BORDEAUX 97

Laat dit duidelijk wezen: 1997 is geen groot wijnjaar voor Bordeaux. De kwaliteit is een stuk lager dan in ’96 en de prijzen zijn onverantwoord hoog. Bij de betere wijnmakers zijn nochtans een aantal interessante wijnen te vinden. Maar vooraf reserveren of in primeur aankopen heeft niet veel zin. Een voorproefje.

Naar jaarlijkse gewoonte nodigde de Union des Grands Crus de Bordeaux een aantal wine-watchers uit om al proevend het millésime 1997 te beoordelen. De vragen omtrent de kwaliteit werden beantwoord, deze over de hoge prijzen met een “Que voulez-vous?” ontweken.

Het zag er aanvankelijk nochtans zeer goed uit voor deze nieuwe jaargang, maar naarmate het jaar vorderde werd de kwaliteit meer en meer belaagd door het wispelturige klimaat. Na de uitstekende jaren ’95 en ’96 is ’97 (net als ’94 en ’93) voor Bordeaux het zoveelste “année jalouse”. De kwaliteit ligt gemiddeld een derde lager dan in ’96, maar toch blijven de prijzen onverantwoord hoog, soms nog hoger dan vorig jaar. Men zou denken dat het de handelaars van het verre oosten zijn die verantwoordelijk zijn voor de oplopende prijzenspiraal, maar niets is minder waar. De vraag naar bordeauxwijnen van dit niveau is zo groot, dat geen enkele traditionele handelaar – in België of elders – het aandurft dit matige jaar te boycotten.

De Union des Grands Crus de Bordeaux werkte zich uit de naad om het de proevers, die uit alle hoeken van de wereld kwamen en niet in het minst uit het verre oosten, naar hun zin te maken. Toch was het van bij de eerste test in het Institut d’Oenologie van de universiteit al meteen raak. De proevers werden letterlijk met de neus op de feiten geduwd. De professoren Denis Dubourdieu en Yves Glories wonden er geen doekjes om: 1997 zou geen hoogvlieger worden. Voor de bordelese wijnboeren zal 1997 eerder in het geheugen gegrift blijven als het jaar van de verscheurend moeilijke keuze van het optimale oogstmoment.

De natuur

heeft zo zijn constanten, ook in de wijnbouw. Het vroeg verschijnen van de bloesem op de wijnstokken deed het vermoeden rijzen dat men vrij vroeg zou kunnen oogsten, zowat 105 à 110 dagen na het bloeien van de wijnstok. Men sprak al gauw (maar voorbarig) van het “année du siècle”. Maar het slechte weer zette een domper op de hoge verwachtingen. De regen vertraagde dermate het bloeien dat de regelmaat in de verdere evolutie van de wijnstok werd verstoord en dat tot en met de oogst. Zo geschiedde het verkleuren van de druiven tergend langzaam, over een periode van meer dan dertig dagen. Waar dit normaal in een week verloopt. Het gevolg was een zeer onregelmatige rijping. De ongunstige evolutie was vooral te wijten aan een zeer warme en vochtige, bijna tropische maand augustus in de regio van Bordeaux. In bepaalde percelen waren de druiven wel rijp, in andere weer niet. Erger nog: men stelde vast dat op eenzelfde plant de druiven van bepaalde trossen rijp waren en andere weer niet, vaak zelfs binnen eenzelfde tros. Plukken of niet: That was the question.

Dit alles heeft er toe geleid dat het handmatig plukken een beter resultaat gaf dan machinaal plukken. Sorteren was meer dan nodig. Sommige kastelen beweren slechts 30 à 40% van hun totale oogst weerhouden te hebben voor hun eerste wijn. Wat hen een argument geeft om de prijzen hoog te houden. Maar wat het onvermijdelijke gevolg heeft dat de tweede wijnen duidelijk ondermaats zullen zijn. Toch konden sommige wijnmakers de tekortkomingen van het klimaat counteren dankzij de nieuwste technieken, zoals inversie-osmose of verdamping in vacuüm van overtollig water in de most.

De witte

bordeauxwijnen met sauvignon zijn in 1997 eerder geslaagd te noemen. Deze druif wordt meestal in koelere zones aangeplant, waar het rijpen trager en gelijkmatiger verliep. Doorgaans zijn ze even goed als in 1996, maar toch slechts van medium kwaliteit. De druiven semillon en sauvignon voor de betere witte graves, die vooral op een grintbodem verkregen werden, waren daarentegen wél uitzonderlijk vroeg rijp. Reeds midden augustus noteerde men in de druiven waarden die op volledige rijpheid wezen. De witte graves vertonen een rijke en krachtige ronde smaak met evenwel wat weinig zuurheid, wat een snelle evolutie in het vooruitzicht stelt en er geen bewaarwijnen van maakt. Wat de likoreuze wijnen betreft werd in 1997 – dankzij een uitzonderlijke mooie nazomer – zeer hoog gescoord. Nog beter dan 1996 volgens Denis Dubourdieu. Die ook beweerde dat men al een echte klungelaar moest zijn om in deze jaargang slechte likoreuze wijn te maken. Toch voegde hij er fijntjes aan toe dat sommige wijnmakers daar wel in geslaagd zijn. Opletten is dus de boodschap. De hoge kwaliteit is te danken aan de zeer warme en droge nazomer – “un vrai été indien” – die voor zeer hoge rijpingswaarden zorgde en voor een uitstekend edelrot – “pourriture noble” – zorgde.

Samengevat mag gesteld worden dat men voor de rode 1997 best heel goed uitkijkt, want de kwaliteit is gevarieerd; dat de meeste witte wijnen voortreffelijk zijn maar snel zullen evolueren; en dat de likoreuze wijnen kunnen aangekocht worden voor de kinderen.

De proeverijen

van de jongste jaargang werden opgesplitst per herkomstbenaming en tevens per niveau. De journalisten werden in verschillende groepen ingedeeld die over diverse kastelen verspreid werden. Elke groep werd internationaal samengesteld; meningen konden worden uitgewisseld. Ondergetekende had de eer te vertoeven in het gezelschap van een Amerikaan, een Hong Kong Chinees, een Duitser en een Oostenrijker. Hoewel er steeds blind geproefd werd, lagen de bevindingen dicht bij elkaar. Wat erop wijst dat de standaard voor kwaliteit in de wijn stilaan een universele norm krijgt. Opvallend was ook dat de meeste proevers naar finesse en variatie zoeken en dat smaaknormen van wijnpaus Parker niet langer als alleenzaligmakend worden beschouwd. Natuurlijk laat de kwaliteit van deze jaargang eerder finesse toe dan puissance, maar toch lijken de typische Parker-wijnen, met veel smaakkracht, zachte tonen en veel eikenhout stilaan het veld te moeten ruimen voor elegantie, finesse en complexiteit.

De waarnemingen heten voorlopig, omdat het hier om stalen gaat van wijnen die nog niet definitief samengesteld zijn en doorgaans nog enkele maanden op vat moeten rijpen. Alleen de meest opvallende en aan te bevelen wijnen per herkomstbenaming worden vermeld. Maar niet alle wijnmakers hebben hun wijnen aangeboden. Dat was vooral opvallend in Saint-Emilion, waar de wijnen van de kastelen Troplong-Mondot, Angélus, Pavie en Pavie-Decesse ontbraken. En de allergrootsten zoals Pétrus, Le Pin, Ausonne, Mouton, Lafite, Margaux en Latour doen nooit met de Union mee.

In de Médoc

is Ch. La Tour de By de enige uitschieter. Bij de Haut-Médoc vallen vooral Ch. Cantemerle, Ch. Coufran, Camensac, Bellegrave en Citran op met intens gekleurde en stevige wijnen. In de reeks Saint-Estèphe is ontegensprekelijk Ch. Montrose de beste, misschien wel de allerbeste in de hele Médoc. Ook Phélan-Ségur en Les Ormes de Pez hebben de juiste keuzen gemaakt en de basis gelegd voor uitstekende wijnen in deze moeilijke jaargang. De meeste Saint-Julienwijnen zijn vrij regelmatig van kwaliteit, met Beychevelle, Langoa Barton, Lagrange en Talbot als uitschieters. Ietwat gevarieerd is de reeks Pauillacwijnen met breedsmakende en krachtige, ietwat plompe wijnen tot verfijnde en zeer elegante wijnen. Opmerkelijk en aan te bevelen zijn ongetwijfeld Pichon Longuevile Baron (weelderig), Lynch Bages (zeer krachtig), Pichon Longueville Comtesse (erg verfijnd) en Pontet-Canet (genereus). In het aanbod Moulis en Listrac-wijnen blijken alleen de wijnen van de kastelen Poujeaux-Theil, Chasse-Spleen, Fonreaud en Clarke van frappante kwaliteit.

Margaux geeft gemiddeld een mindere indruk. Toch worden Brane-Cantenac, Lascombes, Prieuré-Lichine, Cantenac-Brown en Kirwan als voortreffelijk beschouwd. In het aanbod Saint-Emilion wordt aparte aandacht besteed aan Cheval Blanc, die voor een keer in een andere samenstelling aangeboden wordt. Normaliter is Cheval blanc samengesteld uit 1/3de merlot en 2/3de cabernet franc. Dit jaar werden de rollen omgedraaid: 1/3de cabernet en 2/3de merlot. Dit geeft een redelijk ronde en soepele wijn, die iets sneller zal evolueren en zoals directeur Dominique Lurton het stelde: “C’est un millésime de consommation et pas de spéculation”. Opvallende wijnen in Saint-Emilion zijn Cap-de-Mourlin, Dassault, Figeac (zeer zeker!), Grand Mayne, Larmande en Beauséjour-Bécot (werkelijk outstanding). In de Pomerol wordt duidelijk minder goed gescoord. De meeste wijnen vertoonden vooral overrijp fruit en licht oxidatieve en zwoele tonen. In het vrij ruime aanbod, waar kanjers als Evangile, Clinet en Conseillante toch deel van uit maken, vallen Petit-Village, Vieux Château Certan, La Tour Figeac en La Croix de Gay als positief te noteren. In 1997 komen de beste rode Graves-wijnen van de kastelen Pape Clément, Smith Haut Lafitte, Olivier, Tour Martillac, Domaine de Chevalier, Fieuzal en Carbonnieux.

De witte wijnen, en dit geldt als een constante voor deze jaargang, kunnen de proevers iets meer bekoren. Uitschieters zijn Châteaux Olivier, Latour Martillac, La Louvière, Fieuzal(!), Domaine de Chevalier en Carbonnieux. Maar de hoogste waarden worden genoteerd bij de zoete likoreuze wijnen. Daar zijn de meest opvallende wijnen deze van de kastelen De Malle, Caillou, Nairac (!), Doisy-Daene, Sigalas Rabaud, Rabaud Promis, Rieussec (topper), Guiraud, Suduiraut (hoogstaand), Rayne Vigneau, Lafaurie Peyraguey en La Tour Blanche.

Toch zal deze jaargang, op uitzondering van de likoreuze wijnen, als een middelmatig millésime geboekstaafd worden, met wijnen die sneller zullen evolueren dan deze van de jaargangen ’96 en ’95. Deze kunnen rustig blijven liggen, wanneer we reeds volop van de ’97 zullen genieten(?). Zit er dan toch een logica in de natuur door steeds voor afwisseling te zorgen? Denken we aan de reeks ’85-’86 die gevolgd werd door de ietwat mindere ’87, en de wijnen van ’88-’89-’90, gevolgd door de zwakkere serie ’91-’92-’93. De regelmaat zit hem in de verscheidenheid.

HARRY DE SCHEPPER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content