‘De beste verankering is kennisverankering’

Het verankeringsdebat laait weer op, nu het biotechbedrijf Ablynx en andere ‘Vlaamse kroonjuwelen’ in buitenlandse handen komen. Zijn we nog baas in eigen economie? De Vlaamse overheid rekende het uit. In Vlaanderen staan welgeteld 4111 bedrijven onder buitenlandse controle, amper 0,8 procent van het totaal. Maar ze zijn wel cruciaal voor onze welvaart.

Buitenlandse investeringen zijn een teken van vertrouwen in onze economie, en dat moeten we toejuichen, per definitie toch. Minder gejuich is er wanneer een buitenlandse investeerder aan de haal gaat met een Vlaams technologiebedrijf. Toen in februari bekend geraakte dat de Gentse biotechparel Ablynx in handen kwam van de Franse farmareus Sanofi, was de stemming op zijn minst verdeeld. Ja, Ablynx kon zich versterken met het Franse geld, maar we waren weer een zoveelste Vlaamse belofte kwijt.

Wat is de balans? Wordt de Vlaamse bedrijfswereld gekoloniseerd door buitenlands kapitaal? Studaxen van het Departement Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI) van de Vlaamse overheid zochten naar het antwoord.

De uitverkoop van Vlaanderen?

Dat antwoord valt goed mee. De Vlaamse privésector – banken en verzekeraars niet meegerekend – telt slechts 4111 bedrijven onder buitenlandse controle (zie kader De zoektocht naar de ultieme aandeelhouder). Dat is amper 0,8 procent van het aantal ondernemingen in Vlaanderen. Het laat niet meteen een grote uitverkoop van het Vlaamse bedrijfsleven vermoeden.

Die 4111 bedrijven zorgen wel voor een essentieel stuk van onze welvaart. Sterker nog, verhoudingsgewijs creëert het groepje meer welvaart dan de bedrijven onder lokale controle. De 4111 hebben 23,8 procent van alle loontrekkenden in de Vlaamse privésector in dienst (banken en verzekeraars niet meegerekend), en leveren 31,2 procent van de toegevoegde waarde. Dat zijn op zich twee indrukwekkende getallen voor zo’n beperkt groepje bedrijven, maar ook de verhouding tussen beide getallen spreekt boekdelen. Met slechts een kwart van de werknemers zorgt het groepje voor een derde van de toegevoegde waarde. Dat betekent dat de bedrijven in buitenlandse handen productief zijn, en gemiddeld genomen ook een pak productiever dan de Vlaamse bedrijven. Want zij creëren slechts twee derde van de toegevoegde waarde, hoewel ze over drie kwart van de werknemers beschikken.

CHEMIECLUSTER IN ANTWERPEN
CHEMIECLUSTER IN ANTWERPEN “Zelfs tien Couckes zouden niet volstaan om die te financieren.”© ID

Buitenlands kapitaal vormt dus een krachtige hefboom onder onze welvaart. Dat is zichtbaar in onze industrie, waar de bedrijven onder buitenlandse controle 8 procent van het aantal ondernemingen uitmaken, een kleine minderheid. Toch zijn ze goed voor 39,5 procent van de loontrekkenden, en 53,7 procent van de toegevoegde waarde (zie De buitenlandse hefboom onder onze welvaart). Hoe kennisintensiever de activiteit, hoe groter het buitenlandse gewicht. In de hoogtechnologische industrie – farma, chemie, petrochemie, elektronica en informatica – controleert buitenlands aandeelhouderschap zowat de helft van de bedrijven, en levert het bijna de volledige werkgelegenheid en toegevoegde waarde.

'De beste verankering is kennisverankering'

Zonder buitenlands kapitaal zou in Vlaanderen dus amper sprake zijn van hoogtechnologische industrie, uitgerekend het deel van de economie met de hoogste productiviteit en dus de grootste welvaartswinsten. Vlaanderen hoeft zich daarvoor niet te schamen, aldus de auteurs van de studie. “Het gaat om zeer kapitaalintensieve sectoren. Vlaanderen is te klein om dat met eigen kapitaal te financieren”, zegt Jan van Nispen, beleidsmedewerker van het Departement EWI. Volgens zijn collega Philippe Nys mogen we best trots zijn op de Antwerpse chemiecluster, ook al is die helemaal in buitenlandse handen. “Antwerpen is de op een na grootste petrochemiecluster ter wereld. Zelfs tien Marc Couckes zouden niet volstaan om die te bouwen”, aldus Nys.

'De beste verankering is kennisverankering'

De kracht van kennis

Lokaal ondernemerschap hoeft niet in de verdrukking te komen, integendeel, aldus de studie. Buitenlandse filialen geven de lokale ondernemingen een gezonde stroomstoot, aldus Johan Hanssens, secretaris-generaal van het Departement EWI. “De concurrentie met buitenlandse filialen doet de plaatselijke bedrijven efficiënter produceren. Wie een multinational als klant heeft, moet aan hogere kwaliteitseisen voldoen. Lokale ondernemers leren ook van de buitenlanders. Ze nemen hun technieken over, of werven hun werknemers aan, samen met hun kennis.”

Maar de informatie stroomt net zo goed in omgekeerde richting. Terwijl buitenlandse bedrijven vroeger vooral op zoek waren naar nieuwe markten en schaalvoordelen, zoeken ze nu naar kennis. “Sanofi heeft de draagkracht om de zware investeringen van Ablynx te financieren”, zegt Hanssens. “Maar dat is niet de enige reden voor de overname. Ablynx zit ingebed in de Gentse biotechcluster. Als Sanofi het bedrijf uit Gent zou weghalen, verliest het de aansluiting op de kennis in die cluster. Sanofi zal blijven investeren in Gent.”

Voor Vlaanderen, dat het moet hebben van zijn grijze cellen, ligt de conclusie voor de hand. “Gebruik uw kennis als magneet voor investeringen”, zegt Hanssens. “De beste verankering is kennisverankering. Investeer in onderzoek aan universiteiten en onderzoekscentra als VIB, imec, Flanders Make en VITO. En zorg voor kruisbestuiving tussen de wetenschappelijke instellingen, de buitenlandse filialen en de lokale ondernemingen. Het aandeelhouderschap van bedrijven mag wisselen, de kennis zal hen hier houden.”

Topproducten als resultaat

Als Vlaanderen inzet op biotechnologie, nanotechnologie en andere hightech , dan zal dat veel toegevoegde waarde opleveren, maar ook evenveel werkgelegenheid? Was het vroeger niet beter, toen buitenlandse investeerders hier grote autofabrieken opzetten met veel jobs? “Je vergeet dat het Chinese Geely Volvo in Gent heeft gehouden. Of neem Audi in Brussel, DAF in Westerlo of Punch Powertrain in Sint-Truiden”, zegt Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie en Innovatie. “Het klopt wel dat de jobs van morgen niet per se de jobs van vandaag zijn. Aan ons om de werknemers klaar te stomen, via levenslang leren en bijscholen. En de jongeren te stimuleren om te kiezen voor wetenschappelijke opleidingen.”

'De beste verankering is kennisverankering'

We moeten vooral uitgaan van onze sterkte, en dat is ons netwerk van universiteiten, onderzoek, productie en marketing van wereldniveau, aldus Muyters. “Binnen een straal van 100 kilometer vind je hier alles om topproducten te maken. En dat weten buitenlandse investeerders. Kijk naar de spin-offs van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie: de overnemer blijft vaker wel dan niet investeren in Vlaanderen.”

Steekt het toch niet een beetje dat het buitenland onze beste bedrijven opkoopt? “De Vlaamse overheid biedt instrumenten om bedrijven te laten doorgroeien, maar soms is de financieringsnood zo groot dat enkel buitenlands geld kan helpen”, zegt Mutyers. “Ik zeg niet dat we een uitverkoop moeten promoten, maar we mogen evenmin elke buitenlandse investering als een gevaar beschouwen. Ik zie onze bedrijven liever groeien dan stoppen.”

Buitenlands zeggenschap in de Vlaamse economie: een kwantitatieve analyse; Departement EWI; mei 2018; www.ewi-vlaanderen.be/buitenlandszeggenschap

'De beste verankering is kennisverankering'

Het gele gevaar?

Twee jaar geleden ontstond in Vlaanderen grote deining door de mogelijke intrede van het Chinese staatsbedrijf State Grid in het kapitaal van de distributienetbeheerder Eandis. Sindsdien ging de onrust nooit echt weg.

Hoe groot is de Chinese greep op de Vlaamse economie? De Chinezen controleren 23 bedrijven in Vlaanderen, goed voor 6999 werknemers (zie rechts op onderstaande grafiek). Zelfs een klein landje als Denemarken (midden in de grafiek) doet beter in Vlaanderen dan China, met 64 bedrijven en 8092 werknemers. De Chinese bedrijven leveren wel meer toegevoegde waarde dan de Deense, 632 miljoen euro tegen 409 miljoen euro. Maar een Chinese overrompeling is dat nog altijd niet. Toch mogen we niet naïef zijn. De studie pleit voor waakzaamheid voor buitenlandse investeringen ‘vanuit staatskapitalistische logica’ in Vlaamse strategische sectoren.

De echte buitenlandse zwaargewichten in de Vlaamse economie zijn de Nederlanders (zie uiterst links in de grafiek). Zij tellen het grootste aantal werknemers – 78.519 – en controleren de meeste bedrijven – 908. De grootste leverancier van toegevoegde waarde zijn de Verenigde Staten, met 12,4 miljard euro. Duitsland komt op plaats twee, met 5,9 miljard euro. Dan pas komt Nederland, met 5,1 miljard euro. Opgemerkte aanwezigen in de top tien zijn de landen met gunstige belastingregimes. Luxemburg geeft werk aan 22.628 mensen in Vlaanderen, en komt daarmee net na Duitsland, maar voor het Verenigde Koninkrijk en Japan. Luxemburgs kapitaal controleert 248 bedrijven in Vlaanderen, en levert 3 miljard euro toegevoegde waarde. Na Japan volgt Zwitserland, met 17.840 werknemers, 115 bedrijven en 1,4 miljard toegevoegde waarde.

De reacties

‘Ablynx is een gemiste kans’ Michel Casselman, CEO van de investerings- maatschappij PMV

“Welke markten zijn nog lokaal? Als je wil meespelen, moet je de ambitie hebben internationaal door te groeien. De overname van het biotechbedrijf Ablynx door het Franse concern Sanofi is een gemiste kans. Uiteraard zal Sanofi het bedrijf niet weghalen uit Gent, daarvoor is het te stevig verankerd in de lokale biotechcluster. De jobs zullen hier dus blijven. Maar als Ablynx zelfstandig had kunnen uitgroeien tot een echte multinational, dan hadden we een veel groter deel van de meerwaarde hier kunnen houden, voor jaren. Want die meerwaarde bestaat niet alleen uit jobs, ook uit dividenden voor de aandeelhouders en belastingen voor de overheid. Welvaart is meer dan jobs. Daar gaat het verankeringsdebat al te vaak aan voorbij.”

“Sanofi bood 3,9 miljard voor Ablynx. Allicht kunnen Vlaamse bedrijven zo’n bedrag niet meteen op tafel leggen. Maar we hebben toch onze holdings? Zij investeren nu al in grote bedrijven. Ambitieuze aandeelhouders, dat is wat we nodig hebben. Geef toe, Vlaanderen is niet bepaald arm. We kunnen veel meer doen. Het moet mogelijk zijn met enkele beloften mee te groeien via significante minderheidsparticipaties. Maar je moet dat ook willen. Ons echte probleem is ambitie.”

‘Vlaanderen is een technologische kweekvijver’ Herman Daems, voorzitter BNP Paribas Fortis, voorzitter KU Leuven

“Vlaamse technologiebedrijven met een wereldwijde markt en zware ontwikkelingskosten hebben enorme financiële noden. Zij kunnen bijna niet anders dan onderdeel te worden van een kapitaalkrachtige multinational. Sanofi biedt Ablynx een internationaal distributiekanaal en middelen om zijn research verder uit te bouwen. Daar is niks verkeerds mee. Je mag niet vergeten dat de initiële investeerders in dit soort bedrijven jarenlang geen dividenden ontvangen hebben. Ze hebben alleen maar geld in het bedrijf gepompt. De verkoop is een manier om hen te compenseren. Als dat niet meer mag, wie gaat dan nog beleggen in een Vlaamse technologiebedrijf?”

“We moeten stoppen met hopen om in Vlaanderen de volgende Google te maken. Vlaanderen is een technologische kweekvijver, die we verzilveren via de verkoop van bedrijven. Zo werkt het. Waarom moeten we een Google hebben als we in staat zijn om volcontinu technologiebedrijven op te leveren? We zijn erom bekend, we zijn er goed in, en het maakt ons rijk. Het buitenland betaalt er ons gigantische prijzen voor. Daar zouden we trots moeten op zijn.”

‘Kinepolis koopt toch ook bioscopen in Canada?’ Stijn Decock, hoofdeconoom Voka

“Als Belgen hun bedrijf verkopen, dan stoppen ze het geld vaak in buitenlandse, conservatieve beleggingen met een veel lager rendement, zoals overheidsobligaties. Eigenlijk zouden wij meer bedrijven moeten kopen in het buitenland, dan vloeien er mooie dividenden terug naar België. Er is een lichtpuntje: de Belgische bezittingen in het buitenland zijn nog altijd groter dan de buitenlandse bezittingen in België. Maar dat is vooral te danken aan het verleden, helaas. België heeft heel veel oud kapitaal in het buitenland. Dat gaat zelfs terug tot in de koloniale tijd van begin twintigste eeuw.”

“Ik vind het niet erg als een Vlaams bedrijf verkocht wordt aan het buitenland, zolang Vlamingen ook bedrijven kopen in het buitenland. Kinepolis heeft bioscopen in Canada gekocht. Waarom zou een Canadees dan geen Belgisch bedrijf mogen kopen? Het wordt anders als een land zijn bedrijven afschermt voor buitenlandse overnames. Als zo’n land onze bedrijven opkoopt, dan is er wél een probleem.”

‘De eigendom van kennis en technologie verhuist zachtjes’ Frank Wijckmans, partner van het zaken- advocatenkantoor Contrast

“Wat met de intellectuele eigendom van het overgenomen bedrijf? De echte kroonjuwelen zijn de kennis en technologie, en de eigendom ervan verhuist zachtjes naar het buitenlandse hoofdkwartier. Wie zal de technologie commercialiseren, en dus de opbrengsten opstrijken? Meer en meer multinationals centraliseren hun intellectuele rechten in de moedervennootschap in het thuisland. Na verloop van tijd verschuift ook het zwaartepunt van het onderzoek zelf – en dus de toekomstige intellectuele eigendom – naar het buitenland.”

“De verankering van de intellectuele eigendom in het hoofdkwartier maakt het gemakkelijker om het dochterbedrijf af te stoten. En omgekeerd wordt het dochterbedrijf afhankelijker van de moeder. De vraag is of dit soort verschuivingen wel wenselijk is voor de Belgische economie.”

‘Verhuizing naar het buitenland is niet altijd negatief’ Katja Bringmann, onderzoekster Universiteit Antwerpen, gespecialiseerd in durfkapitaal

“Ik zie Belgische start-ups naar Silicon Valley verhuizen, maar een groot deel van hun werknemers in België houden. De verhuizing van een bedrijf naar het buitenland is niet altijd negatief. Veel bedrijfjes in België internationaliseren niet, en groeien ook niet. Want voor innovatieve bedrijfjes met een nicheproduct is de Belgische markt te klein om winst te maken.”

“Belangrijk is dat het bedrijfje op de radar komt van een durfkapitalist. Of dat nu een Belgische of buitenlandse durfkapitalist is, heeft niet zoveel belang. Zolang hij maar een goed netwerk heeft. Het sociaal kapitaal van een durfkapitalist is even belangrijk als zijn financieel kapitaal.”

De zoektocht naar de ultieme aandeelhouder

Het is niet gemakkelijk om te achterhalen wie echt de touwtjes in handen heeft bij een bedrijf. Want niet alle ondernemingen zijn verplicht hun aandeelhouders bekend te maken. De auteurs van de studie moesten de buitenlandse aandeelhouders opsporen via Bel-first, de internationale databank van de handelsinformatieleverancier Bureau Van Dijk. De databank wordt permanent bijgewerkt, wat data over het aandeelhouderschap oplevert van 2017. De cijfers over jobs en toegevoegde waarde in de studie zijn van 2015, omdat ze uit andere, tragere databanken komen.

Maar Bel-first weet niet alles, en bovendien verwijst de databank naar een ‘entiteit’ of vennootschap als ultieme aandeelhouder, en niet naar de persoon erachter. “De persoonsgegevens zijn meestal niet beschikbaar”, zegt Jan van Nispen, co-auteur van de studie. “Een Vlaams bedrijf kan in handen zijn van een Zwitsers moederbedrijf, waarachter een Chinese eigenaar schuil gaat. Maar die laatste link legt de databank niet.”

De auteurs moesten zich dus baseren op een puur formele versie van de ultieme aandeelhouder en zijn nationaliteit. De echte eigenaar woont vaak in hetzelfde land, maar niet altijd. Zo is de ultieme aandeelhouder van de oer-Vlaamse baggeraar Jan De Nul een Luxemburgse ‘entiteit’. De studie beschouwt Jan De Nul dan ook als een bedrijf onder buitenlandse zeggenschap.

Volgens die logica vinden de auteurs 7000 bedrijven in Vlaanderen met buitenlandse aanwezigheid in het kapitaal, goed voor 1,4 procent van het aantal btw-plichtige ondernemingen in het Vlaams Gewest. De groep van 7000 passeert daarna nog enkele filters. Banken en verzekeraars gaan eruit, alsook bedrijven die geen cijfers over hun bruto toegevoegde waarde publiceren.

Bedrijven met hoofdzetel in Brussel of Wallonië, maar met een meerderheid van de werknemers in Vlaanderen, komen er dan weer bij. “De warenhuisketen Delhaize heeft zijn hoofdzetel in Brussel”, zegt co-auteur Philippe Nys. “Maar omdat de meerderheid van de werknemers in Vlaanderen werkt, nemen we het bedrijf toch mee in onze studie, a rato van zijn aantal Vlaamse werknemers.”

De laatste filter is de belangrijkste. De studie beperkt zich tot Vlaamse bedrijven waar slechts één buitenlandse entiteit of aandeelhouder minstens 50,01 procent van de aandelen controleert, rechtstreeks of via tussenholdings. Een bedrijf waar bijvoorbeeld zes buitenlandse aandeelhouders elk 10 procent van de aandelen bezitten – en die dus in de meerderheid zijn – komt niet in aanmerking. Zo houdt de studie een harde kern van 4111 bedrijven over waar één buitenlandse aandeelhouder de plak zwaait.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content