Britten dicteren de wet

Amid Faljaoui Directeur van de Franstalige Roulartamagazines

De Britse advocatenkantoren, aangepord door de zakenbanken van de City, hebben niet meer voldoende aan een Belgische antenne, ze willen hier een heus filiaal. Dus zijn fusies aan de orde. De Belgische kantoren kiezen in hun reactie daarop voor uiteenlopende strategieën.

Er beweegt wat bij de grote Belgische advocatenkantoren. Meest opvallend was dat de voorbije maanden met de hele saga rond het Belgisch-Nederlandse Loeff Claeys Verbeke (LCV), één van de “Rolls-Royces” van het Brusselse wereldje. Een saga die overigens nog niet ten einde lijkt: vorige week raakte bekend dat vennoot Herman Vanhoogenbemt, befaamd specialist in sociaal recht, opstapt bij LCV.

Het begon in juli, met het gerucht dat het Engelse kantoor Allen & Overy de controle had overgenomen van het tweede grootste Belgische advocatenkantoor, waarmee het al ruim tien jaar nauwe banden had. Daarna deden nog wildere verhalen de ronde – bepaalde Franstalige vennoten, die volgens de Engelsen niet voldoende rendeerden, zouden verzocht worden om op te krassen. Anonieme bronnen beweerden zelfs dat de afdeling sociaal recht, geleid door Thierry Claeys, haar deuren zou moeten sluiten. Onvoorstelbaar voor iemand wiens naam op het uithangbord van het kantoor prijkt. Claeys en zijn team zouden moeten vertrekken omdat de Engelsen geen behoefte hadden aan een afdeling sociaal recht, die in hun ogen per definitie niet rendabel of niet strategisch was. Dat gerucht werd snel ontkracht door Thierry Claeys zelf. In zijn kantoor aan de Tervurenlaan – in het gezelschap van partner Louis Verbeke – verzekerde hij ons dat de Engelsen tijdens de onderhandelingen met geen woord hebben gerept over de afdeling sociaal recht. Uiteindelijk maakten de vennoten van LCV Brussel in een perscommuniqué bekend dat de onderhandelingen met Allen & Overy afgebroken waren en dat de Engelsen in zee gaan met… Loeff Claeys Verbeke Nederland!

De geruchtenmolen over LCV heeft schade aangericht en scheidingen veroorzaakt: een aantal vennoten, meestal Franstaligen maar ook Vlamingen zoals de eerder genoemde Vanhoogenbemt, heeft het vlaggenschip verlaten: Jean-Pierre Renard, Jean-Pierre Bours, Antoine Braun

Eind vorige maand kondigden de partners van Coppens Van Ommeslaghe & Faurès in Barcelona, waar ze met hun nieuwe buitenlandse collega’s hadden overlegd, trots een fusie met het Amerikaanse kabinet Coudert Brothers aan. Na de twijfels die waren gerezen over het voortbestaan op lange termijn van het vijfde grootste Belgische kabinet, bewezen Pierre Van Ommeslaghe en Eric Deltour, de kopstukken van de praktijk aan de Louizalaan, dat hun vennootschap niet op sterven na dood was, maar integendeel springlevend.

Medio september

verscheen in de Tijd een interview waaruit bleek dat het Belgisch-Frans-Nederlandse kabinet Stibbe Simont Monahan Duhot voor een stand alone strategie koos, en voorlopig geen belangstelling had voor een eventuele samenwerking met Engelsen. Maar ook hier geen gebrek aan geruchten! Ondanks de legendarische discretie van de partners van dit kantoor, kreeg “de markt” er lucht van dat verscheidene Franstalige partners – het lijkt wel een manie – waren verzocht om het mes in hun remuneratie te zetten, meestal om rentabiliteitsredenen. Met uitzondering van John Paramore die, misschien omdat hij geen zin had om in de klauwen te vallen van het niets ontziende monster “rentabiliteit”, het hazenpad heeft gekozen. “Het Engelse rentabiliteitssyndroom heeft opnieuw toegeslagen,” menen de waarnemers.

Van op afstand lijkt alleen het kantoor De Bandt van Hecke Lagae & Loesch buiten schot van de geruchtenmolen te blijven. Het grootste kabinet van het land is in alle stilte gefuseerd met het nummer 4 van Luxemburg (de “Loesch” uit het logo), maar zet tegelijkertijd zijn onderhandelingen met het Engelse kantoor Linklaters voort. De fusie tussen de twee is zelfs reeds gepland voor 1 januari 2001, volgens een akkoord dat in november 1999 bekrachtigd moet worden.

Maar: uit betrouwbare bron vernamen we dat de vele geruchten de onderhandelingen met de Britten van Linklaters niet makkelijker hebben gemaakt. “De breuk tussen Allen & Overy en Loeff Claeys Verbeke is een koude douche geweest. Vooral voor de vennoten van de afdeling sociaal recht, die zich ten onrechte bedreigd voelden”, wordt gezegd.

Al deze nieuwtjes, schijnbaar los van elkaar, zijn in werkelijkheid nauw met elkaar verweven. Zij tonen de opkomst van een nieuwe mentaliteit en nieuwe spanningen in het vroeger zo serene milieu van de grote Belgische kabinetten van bedrijfsjuristen. De acute fusionitis heeft alles van doen met de almaar sterkere internationalisering van de zakenwereld. Multinationals, zakenbanken, noem maar op: ze willen voor hun juridische zaken een one stop shopping concept, ze willen alles afhandelen met eenzelfde, internationaal vertakte law firm. Daarom nemen de grote Angelsaksische kantoren geen genoegen meer met een “antenne” in Brussel maar willen ze een heus filiaal.

De nieuwe mentaliteit

toont zich in vele aspecten. Wanneer men bijvoorbeeld ziet hoe kabinetten mensen bij elkaar wegkopen, kan men niet anders dan aannemen dat het gentleman’s agreement om elkaar geen vennoten af te snoepen is gesneuveld. Hoe valt anders – om slechts een voorbeeld te noemen – het opzienbarende vertrek te verklaren van Axel Miller (ex-Stibbe Simont Monahan Duhot), een specialist in fusies en acquisities, naar het Engelse kantoor Clifford Chance? Sommigen deinzen er niet voor terug om de Engelsen en hun weinig collegiale praktijken met de vinger te wijzen. “Zij halen de krenten uit de koek en kopen de beste mensen met gigantische salarissen weg,” vertelt een insider ons. YvesHeerinckx, managing partner bij Clifford Chance, laat zich dat niet zeggen: “Dat wegkopen heeft altijd al bestaan; de kantoren die ons vandaag beschuldigen, zouden beter naar hun eigen samenstelling kijken. In veel gevallen komt een heleboel van hun huidige vennoten zelf uit andere kabinetten.”

De nieuwe mentaliteit gaat verder dan het verloop tussen de kabinetten. Ze blijkt ook uit een nieuw jargon van de “handelaren in recht”: ze kunnen nu geen zin uitspreken die niet bol staat van Engelse uitdrukkingen als lock step, billing, time sheet, fees, up or out, enzovoorts. Niet uit snobisme, maar omdat management op z’n Engels “in” is. “Het is het enige management dat zijn sporen heeft verdiend,” beweert iedereen.

Haast alle kantoren hebben nu trouwens ook onder hun vennoten een verantwoordelijke voor communicatie aangeduid, een verantwoordelijke voor rekrutering, iemand voor marketing en zelfs managing partners die hun tijd haast uitsluitend nog aan het interne beheer besteden.

Een andere uiting

van de nieuwe mentaliteit zijn de informele contacten die her en der worden gelegd met de auditkantoren (de beruchte Big Five), die als de concurrenten van morgen worden beschouwd. Sommigen zijn daar sterk tegen gekant (Jean-Pierre De Bandt heeft ons duidelijk te verstaan gegeven dat “iets dergelijks tijdens zijn leven niet zal gebeuren”), anderen blijven wel op afstand maar blazen de bruggen niet op (“Het zijn nog geen concurrenten, maar je weet nooit wat de toekomst zal brengen”) en een derde groep beweert heftig – zij het anoniem – dat de Big Five nooit aan hen zullen kunnen tippen, omdat die… legal fast-food verkopen!

Zelfs als ze niet met Angelsaksische kantoren gefuseerd zijn of samenwerken, hebben de meeste grote kabinetten de buitenlandse methoden overgenomen. Hoewel het time-sheet (vergoeding tegen uurtarief) zeker niet het monopolie van de grote kantoren is, speelt het een steeds belangrijkere rol in de wedren naar de rentabiliteit. Voor Herman Craeninckx ( Stibbe Simont Monahan Duhot) staat het buiten kijf: “Een medewerker die niet uit de boot wil vallen, moet 1600 tot 1800 uren per jaar factureren. De vennoten kunnen het wat rustiger aan doen.” Hetzelfde geluid vangen we op bij Yves Heerinckx, van Clifford Chance: “Onze advocaten factureren gemiddeld 1650 uur, en 1450 uur wanneer zij vennoot zijn. Het verschil zit in het feit dat de vennoot een deel van zijn tijd in managementtaken stopt die hij niet kan aanrekenen.” Andere advocaten, zoals Jean-Pierre Buyle, die de mening van de middelgrote kantoren vertolkt, zijn het daar niet mee eens: “Het gaat niet zozeer om het aantal gefactureerde uren – hoewel ik mijn bedenkingen heb over de geldigheid van die aantallen – dan wel om de uurprijs die eraan wordt gekoppeld. De grote kantoren hanteren astronomische uurtarieven, van 12.000 tot 15.000 frank voor een vennoot. De klant krijgt echter slechts één of twee uren met de vennoot te maken, de rest van het dossier wordt door de medewerkers afgehandeld.” Herman Craeninckx ziet dat natuurlijk anders: “Onze cliënten weten heel goed wat zij betalen. Laatst nog heeft een klant die tussen twee kabinetten moest kiezen, mij gevraagd om onze medewerkers mee aan tafel te laten zitten. Dat bewijst dat zij heel goed weten dat de kwaliteit van onze adviezen afhangt van de kwaliteit van onze medewerkers.”

Het is duidelijk

dat de tarieven per kantoor verschillen. Neem een dossier dat 20 werkuren vergt: de vennoot van een middelgroot kantoor zal 69.000 frank factureren (namelijk 2 uur van zijn tijd à 7000 frank en 18 uur van een medewerker à 3000 frank), terwijl een vennoot in een groot kantoor 138.000 frank zal factureren (namelijk 2 uur à 15.000 frank en 18 uren van een medewerker à 6000 frank). Om eerlijk te zijn: de vergelijking is niet echt correct. Het principe van de grote kantoren bestaat er veeleer in om het interessante gedeelte van de Top 5000 van de Belgische ondernemingen af te romen en de “tijdrovende activiteiten zonder toegevoegde waarde” (ofte “de activiteiten zonder interessant time sheet“, zoals één van onze gesprekspartners het mooi uitdrukte) door te schuiven naar andere kantoren.

De druk van de Engelsen – of tenminste van hun ideeën – komt niet alleen in de time sheets maar ook in de interne organisatie tot uiting. Louis Verbeke, Jean-Pierre De Bandt en Herman Craeninckx zijn het er allemaal over eens. Om de nieuwe eisen het hoofd te kunnen bieden, is de up or out periode (een advocaat die geen vennoot kon worden, vertrok of werd bij een cliënt ondergebracht) voorbij. Wanneer de concurrentie toeneemt en er een nijpend gebrek aan goede juristen is, bedenken de kantoren allerlei ronkende titels (zoals ” counsel“) om hun trouwe medewerkers te houden – met als enige bedoeling een soort vagevuur te scheppen voor wie geen toegang krijgt tot het paradijs van de “echte” vennoten. Waarom “echt”? Omdat er een tendens bestaat, ook al is die niet algemeen – om verschillende soorten vennoten te scheppen: ” equity” en ” non equity“.

Het staat

hoe dan ook als een paal boven water dat de vennoten nog harder dan vroeger zullen moeten werken om de omzet te halen die het management committee hen oplegt. “Het is geen geheim dat de druk van boven naar beneden doorwerkt,” zegt Jean-Pierre Buyle. “Om de vereiste omzet te halen, moet de vennoot druk uitoefenen op zijn medewerkers. Dan is er slechts één mogelijkheid, alleen de besten blijven en de rest vertrekt. Daarom denk ik dat de grote kantoren gedoemd zijn tot een groot personeelsverloop.”

Natuurlijk dienen al deze manoeuvres slechts één doel: klaar zijn om op het juiste ogenblik toe te treden tot de internationale kantoren die voor de grote multinationale projecten in aanmerking zullen komen. Zo rechtvaardigen Pierre Van Ommeslaghe en Eric Deltour in elk geval hun fusie met het Amerikaanse kantoor Coudert Brothers. “Wij zaten in een belangrijk internationaal netwerk, maar dat volstond niet langer. Tot enkele jaren geleden garandeerde onze zelfstandigheid ons een continue stroom buitenlandse dossiers. Maar door de hergroeperingen van de Engelse advocatenkantoren is die bron helaas bijna opgedroogd. Daarom hebben wij geopteerd voor de fusie met een Amerikaans kantoor, zodat wij niet uit de boot vallen.”

De vennoten van Stibbe Simont Monahan Duhot zijn het er niet mee eens dat de buitenlandse referals afnemen, en blijven er hardnekkig in geloven. Jean-Pierre De Bandt en zijn vennoten zien het weer anders: zij gokken op de dialoog van gelijke tot gelijke. De Bandt is zo vooruitziend geweest om reeds in 1989 gesprekken te beginnen met vijf andere, ongeveer even grote, Europese kantoren en samen een bondgenootschap te vormen: de Alliance. De Alliance is méér dan een netwerk, maar toch evenmin een volledig geïntegreerde Europese vennootschap. Ze heeft een grote troef: één van de leden is een Duits kabinet. “En toen we met de Engelsen van Linklaters over een grotere groepering moesten praten, heeft de aanwezigheid van de Duitsers in onze rangen ons meer gewicht gegeven,” stelt De Bandt vast.

Resultaat:

dankzij de Duitsers is er geen sprake van dat De Bandt van Hecke Lagae & Loesch in twee of drie stukken zou worden verdeeld, om de rendabele afdelingen te behouden en de andere af te stoten. “Omdat wij onze cliënten altijd een full service willen aanbieden, hebben wij de Britten doen inzien dat wij onze integriteit en al onze vennoten willen behouden.” Bij het ter perse gaan, leken de Engelsen dat te accepteren, maar niet zonder een concessie te hebben afgedwongen. Het kantoor van Jean-Pierre De Bandt zal zich waarschijnlijk nog meer moeten toespitsen op ” the higher end of the market“.

AMID FALJAOUI

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content