Biotech zit zonder bazen

De ontwikkeling van de Vlaamse biotechnologie dreigt te worden afgeremd door een tekort aan potentiële CEO’s. Net nu zich belangrijke projecten aandienen.

Het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) is de drijvende maar stille kracht achter een bloeiende biotechindustrie. Het onvolprezen onderzoeksinstituut heeft in veel biotechbedrijven meer dan een vinger in de pap, en het lanceerde zelf ook bedrijven als Devgen, ActoGeniX, Pronota, Multiplicom, Q-Biologicals en het beursgenoteerde Ablynx. Begin dit jaar kwam daar het plantenbiotechbedrijf AgroSavfe bij. Het VIB is bovendien eigenaar van de Gentse dienstencentra voor jonge bedrijven, de zogenaamde bio-incubatoren. Intussen pronkt het VIB in de top tien van ‘s werelds belangrijkste onderzoeksinstellingen, op basis van wetenschappelijke output. Zelfs Johan Cardoen, die al heel wat biotechwatertjes heeft doorzwommen, heeft al vaak grote ogen opgezet sinds hij een jaar geleden mee aan het hoofd van het VIB kwam. De 55-jarige Cardoen werkte voor het legendarische Plant Genetic Systems (PGS), het eerste biotechbedrijf in ons land, om nadien CEO te worden van de VIB-spin-off CropDesign.

Wat is u hier vooral opgevallen?

JOHAN CARDOEN. “Er gebeurt nauwelijks iets in biotech waar het VIB niet bij betrokken is. Ik heb onze ondersteunende rol bij start-ups onderschat. Ik zit zelf in raden van bestuur, maar het VIB heeft vooral ook geparticipeerd in alle kapitaalverhogingen bij onze bedrijven. We hebben ook een zaaikapitaalfonds en kunnen dus een cash commitment maken bij de lancering. Dat versterkt de businesscase. Dat we cash investeren, geeft een sterk signaal aan externe investeerders, die het VIB bekijken als een neutrale partij. Onze VIB-bedrijven hebben intussen al 528 miljoen euro opgehaald, waarvan de helft uit het buitenland. We mogen daar best fier op zijn.

“Wij geven onze bedrijven ook admi-nistratieve ondersteuning. Wij doen bijvoorbeeld in het eerste jaar na de opstart hun loonadministratie. Zo kunnen zij hun opgehaalde middelen volledig aanwenden voor de ontwikkeling van hun businesscase en technologie. Het VIB heeft ook flink geïnvesteerd in zogenaamde core facilities. Die bieden ondersteunende diensten en technologie die alle onderzoeksdepartementen kunnen gebruiken.”

Wat zit er in de pijplijn?

CARDOEN. “We hopen dit jaar twee nieuwe bedrijven op te richten en naar de fase van fundraising te brengen. Het ene zit in het domein van therapeutica, producten tegen ziekten. We verwachten daar heel veel van. Het zal gebaseerd zijn op technologie die toelaat de functie van bepaalde eiwitten uit te schakelen. Door eiwitten die ziekten veroorzaken, uit te schakelen, kunnen die ziektes worden genezen of voorkomen. We hebben daarover al heel mooie data. Terzelfder tijd kan je die technologie toepassen in de landbouw. We gaan die twee niet in één holding steken, maar in aparte bedrijven. Zo kunnen we de waarde maximaliseren. Weinig investeerders stappen in beide.”

Hoe ontstaan bedrijven binnen het VIB?

CARDOEN. “Als wij een opportuniteit zien, lichten we dat project uit de academische context, en financieren het met middelen beheerd door de afdeling technologietransfer. Die moet onderzoek te gelde maken. Wij maken daar een businesscase van en kijken naar de patentsituatie. Wanneer we naar de fase van fondsenwerving gaan en met investeerders praten, moeten we een kandidaat-CEO hebben. En dat is nu een van de beperkende factoren in biotech. Dat is een flessenhals. De investeerders willen het toekomstige gezicht van het bedrijf zien. Ze willen weten of die een goed trackrecord heeft, succes had in een ander bedrijf en exitervaring heeft. Management is minstens even belangrijk als technologie en de businesscase. Bij die nieuwe projecten bijvoorbeeld zoeken we voor het gedeelte in therapeutica hard naar een CEO. De voor de hand liggende kandidaten hebben zich elders geëngageerd. Daarom moeten we gaan scouten in het buitenland.”

De Vlaamse biotech heeft een ijzersterke reputatie. Waarom is het dan zo moeilijk een goede CEO te vinden?

CARDOEN. “Dat verwondert mij ook wel. Maar niet iedereen voelt zich geroepen om het voortouw te nemen in een start-up, toch een vrij risicovolle omgeving, en daarvoor een vaste benoeming te laten vallen. In de VS bijvoorbeeld is er meer ondernemingszin. Daar stappen wetenschappers vaak mee in een start-up. Hier doen relatief weinig van onze wetenschappers die stap, ook al komt de technologie uit hun eigen lab.”

Is er dan geen ons-kent-onsnetwerk?

CARDOEN. “Zeer zeker. In dit ecosysteem kent iedereen iedereen. Het is misschien cru uitgedrukt, maar de meest getalenteerde mensen zijn al aan de slag. Dat is goed, maar we hebben nu wel twee projecten waar we veel van verwachten. We moeten dus elders gaan zoeken. En daarom kijken we naar de VS, waar we steeds duidelijker op de kaart staan. Ook bij investeerders, die ons zelfs al proactief beginnen te benaderen.”

Waar stremt het nog?

CARDOEN. “De verschraling van het investeringslandschap.”

Een oud zeer

CARDOEN. “Het VIB is overal pro rata in de opvolginvesteringen voor zijn biotechbedrijven gestapt. Maar de fundraising voor die kapitaalverhogingen blijft vrij moeilijk. Investeerders in onze sector moeten diepe zakken hebben, omdat van hen wordt verwacht dat er minstens drie opvolginvesteringen zullen zijn. Een initiële investering van zeg maar 1 miljoen euro kan in theorie oplopen tot 10 miljoen.

“Een deel van de investeringsfondsen kan die pro rata niet volhouden, en die zien bijgevolg hun belang in die bedrijven afnemen. Fondsen met meer dan 50 miljoen euro zijn niet dik gezaaid in Vlaanderen. Bovendien zijn er ook gewoonweg verdwenen. KBC Private Equity was zeer actief. ING had hier enkele participaties en het eveneens Nederlandse Aescap ook.”

En wat denkt u wanneer de overheid samen met Gimv uitpakt met een nieuw fonds voor de gezondheidszorg? Er kan geld gevonden worden. Moet er dan ook niet meer gaan naar het VIB, dat bewijst waarde te creëren?

CARDOEN. “Dat is een vraag die je zou kunnen stellen, hoewel ik vind dat we niet altijd naar de overheid moeten stappen. We hebben een dotatie, die wordt bepaald op basis van critical performance indicators, variabelen om onze prestatie te analyseren. In het verleden hebben we dat zeer goed gedaan en zijn de budgetten ook verhoogd. Over vier jaar worden we opnieuw geëvalueerd. Dat gezegd zijnde, zijn we wel met een andere mogelijke financieringsmogelijkheid bezig, maar dat is nog confidentieel.

“We trachten intussen ons investeringsnetwerk uit te breiden. We hebben de voorbije maanden achttien durfkapitaalfondsen gezien, waarvan het overgrote deel buitenlandse. Ik kreeg van enkele zelfs de commentaar dat we te weinig risico nemen, in die zin dat we tot nu toe geen echte mislukkingen hebben gehad. Dat komt natuurlijk door onze benadering. We beperken de risico’s zo veel mogelijk vooraleer we naar externe investeerders gaan. We zijn ervan overtuigd dat dat de juiste benadering is. We zijn niet van plan opportunistischer te werk te gaan.”

Hebben andere instituten ook financieringsproblemen?

CARDOEN. “Topinstituten in de VS zijn vaak nauw verweven met grote farmabedrijven. Neem Boston, waar start-ups uit MIT of Harvard komen, en je vaak ook grote financiers hebt. Dat netwerk is nog veel sterker verweven dan bij ons. We hebben een zeer goed ecosysteem, maar daar is het nog van een andere dimensie.”

Zijn er nog beperkende factoren?

CARDOEN. “De infrastructuur. Vijftien jaar geleden was er hier op het Gentse Technologiepark niets. Nu werken er enkele duizenden mensen en zit het park bijna vol. Er zijn nog welgeteld twee percelen vrij. We moeten dus dringend een tweede technologiepark ontwikkelen. Om over vijf jaar iets te hebben, moeten we nu beginnen. En we moeten zien dat we de tussentijd overbruggen. Dat is ook belangrijk om buitenlandse biotechbedrijven naar de Vlaamse cluster te halen.”

Sommige bedrijven dringen ook aan op meer gemeenschappelijke faciliteiten om de cluster te versterken.

CARDOEN. “Daar werken we aan. We willen bijvoorbeeld een crèche in het park. Het VIB is al medestichter van de internationale school in Gent en Leuven. Maar vergeet niet dat de structuur van het VIB anders is dan bijvoorbeeld die van imec. Wij werken in een joint venture met de vier Vlaamse universiteiten. Imec zit op één campus in Leuven, en heeft een totaal ander businessmodel.”

Maakt u ook werk van de internationalisering van VIB?

CARDOEN. “We hebben bruggenhoofden in Barcelona en Luxemburg, en krijgen geregeld de vraag om dat aantal uit te breiden. Ik ben daar voorzichtig in. Ik wil niet dat we evolueren naar een soort servicebedrijf. Het Max Planck Instituut heeft een afdeling opgezet in de VS. Wij sluiten dat niet uit op termijn, maar de vraag is waar je je middelen inzet. Moeten we inzetten op de VS? In dit stadium is mijn antwoord neen. We hebben andere prioriteiten.

“We trekken later dit jaar wel naar Brazilië, de snelst groeiende landbouwmarkt. We willen het VIB daar beter uitdragen, samenwerking stimuleren en om eventueel bedrijven naar hier halen.

“We hebben de juiste keuzes gemaakt. We hebben initiatieven lopen om onze uitstraling te verhogen. En er komt veel internationale erkenning. We praten met een achttal buitenlandse bedrijven die mogelijk naar Vlaanderen willen komen. Maar het ligt niet in onze natuur om onszelf continu op de borst te kloppen en te zeggen hoe goed we zijn. We hebben liever dat anderen dat zeggen.”

Waar staat het VIB over vijf jaar?

CARDOEN. “Hopelijk staan we nog veel meer op de internationale kaart. En hopelijk is er dan een geneesmiddel op de markt dat uit het VIB is ontsproten. En het zou fantastisch zijn als er over vijf jaar een Nobelprijswinnaar uit het VIB zou komen.”

BERT LAUWERS, FOTOGRAFIE SOFIE VAN HOOF

“Investeerders willen het toekomstige gezicht van het bedrijf zien en zijn trackrecord kennen”

“Het zou fantastisch zijn als er over vijf jaar een Nobelprijswinnaar uit het VIB zou komen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content