Chaotische week

Twee gebeurtenissen hebben de marktoperatoren en hun computerprogramma’s verrast en ze kwamen allebei uit onverwachte hoek. De eerste vond plaats op hetzelfde ogenblik als de bijeenkomst van het monetair comité van de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve of Fed, en heeft te maken met een mogelijke productieverlaging door de olieproducerende landen binnen en buiten het OPEC-kartel. Op vraag van de Venezolaanse autoriteiten verklaarden Rusland en Saoedi-Arabië zich bereid hun productie met minstens 5 % te verlagen. Op voorwaarde dat elk producerend land meedoet.

Productiebeperking

De olieprijs schoot onmiddellijk de hoogte in: in een mum van tijd klom hij 7 % hoger. De beurzen juichten de inzet overal euforisch toe en de munten van de olieproducerende landen gingen pijlsnel hoger. Alleen de obligaties deden een pas achteruit. En dat alles in versneld tempo. Wat Janet Yellen, de voorzitster van de Fed, ook mocht verklaren, het had geen vat meer op de markten. Iedereen wist dat er geen renteaanpassing mogelijk was, gelet op de broosheid van de conjunctuur.

Kwatongen betwijfelden weliswaar de voornemens van Rusland. En terecht. Het hoofd van Rosneft, de grootste olieproducent van Rusland, vond de reactie van de markten ‘idioot’. Hij beklemtoonde dat het voorstel nog diende goedgekeurd te worden door de overheid en besproken met de Saoedi’s. Het zou dus nog maanden duren voor een productieaanpassing realiteit kan worden. Voorlopig houden de markten geen rekening met die rechtzetting; ze kregen een andere verrassing te verwerken.

Negatieve rente

De centrale bank van Japan besloot vorige vrijdag haar hoofdtarieven te verlagen. Voortaan moeten de Japanse banken betalen om geld bij hun centrale bank te deponeren, net zoals bij de Europese, Deense, Zweedse en Zwitserse centrale banken. Dat had een enorme weerslag, vooral op de obligatie- en de wisselmarkten. Naar verluidt vertonen al voor meer dan 5000 miljard euro (EUR) aan Europese staatsleningen een negatief rendement.

De westerse centrale banken zijn ten einde raad. De Japanse bankgouverneur, Haruhiko Kuroda, bootste zijn Europese ambtgenoot na door te zeggen dat hij alles zou ondernemen om de conjunctuur aan te zwengelen. Hij zou desnoods de rentetarieven nog lager duwen. Monetaire expansie en renteverlagingen helpen nochtans geen enkele economie. Negatieve rentetarieven maken misschien kredieten goedkoper, maar ze kunnen onmogelijk het vertrouwen herstellen. Wat voor zin heeft het te investeren op lange termijn als de belegging bijna niets opbrengt? Negatieve rentevoeten kunnen alleen ongewenste kapitaalinvoer beperken, geen investeringen aanwakkeren. Dat weten de Zwitsers maar al te goed.

Dat de marktoperatoren euforisch reageerden, is begrijpelijk. Ze krijgen de garantie dat het geld waarmee ze speculeren nog een hele poos goedkoop en overvloedig ter beschikking zal blijven. Voor ons betekent het dat de markten alleen kunnen standhouden als ze permanent met vers geld worden gevoed. Dat maakt ze natuurlijk niet gezonder en nog minder stabiel. Hoe dan ook, de Japanse beslissing wakkert opnieuw de valutaoorlog aan. Ditmaal wordt zowel de dollar (USD) als de EUR geviseerd.

Sterke euro

De EUR boerde 3,4 % vooruit tegenover de yen (JPY), terwijl de USD slechts 0,1 % verloor. Ook het pond (GBP) bezweek 1,2 % tegenover de EUR. Zelfs de Zwitserse frank (CHF) gaf 1,7 % prijs. De grondstoffenmunten presteerden beter, met voorop de roebel (RUB) die 3,7 % herwon. Ook de rand (ZAR) klom 1,8 % hoger. De Chinese yuan (CNY) won terrein tegenover de JPY maar verloor er tegenover de USD. Hij raakte 1 % kwijt tegenover de EUR.

De activiteit op de kapitaalmarkt barstte pas afgelopen vrijdag los, met stevige koersbewegingen tot gevolg. De soevereine emittenten en aanverwante klommen gezwind hoger, met koerswinsten die vaak 8 % overschreden. In EUR wist het langetermijnpapier hiervan eveneens te profiteren. Debiteuren uit de grondstoffensectoren verstevigden probleemloos. Het rommelpapier had het van zijn kant lastiger, net als de Spaanse en Italiaanse banken. In USD heerste een schril contrast tussen Amerikaanse oliebedrijven en de andere. De eerste wonnen gemakkelijk terrein terwijl de andere, in het beste geval, ter plaatse bleven. In GBP, voor de zoveelste maal, lieten de gestructureerde leningen het afweten.

Geringe koerswinsten

Men telde in het algemeen driemaal meer obligaties opwaarts gericht dan omgekeerd. Bij de hoogrentende munten was de verhouding nog straffer, tot negenmaal, met uitsluitend stijgers in Turkse lira (TRY). De koerswinsten bleven weliswaar gering. De renteschalen gleden resoluut neerwaarts, met de felste beweging op de langetermijntak van de curve, wat op een vervlakking duidt. De schalen naderen opnieuw hun historische minima.

De activiteit op de primaire markt was erg verdeeld. Banken en vooraanstaande emittenten brengen onverminderd reuzenleningen uit. De meeste raakten vlot geplaatst. Zwakkere debiteurs ondervinden echter meer moeilijkheden om nieuwe stukken op de markt te brengen. Ratingagentschappen zijn druk in de weer om hun rating aan te passen, meestal neerwaarts. Dit staat bijvoorbeeld Pemex (BBB+) te wachten. Het Amerikaanse ratingagentschap Moody’s zou eerstdaags zijn rating verlagen. Wat natuurlijk de plaatsing van nieuwe leningen bemoeilijkt. Nochtans bieden de twee aangekondigde uitgiften in USD een rendement dat ruimschoots boven het marktgemiddelde ligt en voor een stuk rekening houdt met de mogelijke ratingverlaging. Let wel, beide leningen dragen een ‘spensclausule’, een vervroegde terugbetaling op elk moment waarbij de prijs zo bepaald wordt dat de lening een rendement biedt dat 0,5 % boven dat van Amerikaans staatspapier met zelfde restlooptijd ligt.

BNP Paribas Fortis Funding (A2) brengt een kleinschalige lening op vijf jaar in Australische dollar (AUD) uit. Zoals gebruikelijk zal de omvang van de uitgifte afhangen van haar succes bij de beleggers. Het bedrag zal tussen 1 en 100 miljoen liggen. De voorwaarden zijn technisch correct. Zulke leningen zijn echter slecht verhandelbaar op de secundaire markt. In die zin zijn ze geen aanrader. U koopt beter en goedkoper stukken op de secundaire markt, zoals Rabobank Nederland (A+, alt. 1) die kwalitatief hoogstaander is en voordeliger uitkomt als de kosten en het prijsverschil lager liggen dan 1,07 %.

SPAANSE EN ITALIAANSE BANKEN HADDEN HET LASTIG.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content