Citibank onder vuur

Teleurstellende winst, een moeizame herstructurering en een resem schandalen: aan problemen geen gebrek bij Citibank. En toen moest de aanval van de SP.A nog komen.

Koopt de grootste bank ter wereld weldra het Nederlandse ABN Amro? Volgens The Wall Street Journal wordt die optie bestudeerd. Al lijkt het op een vlucht vooruit. Want een paraplu om onder te schuilen heeft Charles Prince (Chuck voor de vrienden) niet meer. Vorige maand kondigde de gedelegeerd bestuurder van Citigroup aan dat de bank voort- aan door het leven zou gaan als Citi en dat er een nieuw logo zou komen: de beroemde rode paraplu wordt opgeborgen. Maar een nieuw logo alleen zal niet voldoende zijn.

Want de frontale aanval van de SP.A op de Belgische dochter Citibank is niet het enige probleem waarmee de bank de laatste jaren te kampen kreeg – en zeker niet het ergste. Ze was betrokken bij zowel de Enron- als de Parmalataffaire. In Japan moest de bank drie jaar geleden zijn privatebankingactiviteiten stopzetten na ernstige overtredingen van de regels over witwaspraktijken. De Australische beursautoriteit Asic startte in april vorig jaar een onderzoek naar insider trading bij de verkoop van goederenbehandelaar Patrick Corporation. Het optimisme van de beleggers kreeg op 23 februari een nieuwe knauw toen de Amerikaanse beurswaakhond, de Securities and Exchange Commission (SEC), bekendmaakte een onderzoek te hebben geopend. Aanleiding: de manier waarop Citi de belastingen verwerkt had bij de overname van consumptiekredietverlener Associates First Capital in 2000.

Toch wanhoopt Prince niet. “De zware investeringen beginnen vruchten af te werpen,” liet hij weten in een poging de critici te overtuigen dat de bank niet bij de pakken blijft neerzitten. Al is die indruk niet onlogisch. “Een bank die zo zwaar en complex is als Citi, kan niet van de ene dag op de andere veranderen,” merkt Prince op. Zijn voorganger, Sandy Weill, bouwde een bankimperium uit door bedrijven goedkoop over te nemen, de kosten tot een minimum te herleiden en dan weer andere bedrijven te kopen. Maar hij besteedde weinig aandacht aan de vraag hoe die stukken in elkaar pasten, noch hoe zijn uitdijende machine kon gestuurd worden.

Toen Prince de teugels overnam, bestond zijn eerste job erin om ervoor te zorgen dat de SEC de bank met rust liet. Zijn tweede taak was (en is nog steeds) opnieuw een groeimotor te vinden onder alle carrosserieonderdelen die Weill in elkaar geschroefd had. En dus koos hij ervoor een aantal dingen te doen die zijn voorganger had verwaarloosd en komaf te maken met zaken waar Weill beter vanaf was gebleven. Hij verkocht verschillende verzekeringsactiviteiten die niet in zijn visie pasten. Hij begon ook te investeren in gebieden die Weill, in zijn drang naar kostenbesparing, genegeerd had: bankkantoren, interne controle, productontwikkeling en technologie. Zo hoopt Prince de vele onderdelen van Citi aan elkaar te lassen. Hij wil van Citi een samenhangend geheel maken, eerder dan een allegaartje dat onder een enkel baldakijn schuilt.

Kan Citi groeien?

Want de hamvraag is: kan Citi groeien op eigen kracht? Het antwoord hangt in hoge mate af van zijn consumentenbusiness. Bedrijfsbankieren vertegenwoordigt slechts een derde van de winst, retail is goed voor het grootste deel van de rest. De andere groeipool, zo zegt de bank zelf, zijn de kansen die zich in het buitenland voordoen. Net als zijn rivalen hoopt Citibank munt te slaan uit twee grote tendensen: de groeiende middenklasse in de opkomende markten (die geld zal moeten lenen voor auto’s, huizen en hoger onderwijs) en het toenemende aantal multinationals (die bankiers nodig hebben die zaken doen van Kazachstan tot Canada).

Charles Prince moet Citi omvormen van een bank die alleen groeide door overnames naar een financiëledienstengroep die organisch groeit. Daarin is zijn voorganger nooit geslaagd. Misschien twijfelde hij eraan of dat wel mogelijk was. “Weill had er weinig vertrouwen in dat Citi intern kon groeien,” legt Dick Bove van investeringsbank Punk Ziegel uit. “Hij sleurde dan ook constant geld uit Citi om elders groei te gaan kopen.” Zolang die kooprage woedde, werkte dat prima. Maar het werd almaar moeilijker om alle stukken en brokken die hij opkocht te managen. Een reeks aanvaringen met de regelgevers bracht Weill er uiteindelijk toe om Prince, een advocaat van opleiding, binnen te halen om orde op zaken te stellen.

Want ook de pijlsnel stijgende kosten, Princes grootste probleem overigens, vinden hun oorsprong in het gebrek aan investeringen in technologie en infrastructuur die nodig zijn om van Citi een samenhangend geheel te maken. Daarom is Prince vastbesloten om te investeren in de internationale aanwezigheid van Citi, wat de grootste kracht van het bedrijf zou moeten zijn. Hij wil door interne groei en kleine overnames de internationale inkomsten op 60 % van het totaal brengen. Nu is dat nog 45 %.

De Citigroep is met kantoren in meer dan 100 landen en 80 miljoen klantenrekeningen buiten de eigen grenzen veruit de meest kosmopolitische Amerikaanse bank. In 2006 puurde de groep 2,88 miljard dollar (2,18 miljard euro) winst uit zijn internationale consumentenbusiness. Er werden vorig jaar bijna 1200 bankfilialen en kantoren voor consumentenkrediet geopend, voor het merendeel in snel groeiende markten als India. Begin oktober nam Charles Prince een participatie van 20 % in de Turkse Akbank. Een maand later betaalde een consortium onder leiding van Citi 3,1 miljard dollar (2,35 miljard euro) voor een belang van 85 % in de noodlijdende Guangdong Development Bank, die 13 miljoen Chinese klanten telt. Alleen het Britse HSBC en GE Capital komen in de buurt qua bereik en kennis van de lokale markten.

Overal present, nergens sterk

Helaas heeft al dat globetrotten tot dusver weinig resultaten opgeleverd. Het afgelopen jaar daalde de winst uit de internationale consumentenactiviteiten van Citi zelfs lichtjes, met zo’n 2 %. “Het gevaar bestaat dat Citi zichzelf te dun uitsmeert,” meent David Hendler van CreditSights. “Ondanks zijn enorme totale omvang is het toch mogelijk dat het op elke afzonderlijke markt niet genoeg uitgroeit om echt winstgevend te zijn.” Behalve in Mexico, waar het met Banamex een van ‘s lands grootste banken kocht, mangelt het Citi nog altijd aan een dominerende aanwezigheid op de meeste aantrekkelijke internationale markten. Daarom slaagt de groep er ook niet in om te profiteren van schaalvoordelen op het vlak van marketing, technologie en (vooral) het verzamelen van gegevens over de kredietgeschiedenis van zijn klanten. Dat laatste is van vitaal belang op plaatsen waar geen formele kredietkantoren zijn. Daarbovenop komt dat de bescheiden retailbanken onder de Citibankparaplu er door hun gebrek aan schaalgrootte evenmin in slagen veel klandizie aan te trekken voor andere activiteiten, zoals de beursmakelaardij.

Is het glas halfleeg of halfvol? “De kleine opvang van Citi op die markten geeft het meer ruimte om te groeien, vooral omdat zijn concurrenten relatief ongesofisticeerde plaatselijke banken zijn,” luidt de redenering van de optimisten. Maar er zijn andere factoren die in het voordeel spelen van de lokale actoren. De regelgeving bijvoorbeeld. Zo laat India niet toe dat buitenlandse banken voor de volle 100 % eigenaar zijn van binnenlandse instellingen. Citi slaagde erin om die regel te ontduiken door zogenaamde ‘kantoren voor consumentenkrediet’ te openen, die wel geld uitlenen maar geen deposito’s inzamelen. Maar op dit ogenblik heeft het slechts 409 van die kantoren, terwijl zijn lokale rivalen er duizenden hebben. In andere landen, zoals Turkije en Brazilië, zijn er nauwelijks of geen mogelijkheden om zomaar een bank te kopen. Citi kan bijna niet anders dan kleine belangen te nemen in plaatselijke banken of vestigingen van de grond af op te bouwen. Een moeizaam proces.

Geen sant in eigen land

Ondanks Citi’s grootdoenerij over zijn internationale dimensie, maakt het nog altijd 57 % van zijn winst in eigen land. Helaas wordt het daar eigenlijk met hetzelfde probleem geconfronteerd als in het buitenland. Gemeten naar de deposito’s is ze de zesde grootste bank van Amerika met een aandeel van 3,5 %, volgens onderzoeksfirma SNL Financial. Bank of America, (BoA), de grootste en meest winstgevende retailbank van het land, is bijna drie keer groter. Zowel in het binnen- als in het buitenland is Citi wijd- maar fijnvertakt. Volgens de Dominion Bond Rating Service heeft het in geen enkele staat meer dan 10 % marktaandeel. Het moet het dus afleggen tegen kleppers als Wachovia en BoA, die hun geprefereerde markten domineren en daardoor kunnen genieten van operationele efficiëntie.

Daardoor kunnen de concurrenten van Citi putten uit een diepe bron van goedkope deposito’s om hun leningen te financieren. Citi daarentegen moet geld ophalen uit de geldmarkten. Het heeft dus (meer dan zijn rivalen) te lijden gehad van stijgende ontleningskosten. Om meer deposito’s aan te trekken, biedt Citi de klanten van zijn onlinebank gulle interestvoeten aan. Het is ook bezig om zijn eerste kantoren neer te planten in plaatsen als Boston. Daarbij vertrekt Chuck Prince van de (onbeproefde) theorie dat het zijn beurs- en kredietkaartklanten daar kan overtuigen om er ook hun bankzaken met Citi te doen. Of die gok resulteert in organische groei, valt nog af te wachten.

Bewerking: Luc Huysmans

Copyright: The Economist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content