zwitserland heeft ook geen toegang tot het EU-paspoort voor financiële diensten. Alles bijeen maakt een handelsakkoord tussen het VK en de EU naar Zwitsers model weinig kans, concludeert de NBB.

Europese Vrijhandelsassociatie

Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland vormen onderling een vrijhandelszone, de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA). Goederen kunnen vrij reizen van het ene naar het andere EVA-land. Het interessante aan EVA zijn de handelsakkoorden die het afsloot met 35 landen buiten Europa. De handelsakkoorden leverden 34,9 miljard euro aan export op in 2013. Als EVA-lid kan het VK daar een graantje van meepikken.

Maar de uitvoer naar de 35 landen maakt slechts 11,8 procent van de EVA-export uit. Het grootste deel van de EVA-export, of 65 procent, gaat naar de EU. Die export loopt via de EER, waartoe Noorwegen, IJsland en Liechtenstein behoren. In de praktijk is de EVA dus vooral een toegangspoort tot de EU. De conclusie is dat het EVA-lidmaatschap weinig zin heeft voor het VK, als het land niet tegelijk toetreedt tot de EER. Maar zoals gezegd zijn de EER-verplichtingen moeilijk te slikken voor de Britten.

De wijde wereld in

Zouden de Britten zich niet beter concentreren op handelsakkoorden met groeilanden als China en India? Brexit-tegenstanders wijzen dat idee af. De vlakbij gelegen EU is een veel natuurlijker handelspartner voor het VK dan het verre China of India. Waarom zouden die grote landen zich moe maken voor een akkoord met de Britten? Zij praten liever met de EU, want dat is een veel grotere markt dan het VK.

Misschien wel, geven de brexit-voorstanders toe, maar het VK heeft uitstekende diplomaten, en wie zegt dat zij geen voordeliger voorwaarden in de wacht kunnen slepen dan de EU? De Britse onderhandelingspositie is niet slecht. Het is de vijfde economie van de wereld, en kent een gezonde groei en lage werkloosheid. Bovendien hebben veel landen een handelssurplus met het VK, en willen dat graag zo houden.

Maar het afsluiten van handelsakkoorden vergt tijd en moeite. Met haar 50 handelsakkoorden heeft de EU een enorme voorsprong. Eer het VK zo ver zal staan, zijn de huidige brexit-voorstanders – overwegend de oudere Britten – allang dood en begraven.

JOZEF VANGELDER

Twee regelgevingen tegelijk naleven, het wordt vooral voor kmo’s een zware dobber.

De Britse onderhandelingspositie is niet slecht. Het is de vijfde economie van de wereld, en kent een gezonde groei en lage werkloosheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content