Brussel, door de bril van Brel

Bestaat er een harmonieuzer bondgenootschap dan dat tussen Brussel en de 25 jaar geleden overleden Jacques Brel? De trams, de natte kasseien, de pakjes friet met mayonaise en de talrijke kroegen met hun typische ambiance… ‘le Grand Jacques’ bezong ze allemaal. Tijd om aan de hand van zijn chansons de stad te doorkruisen, mét commentaar van Brel-fanaat

Philippe Maystadt.

De Belgische hoofdstad loopt als een rode draad door het leven en oeuvre van Jacques Brel. Hij is er geboren en getogen, en dat hoor je ook in zijn muziek. Als geen ander kon de zanger, dichter en acteur plekken schetsen, volksgeesten typeren en sferen oproepen.

Brel liet zelf weinig los over de precieze achtergrond of betekenis van zijn teksten, waarin feit en fictie meestal door elkaar lopen. Wel duidelijk is dat de stad en de mensen waarvan hij hield, een inspiratiebron waren. “Plaatsen in Brussel waarvoor Brel een zwak had, zijn de cafés, de Zuidkermis en de Kruidtuin,” zegt Philippe Maystadt, gewezen minister van Financiën, president van de Europese Investeringsbank en hartstochtelijk Brel-fanaat. “Hij zegt dat ook in één van zijn eerste liedjes ‘La Foire’. Naar de Jardin Botanique verwijst Brel in een nooit uitgegeven versie van het lied ‘Bruxelles’.”

Dat is echter nog maar een tipje van de sluier. Als we zijn leven doorlopen, blijkt dat Brussel nog veel méér sporen achterliet.

‘Les Flamandes’ in Schaarbeek

In het crisisjaar 1929 werd Jacques geboren aan de Diamantlaan in Schaarbeek. Hij bracht zijn eerste drie kinderjaren door in drie verschillende huizen in deze gemeente ten oosten van het centrum van Brussel. Brels vader Romain, een Franstalige West-Vlaming, liet een huis bouwen in het toen nog deftige Schaarbeek. Twee jaar later moest hij het pand na een faillissement verkopen. In het toenmalige Belgisch-Congo had de zakenman een fortuin verdiend, nog voordat hij Brels moeder Elisabeth Van Adorp trouwde. Zij kwam uit een minder rijke Schaarbeekse familie.

Jacques Brel zei altijd in het Frans dat hij Vlaming was. De familie Brel sprak thuis nooit Nederlands, maar zijn moeder verdraaide graag woorden. Zo had ze het over hauts talons, in plaats van talons hauts. Wellicht is dat de oorsprong van titels zoals ‘Le Plat Pays’.

“Ik houd van de manier waarop hij met woorden speelt,” zegt Philippe Maystadt. “Brel heeft een uitzonderlijk talent om woorden te combineren, te laten botsen, te splitsen, of indien nodig uit te vinden. Vooral in zijn laatste liedjes kneedt hij de woorden, verandert hij lettergrepen en breekt hij het rijm. De mensen die mij niet begrijpen, moeten maar eens de tekst van zijn liedje ‘Vieillir’ hardop lezen.”

‘Jacky’ op het De Brouckèreplein

Vanaf 1931 woonde Jacques – door zijn ouders ‘Jacky’ genoemd – vlak bij het centrum van Brussel, op de Ieperlaan. Vanwege de economische crisis ging het gezin kleiner wonen in een appartement, dat dichter in de buurt lag van het familiebedrijf van zijn vader. Na zijn faillissement had Romain Brel samen met zijn zwager Amand Vanneste een kartonfabriek in Anderlecht opgericht. Bij de metrohalte die vandaag naar Brel is vernoemd, leeft de fabriek nog steeds voort onder de naam SCA Packaging.

De kinderherinneringen van de jaren op de Ieperlaan lijken terug te komen in Brels ‘Bruxelles’. In dit cabaretachtige nummer zingt hij over het De Brouckèreplein en het Sint-Katelijneplein, beide op loopafstand van het huis waar hij tot zijn zesde woonde. In die buurt ook ging Brel later naar het College Saint-Louis, een katholieke middelbare school vlakbij de Kruidtuin. Hij zingt ook over het St.-Justineplein, een door hem verzonnen plek die in Brussel nergens te vinden is.

De nostalgische Brel liet zich voor ‘Bruxelles’ waarschijnlijk inspireren door een ansichtkaart van het De Brouckèreplein van eind negentiende eeuw. Op de prent staan mannen met hoge hoeden, vrouwen in rokken met baleinen en een tram. Jacques noemt de tram ‘Omnibus’, een Parijse dubbeldekker die in Brussel nooit heeft rondgereden. Wellicht haalde hij dit woord erbij om zijn Franse publiek te plezieren, net zoals hij ook nummers naar het Nederlands vertaalde voor de verkoopcijfers.

‘De burgerij’ van Molenbeek, ‘Les Vieux’ in Anderlecht

Toen de oorlog uitbrak, woonde de familie Brel op de Belgicalaan in Sint-Jans-Molenbeek. Hier kreeg ‘Jacky’ zijn eerste muzieklessen, terwijl hij eigenlijk liever fietste of voetbalde. In Anderlecht begon Brels minachting voor het burgerlijke gezinsleven. Vooral één gebeurtenis zou hem tekenen. Het ontging de elfjarige Jacques niet dat zijn moeder vreemdging met zijn schoolleraar. Dat werkte door in zijn eigen liefdesleven en nummers zoals ‘La Chanson des Vieux Amants’.

Het lied ‘Les Vieux’ heeft ook te maken met zijn moeder. Dit schreef hij rond de tijd dat zij terminaal ziek was en hij haar geregeld bezocht in de Jacques Mannestraat in Anderlecht. “Snel of traag, realistisch of poëtisch, hard of zacht,” stelt Maystadt, “Brels liedjes roepen altijd gevoelens op van vriendschap, woede, tederheid en bezorgdheid.”

De Jacques Mannestraat was Brels laatste ouderlijk huis, waar hij van zijn dertiende tot zijn 22ste woonde. Zijn ouders stierven er allebei in 1964.

Tijdens zijn tienerjaren in Anderlecht ontdekte Brel zijn liefde voor cabaret en theater. Op zijn zestiende kreeg hij zijn eerste gitaar, maar zingen deed hij nog niet. Dat kwam pas later, toen hij zich aansloot bij de jeugdbeweging Franche Cordée. Met de vrienden die hij daar leerde kennen, verzorgde hij optredens in ziekenhuizen en gevangenissen. Zijn toekomstige vrouw Thérèse Michielsen, ofwel Miche, ontmoette hij eveneens bij de Franche Cordée.

Op school was Brel geen briljante student. Hij bleef vier keer zitten, omdat alleen het vak Frans hem interesseerde. Uiteindelijk maakte hij zijn school nooit af, maar ging op zijn zeventiende als commercieel bediende werken in de fabriek van zijn vader. Niet veel later trouwden Jacques en Miche in Laken en daarna woonden ze op allerlei plekken in Molenbeek, Dilbeek en Ganshoren. In die periode schreef hij zijn eerste liedjes.

‘Bonbons’ op de Grote Markt, ‘Bier’ in de Beenhouwersstraat

In de kartonfabriek was Brel, die elke dag tram 33 nam om naar zijn werk te gaan, doodongelukkig. Hij speelde met de idee om kippenhouder te worden, maar besloot in 1953 om professioneel te gaan zingen. Zijn vader was daar niet erg blij mee, maar gaf hem wel een lening om het eerste jaar door te komen.

Romain eiste dat zijn zoon onder pseudoniem zou optreden, maar dat hield Brel niet lang vol. In het bijna autobiografische liedje ‘Jacky’ is de rebelsheid van toen terug te vinden. Hij wilde zijn eigen lied zingen, dat ‘mooi en gek tegelijk’ was. Volgens zijn naasten was grappenmaker Brel ook vaak triest. Maystadt herkent dat in zijn muziek. “Ik houd van de man met zijn genie en zijn uitersten. Tevens verleidelijk en agressief, bescheiden en trots. Vol met tegenstrijdigheden komt Brel tot leven in zijn liedjes. Hij zingt over wat hij had willen zijn, maar niet is.”

Begin jaren vijftig komt Brel wel dichter bij hetgeen hij wil zijn: een artiest die optreedt in het centrum van de stad. Zijn eerste concerten houdt hij in La Rose Noire, een club in de Beenhouwersstraat waar tegenwoordig het restaurant ‘Aux Armes de Bruxelles’ is gevestigd. Voor vijftig frank per avond zong hij daar op zolder, terwijl jazzmuzikanten zoals Louis Armstrong alle aandacht trokken op de begane grond.

In de steegjes (‘stroetjes’) van de Beenhouwersstraat ging hij na zijn optredens een frietje halen bij het kot van Eugene. Daarna ging hij graag drinken met zijn maten. Net zoals de ‘nuttelozen van de nacht’ was hij een echte nachtraaf.

“Brel had een zwak voor de Brusselse cafés, waar de gasten zich te goed deden aan de ‘tournées généreuses de Kriek Lambic, de verres de gueuze sortis d’alambic de chez nous,” aldus Maystadt. De artiest hield veel van de buurt rond de Grote Markt. In de jaren vijftig was de wijk nog niet veroverd door toeristen, maar gingen homofielen en lesbiennes er graag uit.

Bloemen van ‘Madeleine’

Op 29-jarige leeftijd wordt Brel ontdekt in Parijs. Hij reist naar de Franse hoofdstad, terwijl Miche – net bevallen van de eerste van hun drie dochters – achterblijft. Als de eerste opnames van zijn muziek op plaat staan, verhuist het jonge gezin naar Schaarbeek. Rond 1958 breekt de Belgische ster door. Eerst schittert hij in voorprogramma’s, maar niet veel later is hij zelf de attractie in de Parijse Olympia en de Brusselse Ancienne Belgique.

“Ik heb de kans gehad om verscheidene optredens van Brel bij te wonen,” herinnert Maystadt zich. “Telkens weer was het een bijzondere vertoning met een duivels tempo. Het publiek kreeg geen tijd om op adem te komen, want hij liet de golven applaus niet uitsterven. Hij was al bij het volgende lied en voerde ons mee naar een andere wereld. Zich volledig overgevend aan de muziek, met zwaaiende armen en benen, een vertrokken gezicht en steeds meer in het zweet, sleurde Brel ons mee in een draaikolk van onze verslagenheid, onze spijt, onze bekrompenheid, onze dromen en hoop.”

Zijn succes maakte Jacques ontrouw aan zijn vrouw en geboortestad. Toen hij bekend werd, begonnen zijn buitenechtelijke affaires met voornamelijk Françaises pas goed. Ze waren de inspiratiebron voor ‘Ne me quitte pas’. ‘Jef’ en ‘JoJo’ gingen over vrienden, maar ‘Mathilde’ en ‘Marieke’ zijn moeilijker te plaatsen. De dame waarbij Brel op de Adolphe Maxlaan bloemen kocht, heette ‘Madeleine’.

La Quête vanuit Ukkel

Ondanks zijn affaires vond Brel dat hij geen ‘reden’ had om te scheiden. Langzaam werd hij een zwerver, die het burgerlijke bestaan ontvluchtte en iets ongrijpbaars zocht. Voor zijn kinderen was hij een afwezige vader, die veel optrad en rondreisde. Het laatste Brusselse huis waar Brel zijn gezin bezocht, staat in Ukkel. Sinds de tijd van zijn afscheidsconcert in het Paleis voor Schone Kunsten in 1966, woont Miche er nog steeds.

De 35-jarige Brel besloot eind jaren zestig iets nieuws te proberen en werd acteur. Met zijn rol in de musical ‘De man van La Mancha’ in het Munttheater boekte hij succes. Hij speelde Don Quichot, een karakter waarin hij zichzelf herkende en waarover het nummer ‘La Quête’ gaat. Net als de Spaanse veroveraar blijft Brel ‘onmogelijke dromen dromen’ en vangt hij nooit zijn ‘onbereikbare ster’.

“Zich zowel inspirerend op zijn geluk als op zijn ongeluk, vertrekt Brel steeds weer naar zijn Far West, zijn Don-Quichotdroom,” concludeert Maystadt. “Brel wacht nog steeds op zijn Madeleine.” Far West was een van de geflopte films die Brel zelf regisseerde en waarvoor hij ook in Brussel opnames maakte. Als filmster komt hij ook een paar keer terug om scènes te schieten. Hij logeert dan in het Hotel Metropole, en niet thuis in Ukkel.

De onsterfelijke Brel, die wel vier pakjes Gauloises per dag rookte, pleegde roofbouw op zijn lijf. Begin jaren zeventig bleek dat hij longkanker had. In dezelfde periode maakte hij samen met zijn dochter en vriendin Maddly een transatlantische zeiltocht met als eindbestemming de Markiezeneilanden. Zijn reis werd echter onderbroken door een operatie in Brussel en een herstelperiode in het Hilton Hotel. Het mocht niet baten. In 1978 stierf Brel in Parijs en werd begraven op de Markiezeneilanden, vlakbij het graf van kunstenaar Paul Gauguin.

Mathilde Sanders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content