De begroting van Verhofstadt II is onverantwoord

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Verhofstadt II wil én veel uitgeven, én de belastingdruk doen dalen én de vergrijzing voorbereiden. Die ambities zijn budgettair onverenigbaar. Opties twee en drie lijken te sneuvelen. Dat is onverantwoord.

Er zit weer een gat in de staatskas. De gezamenlijke overheid stevent volgens de jongste schattingen van de Nationale Bank en de Hoge Raad voor Financiën dit jaar af op een begrotingstekort van 0,6 % van het bruto binnenlands product (BBP), of 1,6 miljard euro. Geen wonder dat lastenverlagingen worden uitgesteld en dat de nieuwe regering in sneltreinvaart nieuwe belastingen bedenkt en een schatkistvullend pardon voor gevlucht geld wil organiseren.

Eén ding is echter duidelijk: én het regeerakkoord uitvoeren én stevige overschotten boeken om de vergrijzing financieel op te vangen is budgettair uitgesloten. Zelfs de flauwe ambitie van de regering- Verhofstadt II om vanaf 2006 een bescheiden begrotingsoverschot te realiseren, kan alleen door een stevige groei die zeker niet voor morgen is. En als er moet gekozen worden, dan gaat het begrotingsevenwicht eraan, liet minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) in Knack verstaan: “Stel dat de economie maar 1 % per jaar groeit. Wie durft vol te houden dat de begroting met een overschot of in evenwicht moet eindigen?”

Geen langetermijndenken

Toch was het in februari nog de ambitie van de regering om in 2003 een begroting in evenwicht af te leveren. Toen al wist ze dat het niet makkelijk zou worden. De conjunctuur wil niet mee – een groei van 1 % dit jaar zou een succes zijn, maar complete stilstand zal gezien een barslecht tweede kwartaal dichter bij de realiteit liggen – waardoor de inkomsten achterblijven en de uitgaven sneller stijgen.

Een bescheiden tekort in moeilijke tijden, moet dat niet kunnen? Ja, maar het drama is dat België nog altijd kampt met een torenhoge staatsschuld (105,8 % van het BBP in 2002) én met een vergrijzing die vanaf 2010 budgettair heel onvriendelijk wordt: de extra kosten bedragen jaarlijks tot 3 % van het BBP. Die combinatie is financieel niet te verteren en daarom zijn er vanaf nu begrotingsoverschotten nodig om de schuld versneld af te bouwen. De Hoge Raad adviseert een begrotingsoverschot van 0,7 % tegen 2007 en 1,5 % tegen 2010. Zo’n beleid zou tegen 2012 of uiterlijk 2013-2015 de staatsschuld terugbrengen tot 60 %. “De logica achter die schulddaling is dat de kosten van de vergrijzing dan gefinancierd kunnen worden met de besparingen op de intrestlasten,” zegt Paul Van Rompuy van de Hoge Raad.

Paars legt de lat veel lager: een overschotje van 0,3 % tegen 2007, om in dat jaar op een schuldgraad van 90 % uit te komen. Als we in 2012 een schuldratio van 60 % willen bereiken, moet er in dat scenario in vijf jaar tijd nog eens 30 % af. Bij een normale groei impliceert dat begrotingsoverschotten van telkens 2 tot 2,5 % van het BBP in die jaren. Voor eender welke regering is dat politiek zo goed als onhaalbaar.

Deze berekeningen tonen in elk geval aan dat Verhofstadt II het vergrijzingsvraagstuk voor zich uit schuift. De regeringsonderhandelingen waren lang, maar het akkoord heeft uitsluitend oog voor de korte termijn.

En het Zilverfonds dan, zult u denken. Daar zit nu 5 miljard euro in en tegen 2007 moet dat 10 miljard zijn. Dat is relatief weinig – met die som vangen we de vergrijzingskosten op voor 1 à 1,5 jaar – en het huidige beleid veroordeelt de regering die tussen 2007-2011 aan de macht is om jaarlijks ongeveer een begrotingsoverschot te boeken ter waarde van het Zilverfonds dat Verhofstadt II wil nalaten.

“Prima als het Zilverfonds gespekt wordt met begrotingsoverschotten, want dat doet de nettostaatsschuld zakken,” zegt Paul Van Rompuy als professor Economie van de KU Leuven. “Maar het fonds aanvullen met de verkoop van bijvoorbeeld de portefeuille hypothecaire kredieten van Credibe zet geen zoden aan de dijk om de vergrijzingskosten op te vangen. De opbrengst van de verkoop van de activa van Credibe wordt weliswaar in het Zilverfonds gestort, maar de passiva waren al eerder bij de staatsschuld gevoegd. Per saldo is het voor de overheid een nuloperatie. De nettoschuld en de economische situatie van België worden er niet beter van.”

Spilziek

Dat er dit jaar een tekort dreigt, en dat de regering-Verhofstadt de langere termijn laat varen, is te wijten aan de immer stijgende overheidsuitgaven, vooral op federaal niveau. Maar de federale regering is niet van plan om elke euro tweemaal om te draaien. In het regeerakkoord zijn de woorden besparen, saneren of bezuinigingen niet met de beste zoekrobot terug te vinden.

Wel integendeel: de uitgaven voor gezondheidszorg mogen jaarlijks voor inflatie met 4,5 % groeien (wat meer is dan de vergrijzing in deze periode aan extra gezondheidszorgen kost). Dit initiatief alleen al zorgt ervoor dat er op federaal niveau per jaar 1 % extra wordt uitgeven. De federale beleidscellen mogen op hun beurt reëel met 1,2 % per jaar groeien, en daarbij komen nog de “herinvesteringen in de overheidsbedrijven”.

Dit alles betekent dat de gezamenlijke overheidsuitgaven minstens 2 % per jaar zullen stijgen in reële termen, vaak dus sneller dan het BBP, net zoals ze dat de voorbije jaren deden. Vooral in een slecht economisch jaar schieten de uitgaven door het dak: in 2002 stegen de overheidsuitgaven (voor interestlasten) met 1,5 % van het BBP (of ruim 4 miljard euro) tot 44,3 % van het BBP. Dat belooft voor dit jaar. En in goede jaren is de relatieve daling van de uitgaven beperkt: 0,4 % van het BBP in 2000.

Zo’n structureel ingebakken groeiritme van de uitgaven laat weinig of geen ruimte voor een daling van de fiscale of parafiscale druk. Dat de fiscale druk (uitgedrukt als een percentage van het BBP) niet even snel steeg als de uitgaven (ook als een percentage van het BBP), danken we aan de rentemeevaller. Tussen 1999 en 2003 daalden die jaarlijkse lasten van 7 % naar 5,6 % van het BBP – een bonus van bijna 4 miljard euro. Maar omdat die meevaller intussen grotendeels is uitgegeven, blijven de totale overheidsuitgaven schommelen rond 50 % van het BBP. De inkomsten moeten dus ook rond 50 % van het BBP schommelen, anders ontstaat er meteen een tekort, zoals nu het geval is. En voor een lastenverlaging is er dus in wezen geen ruimte.

In zijn rapport wijst de Hoge Raad op de “voor de hand liggende” onverenigbaarheden van het groeiritme van de uitgaven, de geplande fiscale hervormingen en de doelstelling om overschotten op te bouwen om de vergrijzing op te vangen. Alleen hogere belastingen slagen erin blauw en rood op korte termijn te verenigen.

Daan Killemaes

Alleen hogere belastingen slagen erin blauw en rood op korte termijn te verenigen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content