Chers amis

Manu Ruys, oud-hoofdredacteur van krantengroep De Standaard, analyseert wrang, kribbig en wat verbitterd wie er werkelijk aan de touwtjes trekt in België. “Elke week wordt er wel ergens in een Poupehan overnacht en overlegd.”

Het gedwongen vertrek van Sabena-baas Pierre Godfroid krijgt in Achter de maskerade een pregnante symbolische betekenis. Het spectaculaire ontslag maakt duidelijk hoe het befaamde Belgische pacificatiemodel omspringt met leden die het getalm beu zijn. Godfroid verloor zijn geduld en zegde eenzijdig de collectieve arbeidsovereenkomsten op. Dat was nooit eerder in België gebeurd. De maatregel voerde niet alleen de onvrede bij de rumoerige vakbonden naar een climax. Manu Ruys wijst er ook op dat “de afkeurende stilte waarin de maatregel door de gezagdragers binnen de ondernemerswereld geacteerd werd, oorverdovend” was. Onder druk van de vakbonden en de Waalse socialistische ministers moest Godfroid ontslag nemen.

ARRANGEREN.

Godfroid had gezondigd tegen de ongeschreven wetten van de Belgische machtscenakels. Precies over die duister omrande regels, gebruiken en misbruiken heeft de inmiddels 72-jarige, naar de kust verhuisde Antwerpenaar Ruys het uitvoerig en niet zonder bitterheid in zijn nieuwe boek. De ondertitel zweept de al voldoende heldere titel nog aan : Over macht, schijnmacht en onmacht.

Germanist Ruys begon zijn indrukwekkende loopbaan als parlementair redacteur, waardoor hij al meteen letterlijk in het centrum van het politieke halfrond terechtkwam. Later stapte hij over naar de politieke redactie van de krantengroep De Standaard/Het Nieuwsblad. Van 1975 tot 1989 was hij er hoofdredacteur. Zelfs nog voor die tijd had hij zich al ontpopt tot biechtvader van enkele toppolitici. Dat etiket zal hij wellicht onterecht vinden. In het boek is hij zelfs erg sceptisch, schamper en stuurs over de media. In de zogeheten vierde macht gelooft hij al helemaal niet. De politici die hem op die manier benaderden, beschouwt hij vooral als niet noodzakelijk ongevaarlijke stroopsmeerders.

De manier waarop toppolitici de politieke journalisten trachten te (s)lijmen, komt spits tot uiting in een anekdote. Ruys vertelt hoe een zwaar beschonken eerste minister Edmund Leburton zich vanop het spreekgestoelte van de kamer onheus tot hem richtte, die in de perstribune het debat gadesloeg. “De van nature goedaardige bewindsman besefte achteraf zijn blunder-met-gezichtsverlies en wenste zich te verontschuldigen. Een vriend van hem, een Luikse grootindustrieel, zou tussenpersoon spelen en nodigde mij uit voor een weekeinde in zijn landgoed. Ik nam de invitatie aan, omdat ik wilde ervaren hoe die lieden zoiets pogen te arrangeren.”

Samen met de toenmalige Waalse socialistische premier en diens kabinetschef Guy Spitaels bracht Ruys een leuke namiddag door op een prachtig domein. “Rondom ons kwamen en gingen allerlei chers amis, politici, advocaten, industriëlen, met hun jonge vriendinnetjes. Er werd openhartig en nogal cynisch over politiek gepraat en de gasten ledigden vele flessen Dom Pérignon. (…) Wel vergrootte het weekeinde nog wat meer mijn argwaan tegenover een bepaalde Wetstraatstijl en het even soepele als verdachte samenspel van politiek en industrie.”

HEBZUCHT.

Jammer genoeg pakt Ruys al te zuinig uit met zulke anekdotes. En zelfs in die schaarse ogenblikken blijft hij opvallend discreet. Zelden gooit hij met namen. Als hij al een tip van de sluier oplicht, gaat het doorgaans om gekende feiten. Voor een man met zijn reputatie en ervaring valt dat erg dunnetjes uit. Hij drenkt zijn pen weliswaar in venijn, maar stort het gif alleen uit over algemene mechanismen, niet over concrete puisten en zweren. Veel meer dan de lezer vertellen dat de macht haar ware gelaat bedekt met maskers, doet hij niet.

Over de memoires van een invloedrijk mediaman kunnen we het dus zeker niet hebben. Vanuit dat perspectief is het boek een zware ontgoocheling. Dat betekent evenwel nog niet dat de uitgave geen verdienste zou hebben. Het tegendeel is waar. Ruys maakt hier een kritische analyse van het politieke België van de voorbije vijftig jaar (en kondigt het feitelijke uiteenbrokkelen aan). Hij legt daarbij vooral de verstrengeling tussen de diverse actoren bloot. Het establishment bedisselt het wel onder elkaar. Op het publieke forum trekken ze nog wel eens een mes, maar achter de coulissen verhouden de haute finance (waar ook de enkele Vlamingen nog altijd Frans spreken), de politici en de vakbonden zich als volleerde gentlemen.

Geregeld spuwt Ruys zijn gal over de constante samenzwering der machthebbers : “Gedurende meer dan een halve eeuw heb ik de maatschappij zien evolueren. Met de jaren is mijn afkeer almaar toegenomen voor degenen die schuilen achter de hoge muren van de leugen, de hebzucht, de vulgariteit, de normloosheid. Concreter : het politieke bedrog, het wilde winstbejag en de genadeloze commerciële exploitatie, de promotie van de wansmaak, de drugs en de amusementscultuur.”

LUC DE DECKER

Manu Ruys, Achter de maskerade. Pelckmans, 224 blz., 750 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content