De Antwerpse trader met een grotere stamboom dan de koning

G&C Kreglinger, een Antwerpse handelsmaatschappij, werd opgericht in 1797 en overleefde wereldoorlogen, depressies en het plotse overlijden van enkele familiale opvolgers. De traders zijn de trotse bezitters van het nummer 1 in het Antwerpse handelsregister en maken daar indruk mee bij hun nieuwe klanten.

In trading is het een voordeel als je kan uitpakken met zo’n verleden,” zegt Wim Arnouts, gedelegeerd bestuurder van Kreglinger Europe. “Wij betalen al 208 jaar onze rekeningen,” zegt hij soms tegen nieuwe klanten. “Het heeft ons ook geleerd om te relativeren. Er is geen man overboord als het eens een jaartje minder gaat. In het verleden hebben we al fortuinen verloren, maar we hebben altijd net iets meer gewonnen. En we zijn niet meteen euforisch wanneer het goed gaat. Niets is voor eeuwig.”

Dat het bedrijf zijn geschiedenis een reële waarde toedicht, blijkt uit de aankoop en de renovatie van het gildenhuis aan de Grote Markt 7, de oorspronkelijke vestiging van G&C Kreglinger. In 1998 ruilde het bedrijf een ander historisch pand – met de zogenaamde ‘pagaddertoren’ – en enkele gronden in het centrum van Antwerpen voor dit huis, waar Georg en Christian Kreglinger einde achttiende eeuw hun handel begonnen.

Als een kameleon is Kreglinger erin geslaagd om zich telkens aan te passen aan de veranderende tijden. In 1998, net na de viering van haar 200-jarige bestaan, beleefde de groep zijn voorlopig laatste gedaantewisseling. De holding Holdifima, die zowel de handels- als de distributie- en transportactiviteiten overkoepelde, werd opgedoekt. Holdifima hield ook minderheidsparticipaties in de ondernemersclub Asphales (die 10 % van Fortis bezit) en in Almanij, en was de uitvalsbasis van de familie Plouvier. Die had in 1963 de rol van de familie Kreglinger als ruggengraat van het bedrijf overgenomen.

Met het uiteenvallen van Holdifima trok een deel van de familie Plouvier de helft van de activa terug uit de groep Plouvier-Kreglinger. Met de andere helft werd de oorspronkelijke maatschappij G&C Kreglinger opnieuw opgericht. Voortaan werkt die als een holding, waarin Kreglinger Europa, Kreglinger Australia en Kreglinger Finance de belangrijkste takken vormen. In Europa vormt het huis aan de Antwerpse Grote Markt het centrum van alle activiteiten. Van daaruit wordt de handel van wol en schapenvellen (Frankrijk, Turkije, Rusland) gecoördineerd, de invoer van Australische wijn en tropische producten (Congo), en de distributie van fijne chemicaliën zoals aroma’s en voedingsadditieven. De Antwerpse traders hebben ook een belangrijke voet aan de grond in Australië, vanwaar ruwe schapenwol en huiden vooral naar China worden geëxporteerd. Sinds de overname van Pipers Brook Vineyard in 2001 is ook de uitvoer van wijn een groot onderdeel van de Australische dochtermaatschappij. De financiële tak, Kreglinger Finance, herbergt een investeringsmaatschappij en een vastgoedkantoor.

19de eeuw: winst verdubbeld in 2 jaar

Dat hun zaak zou uitgroeien tot een web van bedrijven en belangen, hadden de broers Georg en Christian Kreglinger wellicht niet durven dromen toen ze in 1797 in Antwerpen neerstreken. De twee zoons van de postmeester uit Karlsruhe (Duitsland) gaven met hun keuze voor de Scheldestad in ieder geval blijk van commercieel doorzicht. Met de komst van de Franse revolutionaire legers in 1794 was er weer verkeer op de Schelde mogelijk. Via Antwerpen kon een betrekkelijk groot hinterland, van Noord-Frankrijk tot de Rijn, worden bevoorraad.

De broers begonnen als inkoop- en verkoopcommissionair. Ze rekenden 1,5 tot 2 % commissie op de goederen die ze doorverkochten. In hun aanbod zaten huiden, verfhout en indigo uit Zuid-Amerika, katoen uit Amerika, Spaanse, Friese en Deense wol, en koffie, thee, rijst, olie, wijn en specerijen. Toen ze hun eerste winstrekening opmaakten na twee jaar, bleek dat ze hun startkapitaal bijna hadden verdubbeld.

Het pionierswerk van de Kreglingers om Antwerpen als handelsstad weer op de kaart te zetten, werd naar waarde geschat. Georg werd in 1801 betrokken bij de oprichting van de Antwerpse Conseil du Commerce, de voorloper van de kamer van koophandel. De nummer 1 in het Antwerpse handelsregister, waarmee G&C Kreglinger ook vandaag nog klanten overtuigt, is waarschijnlijk daarop terug te voeren. “Jammer genoeg zal die symbolische eerste plaats verdwijnen met de modernisering van het handelsregister,” zegt topman Wim Arnouts.

Opmerkelijk aan de Kreglingers is dat de bedrijfsleiding vijf generaties lang in handen bleef van nakomelingen die in eerste lijn afstamden van de oprichters. Roland Baetens, professor emeritus Hedendaagse Geschiedenis van de Universiteit Antwerpen en auteur van een lijvig werk over de huizen Plouvier en Kreglinger, ziet twee verklaringen voor die uitzonderlijke continuïteit. “Doordat een aantal mannelijke erfgenamen vroeg stierven, ontstond er een soort matriarchaat. De weduwen konden gedurende lange tijd waken over het familieaandeel,” zegt professor Baetens.

Bovendien werden leden van de familie nooit automatisch vennoot. Wie in het bedrijf kwam, begon onderaan de ladder als commis-négociant. “Wellicht heeft dat te maken met hun protestantse ethiek. Vaak werden ze pas vennoot na hun veertigste. Dat betekende dat ze eerst twintig jaar hard hadden moeten werken, voor een beperkt loon,” zegt Baetens. Vennoten kregen trapsgewijze meer aandeel en deelden in zowel winst als verlies. “Dat maakte de individuele uitdaging groter. Iedere generatie moest werken voor de opbouw van zijn eigen fortuin. Maar uiteindelijk waren het de familiebelangen die er beter van werden,” aldus professor Baetens.

20ste eeuw: met dank aan Leopold II

Vanaf midden negentiende eeuw werd de handel in wol en schapenvellen meer en meer de spil van G&C Kreglinger. De handel met Argentinië en vooral met Australië kende gouden tijden. Via participaties en krediet aan wolexporteurs zette Kreglinger voet aan grond in Buenos Aires, Montevideo en Sydney. Ook Londen, dat een groot deel van de Australische wol- en huidenhandel controleerde, kreeg een Kreglinger- filiaal.

Met dank aan Leopold II ontwikkelde zich een andere belangrijke tak van G&C Kreglinger: de handel in exotische producten. Leopold vergat zijn afkomst niet en zocht voor de exploitatie van zijn privé-kolonie contact met de Duitse handelsfamilies in Antwerpen. “Er bestaat een foto van Leopold II die bij zijn bezoek aan Antwerpen in 1907 Eugène Kreglinger feliciteert met de renovatie van het huis op de Grote Markt. Maar officieel begon de activiteit van Kreglinger in Congo pas in 1914.” Na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 werd de plantagemaatschappij van de Kreglingers omgevormd in een financieringsmaatschappij.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog legde het bedrijf zijn activiteiten in Antwerpen stil. Albert Kreglinger verhuisde naar Argentinië en hield de wol-, huiden- en koffiehandel aan de gang via de overzeese filialen. Dat de Kreglingers tijdens de oorlog dubbelspel hebben gespeeld, lijkt professor Baetens onwaarschijnlijk. “De Duitse families in Antwerpen waren als de dood om geassocieerd te worden met de bezetter. Bovendien had Kreglinger Australië en Groot-Brittannië nodig om te overleven. Ze konden zich geen misstap veroorloven.”

Met de vertegenwoordiging van de familie was het intussen slecht gesteld. In 1957 zat er geen mannelijke nazaat meer in het bestuur. Een aantal potentiële opvolgers was in de jaren dertig onverwacht overleden: Robert Kreglinger verdween spoorloos in 1931, Theo stierf in 1932, Eugene kwam om in een vliegtuigcrash in 1933. Pas in 1995 zou met Alec Le Jeune de laatste telg van de Kreglingers uit het bestuur verdwijnen.

Door de participatie van de transportgroep Plouvier in 1963 kwam Kreglinger weer in handen van een familie. Het idee was om de afhankelijkheid van wol en tropische producten te verkleinen door meer de nadruk te leggen op de handel in bouwmaterialen, metalen, plastics en nylon. Met haar ervaring in de transportsector en de goederenafhandeling werd de groep Plouvier daarvoor de meest geschikte partner geacht. Na de crisis van de jaren zeventig werd deze diversificatie weer afgebouwd en het aantal overzeese filialen teruggeschroefd.

21ste eeuw: Australische wijn

Vandaag wordt G&C Kreglinger geleid door Paul de Moor (44), getrouwd met Sylvie Plouvier. Het vermogen van de familie De Moor-Plouvier werd in 2002 geschat op 142,89 miljoen euro, goed voor een 49ste plaats in de Belgische top-100 van zakenfamilies. Hubert Plouvier (40), zwager van De Moor en voormalig gedelegeerd bestuurder van Plouvier & Kreglinger, vertegenwoordigt de andere tak van de familie Plouvier. Momenteel is hij gedelegeerd bestuurder van Fin. Co, dat de activiteiten controleert van Plouvier Transport en Kregfima. De derde tak van de familie wordt gedragen door Robert Van den Broeck (62), zoon van Yvonne Plouvier en van 1986 tot 1995 bestuurder van Holdifima.

Paul de Moor verblijft acht maanden per jaar in Tasmanië, vanwaar hij de activiteiten van Kreglinger in de wijnhandel uitbouwt. De nieuwe diversificatie komt na een paar mindere jaren in de wol- en schapenvellenhandel, nog altijd goed voor driekwart van de omzet.

De groep Kreglinger heeft een omzet die schommelt tussen 120 en 180 miljoen euro, vooral afhankelijk van de vraag naar wol en schapenvel. Het bedrijf beschikt over een niet-geconsolideerd eigen vermogen van 50 miljoen euro en heeft ruim 300 mensen in dienst, waarvan bijna 200 in Australië.

Wouter De Broeck

“In het verleden hebben we al fortuinen verloren, maar we hebben altijd net iets meer gewonnen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content