Burger-oorlog

Roeland Byl redacteur bij Trends

Hardnekkige donderwolken overschaduwen Quick: magere cijfers, een teleurstellende aandelenkoers en conflicten met franchisenemers. Wat is er aan de hand? Blijft het hamburgerbastion overeind?

Voor Peter Moyaert, zelfstandig Quick-uitbater in Middelkerke, zijn het lastige dagen. Op 8 december boog de handelsrechtbank van Brussel zich in kortgeding over het aanslepende conflict dat hij heeft met zijn franchisegever, de hamburgerketen Quick. Een uitspraak is er nog niet: de rechter houdt zijn vonnis in beraad en zal de advocaten van beide partijen schriftelijk zijn beslissing meedelen.

Het geschil in Middelkerke – Quick wil Moyaert weg, maar die laatste is het niet eens met de financiële voorwaarden en weigert een aantal facturen te betalen – is niet het eerste in zijn soort. Het rommelt al enkele jaren in de keuken van de in 1971 opgerichte GIB-dochter. De slinkende resultaten van de keten, op hun beurt veroorzaakt door de dollekoeienziekte en de verzadiging op de fastfoodmarkt, zijn daarvan de oorzaak.

Hoewel Quick in 1997 nog goed was voor een omzet van 23,5 miljard frank, staan analisten en beursspecialisten sceptisch tegenover de onderneming. De bedrijfswinst voor belastingen liep tussen 1996 en 1997 terug met 55%, van 583 miljoen frank tot 262 miljoen. Het nettoresultaat ging in het rood: in 1997 tekende Quick voor het eerst verlies op: 287 miljoen frank. De cijfers voor de eerste jaarhelft van 1998 vertoonden tegenover het eerste semester van 1997 geen verbetering: Quick liet een verlies optekenen van 109 miljoen frank.

Het Quick-aandeel staat vandaag genoteerd tegen ongeveer 1220 frank frank. Op zijn hoogtepunt – vóór de teleurstellende cijfers van 1997 – haalde het aandeel nog een piek van 3530 frank (zie grafiek: Quick-aandeel). De matige cijfers noopten de GIB-dochter begin 1998 tot een herstructureringsplan en hadden een managementwissel tot gevolg. Met de regelmaat van een klok zijn er ook geruchten over overnamegesprekken met McDonald’s, Wendy’s of Burger King.

Dat het negatieve klimaat

rond de vulvoerfabrikant ook een impact heeft op de franchisenemers hoeft niet te verwonderen: in de voorbije jaren hielden sommigen het vrijwillig voor bekeken, anderen kregen dan weer de bons en leven nu op voet van oorlog met hun vroegere partner. Sedert 1995 gingen zes franchisenemers juridisch in de clinch met Quick. Dat is bijna één op tien.

Franchise als goedkoop expansiemiddel

De GIB-dochter zette de jongste jaren flink het mes in de bouwkosten van zijn restaurants. In plaats daarvan probeerde ze via de goedkopere franchisingformule strategische locaties te bezetten vooraleer de concurrentie die kon inpalmen. Tussen 1993 en 1996 verkocht Quick een deel van de restaurants die de keten zelf uitbaatte aan franchisenemers. De verkoopprijs schommelde telkens tussen 5 en 50 miljoen frank. In 1994 vertegenwoordigden deze eenmalige inkomsten 56% (291 miljoen frank) van de winst, in 1995 ging het om 37% (220 miljoen frank), en in 1996, 51% (158 miljoen frank).

Zo vergrootte de GIB-dochter haar netwerk zonder zelf veel risico’s te nemen. Al moet het gezegd dat Quick niet de enige hamburgerketen is die deze formule hanteert: ook bij McDonald’s, bijvoorbeeld, is franchise heel gewoon: van de 62 vestigingen in België zijn er 61 in handen van franchisenemers. Quick van zijn kant telt in België 104 vestigingen, waarvan 76 franchisezaken. Michel Sellier, administratief en financieel groepsdirecteur van Quick: “Met franchise kunnen we de groei versnellen en een hogere return verzekeren. En tegelijk wakkeren we er de entrepreneurial spirit mee aan.”

Het is bij die “ondernemingsgeest”

dat veel (gewezen) franchisenemers van Quick vragen hebben. Zo biedt Quick aan zijn restaurantuitbaters een contract voor drie tot negen jaar. De franchisevergoeding berekent de keten op basis van een businessplan waarbij wordt uitgegaan van een jaarlijkse omzetgroei van 5% tot 10% (cijfer uit 1995), wat niet evident is in een slabakkende markt. Bovendien gaat in totaal zo’n 20% tot 25% van de bruto-omzet naar Quick.

Leo Vanvaeck, bestuurder van de Franchise Adviesraad ( FAR) – een vzw die de belangen van franchisenemers behartigt – en ex-uitbater van een Quick-restaurant op de Antwerpse Meir: “Je krijgt de indruk dat je een eigen onderneming leidt, maar dat iemand anders het voor het zeggen heeft. Bij problemen wil Quick wel helpen, maar alleen voorwaardelijk. Dat gaat zover dat de keten je inkomen als zelfstandige vastlegt. In sommige gevallen dreigt dat lager uit te vallen dan het bestaansminimum.”

Behalve reclamebijdragen, royalty’s en facturen voor geleverde producten, moet iedere franchisenemer ook een maandelijkse huur betalen. Vroeger becijferde Quick de minimale huur voor het restaurant als 11% van de vooropgestelde omzet. Als het restaurant in kwestie de vooropgestelde omzet niet haalde, bleef het toch de vastgelegde minimale huursommen verschuldigd. De recentere contracten bepalen de huur op 11% van de gerealiseerde omzet en zijn op dat vlak dus soepeler.

Elk contract

tussen Quick en de franchisehouder bevat ook een territoriumbepaling. Maar die blijft in de meeste gevallen beperkt tot één enkele straat zodat de uitbaters niet alleen met de concurrentie, maar ook met andere Quicks moeten afrekenen. Het mooiste voorbeeld daarvan is het centrum van Antwerpen, waar op loopafstand drie Quicks en één McDonald’s liggen.

Subsidies maximaliseren

Volgens enkele boze ex-franchisenemers laat Quick net zolang betijen als er geld te rapen valt. Ze verwijzen in dat verband naar investerings- en personeelssubsidies die de overheid uitbetaalt. Leo Vanvaeck: “Quick weet precies hoe het subsidies moet maximaliseren. Indien je moeilijkheden hebt om de franchisevergoedingen te betalen, stellen ze koudweg voor de subsidies daarvoor te gebruiken.”

De hamburgerketen zou ten slotte ook zijn precontractuele termijn niet naleven tegenover de franchisehouders. Normaal moet de franchisenemer zijn contract dertig dagen op voorhand kunnen inkijken met de hulp van een boekhouder. Quick zou het contract nooit eerder dan drie dagen vooraf leveren. Sommige uitbaters kregen het naar eigen zeggen zelfs pas toen hun zaak al open was. Door deze handelwijze tekenen de meeste franchisenemers een contract zonder te beseffen waaraan ze beginnen. Hoeft het te verwonderen dat de conflicten zich opstapelen?

Roeland Byl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content