De beeldenstormer van de thuiszorg

Gentenaar Erwin Devriendt heeft twee passies, welzijnszorg en wijn. In beide activiteiten stampt de CEO van het thuiszorgconcern Solidariteit voor het Gezin vlot tegen heilige huisjes.

y Door Bert Lauwers/Foto’s Thomas De Boever

Als tiener schilderde de nu 48-jarige Erwin Devriendt logo’s op de dienstwagens van zijn moeders prille vzw voor gezins- en bejaardenhulp, omdat er geen geld was voor stickers. Moeder Devriendt organiseerde toen thuishulp en opleidingscursussen voor gezins- en bejaardenhelpsters. Ruim dertig jaar later telt de vzw Solidariteit voor het Gezin ruim 5100 werknemers en 52.000 klanten, en speelt het een hoofdrol in de welzijnszorg in Vlaanderen en Brussel.

Zoon Erwin bouwde eerst aan een politieke carrière. Maar toen zijn moeder in 2000 met pensioen ging, trad de toenmalige voorzitter van het OCMW van Gent toch in haar voetsporen. De sector kan er maar wel bij varen, want Devriendt spaart de roede niet voor de sterk verzuilde gezinszorg, waar de grootste concurrenten – naast de openbare zorgverstrekkers en de commerciële dienstenchequebedrijven – het katholieke Familiehulp en het socialistische Thuiszorg zijn. Zelf wordt Solidariteit voor het Gezin dik tegen zijn zin in het liberale hokje geduwd.

U werd meegezogen in het verzuilingssysteem?

ERWIN DEVRIENDT (CEO SOLIDARITEIT VOOR HET GEZIN). “Absoluut. Het liberale ziekenfonds heeft veel betekend voor ons, maar ik werk al lang voor de onafhankelijke mutualiteiten en wil ook mensen helpen van de CM of de Socialistische Mutualiteiten. Geef mij de kans om te tonen dat ik even goed ben als de rest. Nu krijgen wij vanuit katholieke hoek geen enkele aanvraag, behalve in vakantieperiodes. De CM wenst niet met ons samen te werken, omdat zij natuurlijk onder andere Familiehulp en Familiezorg hebben. Idem in de katholieke ziekenhuizen, waar de sociale diensten d’office hun opdrachten doorgeven aan het Wit-Gele Kruis, de katholieke verpleegdienst.

“Er is geen normale marktwerking in de zorg. Het is een zeer protectionistische omgeving. Familiehulp is de grootste omdat het de oudste is. Zij hebben urencontingenten, de toegewezen uren voor diensten van gezinszorg, gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, die wij onmogelijk kunnen inhalen, hoe creatief en dynamisch we ook zijn. Het urencontingent voor Solidariteit voor het Gezin voor 2009 bedraagt 1,38 miljoen, voor marktleider Familiehulp 5,61 miljoen. Enorm frustrerend.”

De complexiteit van de sector wordt onderschat?

DEVRIENDT. “Zeker. Managers in de social profit moeten minstens even capabel zijn als de grote managers van de profitsector. Je kunt zorg vergelijken met een verzekeringsproduct, ware het niet dat de overheid financieel tussenbeide komt in de kostprijs van het product. Het is een veel moeilijker gegeven, omdat wij rekening moeten houden met een externe partner die om de paar jaar wisselt, afhankelijk van verkiezingen, en dus geen betrouwbare parameter is.”

Die partner zorgt wel voor inkomsten, dus u mag niet te veel stof doen opwaaien.

DEVRIENDT. “Voor gezinszorg, thuisverpleging en dienstencheques kunnen wij zonder de overheid niet leven. Voor een bedrijf als het onze, dat marktgericht wil werken en het klassieke zorgmodel wil verlaten, is het dan zeer delicaat om heilige huisjes aan te pakken. Maar we moeten durven te zeggen dat het anders kan. Af en toe moet ik een revolutionair zijn. Neem intramurale zorg (in zorginstellingen, nvdr). De normen voor erkenning en financiering zijn gebaseerd op meetbare zaken, zoals het aantal personeelsleden of pillen die op het juiste tijdstip moeten worden gegeven. Maar er wordt nooit gekeken naar het welzijnsbeleven. Ik heb zelf nog het laatste rusthuis van het OCMW in Gent gesloten, waar ze nog met twintig in één zaal lagen. Nu zijn kamers alleen bijna de logica zelve. Mee evolueren met de mentaliteit is een moeilijk proces. De wetgeving loopt achter op de maatschappelijke trends.

“Er is ook geen enkel OCMW-rusthuis in Vlaanderen dat break-even draait. Het deficit wordt betaald door de gemeentelijke overheden. Ze worden dus twee keer gesubsidieerd met belastinggeld. En in kinderopvang mag je geen nieuw initiatief opstarten zonder er het lokale sociale beleid bij te betrekken. Maar je vraagt dan advies aan een gemeente die soms zelf een dossier heeft ingediend voor de uitbreiding van haar kinderopvang. Waar zijn we dan mee bezig? Die concurrentievervalsing maakt mij nijdig.”

“Nog een voorbeeld. Er is in Vlaanderen een gigantisch tekort aan verpleegkundigen. We proberen elkaars verpleegkundigen af te snoepen, wat wrevel wekt. Maar mijn 550 verpleegsters moeten taken doen die perfect door verzorgers kunnen worden gedaan, zoals een toilet (wasbeurt en eventueel aankleden, nvdr). Er worden op doktersvoorschrift jaarlijks 15 miljoen basistoiletten door het Riziv terugbetaald. Dat is ruim 800.000 uren die hooggekwalificeerde verpleegkundigen aan toiletten spenderen, goed voor 68 miljoen euro. Laat dat aan verzorgers en we maken in Vlaanderen minstens 400 verpleegkundigen vrij. Dat lost het probleem op, want er is een acute nood aan 300 verpleegkundigen. Waarom doet men niets?”

Kent u het antwoord?

DEVRIENDT. “Ik heb een vermoeden. Zorg is gemeenschapsmaterie en thuisverpleging is federale materie. Die twee zijn niet op elkaar afgestemd. Het Wit-Gele Kruis zal natuurlijk niet blij zijn met een nieuwe regeling voor die toiletten, want dat zit dan meteen met te veel verpleegkundigen. Maar soms moet je heilige huisjes durven aan te pakken. ”

“Maar helaas komen er almaar nieuwe huisjes bij. Zo verwacht men van ons een veel flexibelere opvang ‘s nachts. Thuiszorg dient inderdaad om mensen zo lang mogelijk weg te houden van de intramurale sector die veel duurder is voor de overheid, maar dan moet je ons ook de middelen geven om nachtzorg te kunnen verzekeren. Sociaal ondernemerschap wordt gewoon te weinig uitgewerkt. Het decretale kader weegt heel zwaar.”

Een gebrek aan regels zou de deur openzetten voor misbruiken.

DEVRIENDT. “Dat is waar. De cowboys uit de sector mogen geen kans krijgen. Maar de overheid is te vaak zelf bezig met zorg aan te bieden. Als ik zie hoeveel OCMW-rusthuizen actief zijn, naast de private sector en de vzw’s… De overheid is vaak rechter en partij.”

Overweegt u soms ook om activiteiten te stoppen?

DEVRIENDT. “Wij hebben al diensten afgebouwd. Wij hadden ook logopedisten, haarkapsters en pedicures in dienst, maar we konden die markt geen meerwaarde bieden omdat er te veel concurrentie was van zelfstandigen.”

Met zo’n commerciële diensten stelt u zich als social-profitorganisatie bloot aan kritiek.

DEVRIENDT. “Ik denk van niet. Het grote probleem van onze sector is dat we te weinig bekend zijn. We zijn veel te nederig. Neem de dienstencheques. Wie hoor je steeds in de media? Federgon, de federatie van bedrijven voor opleiding, outsourcing en bemiddeling. Maar als er één groep is die niet met de mensen bezig is, dan wel de uitzendkantoren. Zij hebben een commerciële meerwaarde gevon-den op kosten van de staat. Dat terwijl de dienstencheques een ongelofelijke impact hebben op wachtlijsten van de sociale inkomensgerelateerde poetsdiensten. Het moet uit de commerciële sfeer worden gehaald en meer doorgesluisd worden naar diensten uit de social-profitsector.”

Wil het succes van dienstencheques misschien zeggen dat ze voor de gebruiker te goedkoop zijn? Wordt de overheid gemolken?

DEVRIENDT. “Dat is een zwaar woord, maar je hebt gelijk. Het terugverdieneffect op de werkgelegenheid is gigantisch. Maar terwijl de commerciële sector er winst mee maakt, maken wij er verlies mee. Wij kunnen dienstencheques niet fiscaal inbrengen en wij investeren dubbel zoveel in het statuut van de werknemers.”

Hoe gaat u uit de rode cijfers geraken?

DEVRIENDT. “Wij factureren bijkomende diensten en hebben ook een spaarpotje. Maar het mag niet te lang duren.”

Solidariteit voor het Gezin groeit nog altijd met minstens 7 procent per jaar. Waarom per se nog groter worden?

DEVRIENDT. “Je bent ondernemer of je bent het niet. Dat drijft mij. Ons verhaal is nog niet af. We moeten creatief nadenken over nieuwe formules van dienstverlening, die kunnen worden gekoppeld aan hulpverlening. Met een nieuwe dienst als een strijkwinkel bewegen we ons in de commerciële sector, maar een jong koppel kan dan eerst zijn kindje afleveren bij de kinderkribbe en meteen de wasmand afgeven voor de strijk. Die geïntegreerde gedachte in thuiszorg wordt veel te weinig uitgedragen. Daar ben ik toch al twintig jaar mee bezig, maar ik heb nog maar een kwart van de weg afgelegd.”

Hebt u kinderen?

DEVRIENDT. “Neen, spijtig genoeg niet.”

Wie moet dan de rest van de weg afleggen?

DEVRIENDT. “Dit is geen familiebedrijf, hoewel ik altijd met Solidariteit voor het Gezin heb geleefd. De eerste kantoren waren in mijn ouderlijk huis. Ik had nochtans gezworen om nooit met mijn moeder samen te werken ( lacht). En zie mij hier nu zitten. Mijn moeder is nog altijd voorzitter, en toch lukt dat. Ik kom nog vree goed overeen met haar. Ik denk dat zij ongelofelijk tevreden is dat haar levenswerk is voortgezet.”

Bij een privébedrijf zou u nu meerderheidsaandeelhouder zijn.

DEVRIENDT. “Inderdaad, maar daar heb ik nooit een punt van gemaakt. Ik werk 60 uur per week zonder enig probleem, en mag niet klagen. Ik ben zelfstandige, met een managementvennootschap. En ik zorg dat mijn medewerkers niet slecht beloond worden. Ik ben veeleisend, maar daar moet iets tegenover staan. Ik heb trouwens een zeer lage mobiliteit bij mijn topkader. Ik werk al tien à vijftien jaar met dezelfde mensen. Ik heb intussen wel geleerd dat ik soms te snel ga en dat ik af en toe gas moet terugnemen.”

Overweegt u soms uw geluk elders te beproeven?

DEVRIENDT. “‘s Morgens kan ik met kinderzorg bezig zijn, ‘s namiddags met welzijnszorg of investeringsdossiers, en er is de politieke context. Deze sector is zó boeiend. Maar ik heb altijd de behoefte gehad om ook iets anders te doen. Vroeger kon ik me uitleven in de politiek. Ik was de jongste OCMW-voorzitter ooit in een grote stad en heb toch heel de Gentse OCMW kunnen veranderen. Dat gaf voldoening.

“Nadien heb ik net als mijn vrouw een passie voor wijn ontwikkeld, die het gat van de politiek perfect heeft ingevuld. Ik heb daardoor een ongelofelijk evenwicht gevonden. Ik ben eerst begonnen met schrijven over wijn in een eigen wijntijdschrift, zit in wijnclubs en ben ondervoorzitter van de Vlaamse wijngilde. Tien jaar geleden ben ik ook gestart met wijn maken. Ik heb een kleine wijngaard in Sarrians, nabij de Mont Ventoux. Ik ben daar in totale symbiose met de natuur. Mensen rond mij weten dat ik ook met andere aspecten van het leven bezig ben. Je moet geen vakidioot zijn.”

Hoe hebt u dat terrein ontdekt?

DEVRIENDT. “Op mijn 38ste kon ik een klein huisje met een gigantisch terrein kopen van een Nederlander. De grond was pure grand cru, een schot in de roos. Maar als allochtoon werd ik geconfronteerd met de protectionistische chauvinistische Franse maatschappij. Ik ondervond al snel dat ik het niet alleen zou kunnen bolwerken. Net toen ik wou opgeven, ontmoette ik een jonge kerel, wiens vader een wijngaard had maar de druiven gewoon aan de winkels verkocht. We zijn vrienden voor het leven geworden. We hebben nieuwe wijnranken geplant en kregen de kans om schitterende grond bij te kopen, met oude wijnstokken met Grenache, mijn favoriete druif. In totaal hebben we een kleine vijf hectare in cru Vacqueyras en huur ik nog drie hectare voor de Côte du Rhône.”

En u wilt de beste Vacqueyras maken?

DEVRIENDT. “Ik moet inderdaad mijn beste wijn nog maken, hoewel ik net mijn eerste goud heb behaald in de wijnwedstrijd van Mâcon. Kijk, Frankrijk heeft zoveel troeven, maar de Fransen beseffen te weinig dat ze zich op wijngebied de kaas van het brood laat eten. Als je ziet wat andere landen doen, is Frankrijk absoluut niet meer het basisland voor wijn. Hun eigen schuld. Maar ik probeer er wat aan te doen, ondanks de heilige huisjes. Ik zeg hen ‘ga voor kwaliteit, ban de plukmachine, doe strenge rendementscontrole, stop met spuiten van kopersulfaat, hou het op maximum vijf trossen per wijnrank’. Dat wordt me niet altijd in dank afgenomen. ‘Het is een Belg die het zegt, en dan nog een socioloog uit de social-profitsector. Dat kan toch niet’, zeggen ze dan.

“Men heeft al geprobeerd om mijn wijngaard te vernielen. Door de cipressen, die de wijnpercelen beschermen, in brand te steken, in de hoop dat de mistral de vlammen deed overslaan op de wijngaard. Ik heb zo toch enkele rijen verloren.”

“Maar intussen kennen de grote wijnbouwers in Vacqueyras me wel. Ze weten dat ik een meerwaarde beteken. Ik maak veel publiciteit voor hun regio.”

Werk en wijn, dat is het?

DEVRIENDT. “Ik doe niet aan sport. En zeggen dat ik vroeger zeer sportief was. Ik ben als 15-16 jarige nog kampioen van Vlaanderen tennis geweest, maar heb dan zware hepatitis gekregen toen ik op het punt stond om door te breken. Ik kwam net van een professionele stage in de VS, want ik ging tennisprof worden hé ( lacht). En ik dronk geen druppel alcohol. Ik ben dan maar weer beginnen studeren. En zo zit ik hier.”

Als we het gesprek beëindigen, kijkt Devriendt even beduusd naar zijn papieren. “Ik heb zoveel opgeschreven dat ik nog wou vertellen. Van alles wat hier staat, heb ik eigenlijk nog niets gezegd.”

“In de zorgsector moet je rekening houden met een externe partner die om de paar jaar wisselt, afhankelijk van verkiezingen, en dus geen betrouwbare parameter is””De overheid is te vaak zelf bezig met zorg aan te bieden. Ze is vaak rechter en partij”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content