Dalende prijzen maken olie duur

Maak u geen illusies: de olieprijzen blijven niet laag. Het tekort aan investeringen en nieuwe olievelden begint te wegen op het aanbod. De vraag hoeft zelfs niet aan te trekken om de prijzen weer te doen stijgen.

Als we de Saudische minister van Olie Ali al-Naimi mogen geloven, dan zullen stijgende petroleumprijzen binnenkort “de wielen onder een al ontspoorde wereldeconomie wegslaan”. Zijn Iraanse collega is het met hem eens: “Als de economische wereldcrisis eindigt en de vraag naar olie trekt opnieuw aan, dan kan de oliemarkt een nieuwe prijzenschok beleven”, zegt hij. De baas van Chevron, de op een na grootste petroleummaatschappij van de VS, maakt zich eveneens zorgen dat “een nieuwe periode van aanbodkrapte” op komst is. Op een recente top van oliebonzen, bijeengeroepen door de organisatie van olie-exporterende landen OPEC, was het overigens moeilijk om iemand te vinden die geen prijsverhoging verwachtte die de vergelijking met de enorme sprong naar 147 dollar per vat van verleden jaar kan doorstaan.

Op het eerste gezicht lijkt die bezorgdheid absurd. De duik van 115 dollar die de olieprijs nam, was de duizelingwekkendste die de wereld ooit beleefd heeft. En de vraag naar olie daalt nog altijd, nu de wereldeconomie wegkwijnt. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) denkt dat het wereldwijde olieverbruik dit jaar zal dalen met 2,6 miljoen vaten per dag of ongeveer 3 procent. Vorig jaar bedroeg de terugval 200.000 vaten per dag. Het is van de jaren tachtig geleden dat de vraag nog twee jaar na elkaar afnam.

De jongste weken waren de Amerikaanse oliereserves groter dan ooit in deze periode van het jaar. Er is bijna geen plaats meer om nog ruwe olie op te slaan, zegt Jeff Currie van Goldman Sachs. De voorraden van de rijke landen dekken nu 62 dagen verbruik en dat is het hoogste peil sinds 1993.

Gezocht: nog een Saudi-Arabië

Intussen pompen de oliemaatschappijen lang niet zoveel naar boven als ze zouden kunnen. De OPEC heeft sinds september al drie productieverminderingen aangekondigd in een poging om de prijzen te stabiliseren. Analisten schatten dat de leden, die doorgaans van weinig discipline getuigen, zo’n 3,3 miljoen vaten per dag minder oppompen.

Ondanks de toenemende overproductie is de olieprijs niettemin in de voorbije weken gestaag blijven stijgen (zie grafiek). Op 20 mei kostte een vat voor het eerst in meer dan zes maanden weer meer dan 60 dollar. Dat is een stijging met meer dan 75 procent sinds 12 februari, toen een vat minder dan 34 dollar kostte. De prijzen van de futures lijken bovendien aan te geven dat de energietraders verwachten dat de prijzen nog hoger zullen gaan in de komende maanden en jaren.

De verklaring is eenvoudig. De oliehandelaars maken zich zorgen omdat ze geloven dat veel van de factoren die schuilgingen achter de recordstijging van vorig jaar, nog altijd gelden. Een groot deel van de ‘gemakkelijke’ olie in de wereld is al opgepompt of is in handen van regeringen die niet toelaten dat buitenlanders zich met de exploitatie bezighouden. De maatschappijen moeten dan ook op jacht naar nieuwe reserves in steeds onherbergzamer en ontoegankelijker gebieden, zoals de diepzee voor de kust van Afrika of de bevroren oceanen aan de Noordpool. Om die olievelden te ontwikkelen, is veel tijd en heel wat dure technologie nodig. Die nieuwe ontginningen zijn doorgaans ook kleiner dan in het verleden en geraken sneller uitgeput.

De oliemaatschappijen moeten dan ook dubbel zo hard werken om opdrogende olievelden te vervangen en de productie te verhogen. Zoals Francisco Blanch van Merrill Lynch zegt, moeten ze om de twee jaar een Saudi-Arabië aan olie vinden, alleen maar om de productie op peil te houden. Het mangelt de petroleumindustrie echter aan uitrusting en mankracht ten gevolge van tientallen jaren van onderinvestering toen de prijzen laag waren.

Zodra de wereldeconomie weer begint te groeien, zo luidt de theorie, zal de vraag naar olie opnieuw de leveringscapaciteit van de petroleumindustrie overtreffen. De schijnbaar comfortabele buffer van voorraden en reservecapaciteit zal spoedig verdwijnen en dat zal de prijzen pijlsnel de hoogte injagen. Met andere woorden: de wereldwijde recessie heeft de ‘supercyclus’, waar zoveel analisten het over hadden, enkel maar onderbroken. In die cyclus zou de normale boom-&-bustcyclus van petroleum en andere grondstoffen leiden tot een langdurige periode van hoge prijzen omdat de voortdurend toenemende vraag vanuit de opkomende markten alles opslokt wat de ontginningsbedrijven kunnen produceren.

Duidelijke diagnose, geen medicijn

De oliebazen, de OPEC-ministers en de angstige bankiers zijn het roerend eens over wat er moet gebeuren om te vermijden dat zo’n scenario werkelijkheid wordt: overvloedig investeren in de ontwikkeling van nieuwe olievelden en in exploratie. Maar precies het omgekeerde gebeurt. De olie-industrie snoeit in haar uitgaven, er worden minder nieuwe velden in productie genomen en er wordt minder geëxploreerd. Het IEA gaat ervan uit dat de investeringen dit jaar met 15 tot 20 procent dalen.

Het aantal boorinstallaties daalde volgens Baker Hughes, een onderneming die diensten levert voor olievelden, in de twaalf maanden tot april met 32 procent. In de Verenigde Staten, waar er een overvloed is, niet alleen aan olie maar ook aan aardgas, is het aantal installaties teruggevallen tot minder dan de helft van de piek die vorig jaar bereikt werd. De OPEC-landen hebben 35 grote projecten afgeblazen of opgeschort, zegt de secretaris-generaal van de organisatie, Abdalla Salem el-Badri.

In theorie zou dat helemaal niet mogen gebeuren. Grote westerse oliemaatschappijen beweren dat ze gedurende heel de cyclus aanhoudend blijven investeren, ongeacht de prijsschommelingen. Grote olievelden, zo voeren ze aan, vergen een ontwikkelingsperiode van een decennium of meer en kunnen dan enkele decennia olie of gas produceren. De olieprijs op het moment dat de investering goedgekeurd wordt, is dan ook irrelevant. Wat belangrijk is, is ervoor te zorgen dat de projecten binnen een marge van mogelijke toekomstige prijzen winstgevend blijven. Gezien het feit dat de meeste olielui verwachten dat de prijzen op middellange termijn zullen stijgen, kan tenminste verwacht worden dat ze hun investeringen aanzwengelen om te profiteren van de goede tijden die op komst zijn.

Maar de extreme volatiliteit van de prijzen heeft de grote oliemaatschappijen voorzichtiger gemaakt. De kleinere maatschappijen hebben dan weer lang niet dezelfde financiële draagkracht en kunnen hun investeringstempo van vorig jaar niet aanhouden. Alle grote Amerikaanse ‘onafhankelijke’ firma’s hebben hun investeringen scherp naar beneden gehaald. Een handvol onafhankelijken, zoals Premier Oil, een Brits bedrijf dat onlangs nog kapitaal ophaalde, beschikt wel over voldoende cash om zijn investeringen te verhogen. Maar de baas van Premier, Simon Lockett, zegt dat het zich meer zal concentreren op de afwerking van lopende projecten en minder op exploratie.

Dan zijn er ook nog de staatsmaatschappijen in landen die zwemmen in de olie. Die ondernemingen controleren de overgrote meerderheid van ‘s werelds olievoorraden. De best presterende blijven investeren. Saudi Aramco, de grootste olieproducent ter wereld, rondde onlangs een vijfjarenplan af om zijn productiecapaciteit op te voeren van 10 miljoen naar 12,5 miljoen vaten per dag. In de volgende vijf jaar zet het meer dan 60 miljard dollar opzij voor investeringen. Maar uiteraard is het niet erg geneigd om nieuwe velden te blijven ontwikkelen als het al 4,5 miljoen vaten aan onbenutte capaciteit heeft. Petrobras, een maatschappij waarin de Braziliaanse staat een controleparticipatie heeft, wil zijn investeringen in de komende vijf jaar met 55 procent aanzwengelen naar 174 miljard dollar. Zijn recente offshorevondsten zouden tot de grootste olievelden behoren die ooit ontdekt werden. Ze bevinden zich echter diep in de ondergrond. Niemand weet hoe duur het zal zijn en hoelang het zal duren om ze te ontginnen, maar de enorme omvang van het investeringsprogramma doet veronderstellen dat de olie niet goedkoop zal zijn.

Andere staatsbedrijven hebben veel minder investeringsruimte. In Rusland daalt de productie omdat het privékapitaal afgeschrikt werd door een reeks onteigeningen, terwijl de staat tegelijkertijd de firma’s die ze controleert niet de nodige fondsen bezorgt om te investeren. En de Venezolaanse nationale petroleummaatschappij zit zo krap bij kas dat ze haar onderaannemers niet meer kan betalen.

De meeste olierijke staten zijn natuurlijk blij met de stijgende prijzen. Heel wat onder hen zijn gewoon geraakt aan de record-inkomsten van de voorbije jaren en hadden moeite om hun begroting in evenwicht te houden toen de prijzen vorig jaar inzakten. De Saudische koning heeft al aangegeven dat hij 75 dollar per vat een redelijke prijs vindt. Iran en Venezuela gedragen zich iets meer als haviken. Het is onwaarschijnlijk dat zij investeren om de prijzen naar beneden te halen.

Trucjes zijn onvoldoende

De firma’s die diensten leveren aan de oliemaatschappijen, zijn bij de eerste die lijden onder deze evolutie. Marktleider Schlumberger heeft zijn geplande investeringen voor dit jaar met 13 procent teruggeschroefd naar 2,6 miljard dollar nadat zijn winst tijdens het eerste kwartaal met 30 procent teruggevallen was. Het heeft dit jaar al 5000 jobs geschrapt en daar blijft het niet bij. Concurrent Baker Hughes dankte al 3000 medewerkers af.

Een tekort aan investeringen betekent ook minder uitgaven voor onderhoud, met het risico op een snellere terugval van de productie. Het IEA schat dat de output van volledig ontwikkelde velden buiten de OPEC op natuurlijke wijze zal dalen met ongeveer 11 procent per jaar. Met trucjes als water en gas inspuiten om de druk hoog te houden, slagen de oliefirma’s er evenwel in om het dalingsritme te beperken tot 7,7 procent. Door de lagere investeringen dit jaar, zo berekende het IEA, zal het tempo weer naar 9,4 procent stijgen. Dat zal de wereldwijde olieproductie dit jaar met 110.000 vaten en volgend jaar met 250.000 vaten per dag doen krimpen.

Een lichtpuntje zijn de dalende kosten in de sector. Sommige prijzen gaan erg snel naar beneden: een boorinstallatie huren in Zuidoost-Azië kostte vorig jaar nog 225.000 dollar per dag, nu nog slechts 160.000 dollar, zegt Lockett van Premier Oil.

Anderzijds zijn er nogal wat beperkingen die wegen op de expansie. Zo zijn er niet voldoende ervaren petroleumingenieurs en geologen, zegt Iain Manson van de rekruteringsfirma Korn/Ferry. Hij denkt dat het wel een decennium of meer zal duren voor het tekort weggewerkt is. Intussen dalen de lonen in de olie-industrie bijlange na niet zoveel als de andere kosten.

Erger is dat de overheden blijkbaar niet erg bereid zijn om oliemaatschappijen gemakkelijker toegang te geven tot de meest veelbelovende exploratiegebieden. De plannen van Irak om grote nieuwe contracten te geven aan buitenlandse firma’s hebben jaren achterstand, net zoals zijn nieuwe petroleumwet trouwens. De Amerikaanse sancties blijven de investeringen in Iran fnuiken. De Mexicaanse regering gaf onlangs weliswaar het staatsoliemonopolie Pemex meer armslag om buitenlandse aannemers in te huren, maar ze liet tegelijkertijd haar omvangrijke plannen varen om privé-investeringen in exploratie en productie toe te laten. De Nigeriaanse regering is het niet gelukt om de opstand in de Nigerdelta neer te drukken, zodat het voor oliebedrijven nog altijd moeilijk blijft om daar te werken. Zelfs in Amerika blijven, ondanks een jarenlange discussie, de meeste kustwateren en een groot deel van Alaska verboden terrein voor boringen.

China heeft al dorst

Kortom, zo voert Jeff Currie van Goldman Sachs aan, de ‘bovengrondse’ problemen zoals beperkte toegang en toenemende kosten zijn niet verdwenen. Een groei van het aanbod blijft dus een moeilijke zaak. Als de vraag opnieuw opleeft, zullen scherpe prijsstijgingen bijgevolg onvermijdelijk zijn.

Dat betekent echter niet dat een prijzenpiek meteen voor de deur staat. De snelheid waarmee die er komt, hangt af van de sterkte van het economische herstel. Als oliemaatschappijen tegen hun opslagplafond aanbotsen voor de vraag weer aantrekt, zegt Currie, kunnen de prijzen wel eens opnieuw verslappen.

Op dit ogenblik blijft de vraag naar olie dalen, ondanks een lichte verbetering van de economische vooruitzichten. De jongste cijfers doen uitschijnen dat de dorst van China weer groter wordt. De import benadert er het niveau van voor de crisis en de verkoop van nieuwe auto’s bereikte in april een recordhoogte. Dat zal echter niet genoeg zijn om de wereldwijde voorraden te doen afnemen. Ed Morse van LCM Commodities wijst er ook op dat na de vorige prijzenschokken de vraag gewoonlijk niet steeg naar het vroegere niveau.

Daarnaast kunnen overheden allerlei maatregelen nemen om de nakende prijsstijgingen te temperen, zo voert de consultant McKinsey aan. De zogenaamde ‘supertrucks’ kunnen bijvoorbeeld de ener-gie-efficiëntie van de transportsector verbeteren. Rijke landen kunnen hun invoertarieven op ethanol afschaffen. Op langere termijn zullen ook strengere CO2-normen de vraag naar olie in heel de wereld doen inkrimpen. (T)

Cash, blz. 8

Tips van analisten

The Economist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content