DAG VREEMDE MAN

Er zijn maar weinig beroepen die zo’n tweeslachtig karakter vertonen als dat van centraal bankier.

De term alleen al roept een bijna goddelijke sfeer van sérieux en technisch hoogstaande kennis op. Een centrale bankier kan ver van het politieke gewoel beslissingen nemen die een diepgaande impact hebben op het welzijn van de samenleving en die – helaas – slechts door weinigen worden begrepen, laat staan kritisch beoordeeld. De meeste centrale bankiers zullen niet aarzelen om deze welzijnsaspecten voortdurend – zij het meestal erg subtiel – in de verf te zetten. Op die manier ontstaat immers een vorm van continuïteit rond deze mythische constructie.

Jammer genoeg zijn centrale bankiers meestal geen mythische figuren: net zoals kappers, dokters of landmeters doen ook zij aan job- en inkomensbescherming. En net zoals bij andere beroepsgroepen halen ze daarvoor argumenten aan waaruit het “speciale” karakter van hun beroep zou moeten blijken. Argumenten die zelden echt hout snijden.

De dagelijkse realiteit leert ons dat niet het sérieux en evenmin de voortdurende grote bekommernis om het algemeen belang aan de basis liggen van de acties van de centrale bankiers. Meer nog: weinig beroepen vertonen zo’n door-en-door politiek karakter als dat van centraal bankier. Wat verschilt, is de concrete manier waarop door elk van hen aan politiek wordt gedaan.

Alan Greenspan, de voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve Board (zie ook omslagverhaal, blz. 30) bijvoorbeeld, houdt ervan om op een subtiele manier achter de schermen te werken. Af en toe komt hij getuigenis afleggen voor het Amerikaanse Congres, waarbij hij subtiele verwijzingen maakt naar, en aanbevelingen geeft voor allerhande beleidsaspecten waar niet hij en zijn Fed, maar wel de federale regering verantwoordelijkheid voor dragen. Iemand als Greenspan beperkt zich echter meestal tot die zaken die direct en indirect een impact kunnen hebben op de resultaten van zijn monetaire beleid.

Een heel andere stijl hanteert Fons Verplaetse. De nu 68-jarige Zultenaar zwaait sinds juli 1989 de plak bij de Nationale Bank van België ( NBB). Bij zijn (voorlopig) definitief afscheid in februari volgend jaar zal Verplaetse dus net geen tien jaar aan het monetaire roer hebben gestaan. Hij kon – het moet gezegd – in die periode enkele puike resultaten neerzetten: onder zijn bewind bleef de frank stabiel en de inflatie laag; tijdens zijn gouverneurschap werd de frank aan de mark gekoppeld. Een koppeling die een zulkdanige rentedaling toeliet dat de begrotingssuccessen van ons land in flinke mate op het conto van Verplaetse mogen worden geschreven.

Maar in tegenstelling met Greenspan moeit Verplaetse zich wél met ongeveer alles. Eerste minister Jean-Luc Dehaene (CVP) laat zich dat welgevallen omdat hij mee de vruchten plukt van de tussenkomsten van Verplaetse. En Verplaetse weet drommels goed wie hem politiek de hand boven het hoofd houdt. De juiste machtsrelatie tussen beide heren bleek duidelijk tijdens de discussie over de aanstelling van een nieuwe directeur. Verplaetse schoof voor die functie Marcia De Wachter – zijn onbetwistbare beschermelinge binnen de NBB – naar voor. Maar dat was buiten Dehaene gerekend: de premier vindt dat De Wachter alleen kan worden benoemd als ook zijn beschermeling – Jan Smets – in de directeursstoel komt. En zo zal dus geschieden.

Een eerste minister kan naar eigen goeddunken omgaan met de bemoeizucht van een centraal bankier. Heel wat andere mensen, zowel binnen als buiten de Nationale Bank, kunnen dat niét. De jongste maanden regende het weer klachten – steeds informeel en uiteraard off the record – over despotisme en machtsmisbruik vanwege de gouverneur. De heilige koeien van Verplaetse daarbij zijn bekend: de Economische en Monetaire Unie(EMU) en de euro, de begrotingsdiscipline, de strakke loonpolitiek en uiteraard het beleid van de NBB zelf. Zelfs subtiele kritiek op één van deze elementen is uitgesloten. Ofwel geeft de gouverneur, persoonlijk of via luitenant De Wachter, aan de betrokkene een fikse uitbrander, ofwel krijgt de werkgever van de betrokken persoon te horen dat deze of gene niet langer in de smaak valt van de gouverneur.

“Verplaetse moet zo snel mogelijk weg,” zo fluisteren steeds meer mensen die de gouverneur dagelijks aan het werk zien en hem een almaar onwaarschijnlijker en wereldvreemder gedrag zien tentoonspreiden. Zij getuigen van een vreemde man, die – méér dan welke academische econoom ook – gevangen zit in zijn ivoren toren. De gouverneur heeft zich zodanig gelaafd aan het elixir van de macht dat hij er blind en doof door is geworden. Verplaetse slaagt er niet langer in rekening te houden met anderen – laat staan met hun mening. Het is pijnlijk te moeten vaststellen dat velen zich nu al verkneukelen in het zwarte gat dat de man te wachten staat wanneer hij over enkele maanden zijn gouverneurszetel aan een ander zal moeten laten. Mensen die nu nog angstig in elkaar krimpen bij barse telefoontjes zullen dan immers lachend de telefoon kunnen inhaken nog voor de tirade begonnen is.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content