BOUWCONJUNCTUUR

RELATIEF GOED.

De bouwsector mag naar een behoorlijk fin de siècle uitkijken. De lichte opleving sinds begin 1996 zal alvast voortduren tot het einde van de eeuw. Dat voorspelt de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf (NCB) op grond van de algemene economische vooruitzichten van het Federaal Planbureau. De bouwsector stelt nog altijd 220.000 mensen tewerk en is goed voor 5,5% van het bruto binnenlands product (BBP) – wat overeenkomt met een toegevoegde waarde van ongeveer 400 miljard frank.

De sector profiteert van de algemeen gunstige conjunctuur. De economie zal dit jaar ongeveer 2,5% groeien, de werkloosheid daalt lichtjes. Meer specifiek voor de bouw blijft de hypothecaire rente laag. Voor het eerst sinds jaren stijgt bovendien het beschikbare inkomen van de gezinnen (+2,1% in 1998). De conjunctuurgevoelige deelsector woningbouw is daar het beste bij gebaat. Het herstel zette zich in 1996 in, ook omwille van het administratieve kader. Toen zorgde de gedeeltelijke BTW-verlaging (6% voor sociale woningen en 12% voor privé-woningen) voor een extra impuls. Dat jaar steeg het aantal bijkomende woningen met 3700 eenheden, een trendbreuk na de forse daling in 1995 met 11.500 woningen. Naar verwachting zal het aantal bouwvergunningen stijgen van 50.000 in 1997 naar bijna 55.000 in 1999.

De intrekking van de tijdelijke BTW-verlaging op 30 juni 1998 kan remmend werken, hoewel de sector alle zeilen bijzet om de maatregel te verlengen omdat die zichzelf nagenoeg terugbetaalt. Ook de goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ( RSV), dat een beperking van het aantal nieuwe woningen voorziet, zal de prijzen voor bouwgrond de hoogte instuwen, wat zeker zal knagen aan de concurrentiepositie van de sector. Voorts wordt ook de overheid strenger in de toekenning van de bouwvergunningen, waardoor de vraag terugvalt. In 1990 werden 46.000 bouwgronden verkocht, in 1996 nog 31.000. Maar voorlopig ziet het er naar uit dat men, zelfs bij intrekking van de BTW-maatregel, een reële groei van 3,5 % in de woningbouw kan verwachten. Deze eeuw nog aanknopen bij het cijfer van 1994 (meer dan 55.000 vergunningen) is echter haast onmogelijk.

Wat de niet-woongebouwen (vooral bedrijfsinvesteringen) betreft, is er een eind gekomen aan de ononderbroken afbouw waardoor de sector in vijf jaar tijd met één derde slonk. Zo stijgt het volume opnieuw van 31 miljoen kubieke meter in 1996 naar 38 miljoen kubieke meter in 1999. Ondanks de belangrijke toename, zal het verwachte volume tegen het einde van de eeuw beduidend lager liggen dan de 44 miljoen kubieke meter, die in het begin van dit decennium werd bereikt. Deze deelsector reageert trager op een gunstige conjunctuur vermits de beslissingstermijn een langere tijdsduur bestrijkt. Pluspunt voor de groei is vooral de grote capaciteitsbenutting in de industrie, zodat veel investeringen nu op uitbreiding zijn gericht. Ook de secundaire markt (bijvoorbeeld markt van bestaande kantoren) doet het goed, wat met enige jaren vertraging een gunstige invloed uitoefent op de vraag naar nieuwbouw.

De burgerlijke bouwkunde (bijvoorbeeld wegenbouw) ten slotte is sterk afhankelijk van de overheidsbestellingen. Na een goed 1994 evolueerden de overheidsinvesteringen in vaste activa zeer zwak: min 11% in 1995 en nog eens min 5% in 1996. Herstel kwam er in 1997 terwijl ook 1998 beterschap belooft. In 1999 zou de markt met 15% aantrekken, in het licht van de gemeenteraadsverkiezingen in datzelfde jaar.

Tenslotte stagneert paradoxaal genoeg de vernieuwbouw, waarvoor een vergunning is vereist. Toch is dat een deelsector die naar schatting een derde van de totale omzet vertegenwoordigt. De verwachte groeidynamiek wordt immers versluierd door de boom in 1996, waarschijnlijk als gevolg van de Vlaamse criteriumwijziging ( nvdr – vroeger moest een oude woning 20 jaar oud zijn, nu nog maar 15 jaar, om van het voordelige BTW-tarief van 6% te genieten).

Al bij al zal de heropleving in de sector niet voldoende zijn om het verlies aan arbeidsplaatsen sinds 1995 goed te maken. De marges blijven onder grote druk door de overcapaciteit en het aantal faillissementen ligt hoog. De rendabiliteit van de bouwbedrijven blijft zwak met 3,9%, althans volgens de officiële cijfers.

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content