Biogas versus biomassa

De biogasindustrie voelt zich terecht op één hoopje gegooid met het algemeen bekende biomassa. Wellicht staat de gemiddelde leek er niet bij stil, maar het verbranden van biomassa, bijvoorbeeld houtpellets of chips, staat dichter bij een kolencentrale dan velen denken.

De jongste tien jaar gebeurde biomassaverbranding vooral door het zogenoemde co-firing in oude kolencentrales (die daar wel voor zijn aangepast). Dat de oude kolencentrales een efficiëntie hebben van minder dan 40 procent, helpt ook de duurzaamheid van het bijverbranden van biomassa niet echt. Eigenlijk is men hout aan het verbranden op de klassieke manier, een beetje vergelijkbaar met een open haard. Bovendien heeft een 200-300 MW-centrale voor biomassaverbranding al snel anderhalf miljoen ton pellets of chips nodig per jaar, die dan per boot van de andere kant van de oceaan worden aangevoerd. Niet meteen een voorbeeld van het cradle-to-cradle-principe.

Als je ook de technologische inspanning van een biogascentrale versus houtverbranding vergelijkt, dan is het een beetje alsof je een Lada vergelijkt met een Tesla. Ze hebben alle twee vier wielen, maar in concept en duurzaamheid is er toch een wereld en minstens twee generaties van verschil.

Na kernenergie is de productie van biogas zowat het meest complexe mechanisme, vooral in het licht van de multidisciplinaire kennis die nodig is om ze optimaal te doen werken. Net zoals een kerncentrale produceert een biogascentrale zowat heel het jaar rond energie. Alleen zijn de biogascentrales veel kleiner, aangezien ze vaak gebruikmaken van lokale brandstofstromen (dierlijk of plantaardig afval, aangevuld met energiegewassen). Voor een biogascentrale van 3 megawatt heb je jaarlijks al snel 50.000 tot 60.000 ton nodig. De efficiëntie van een biogascentrale draait wel rond 95 procent! Niets gaat verloren. Er bestaat gewoon geen hoger rendement.

Aan de basis van dit unieke proces liggen vaak zeer diverse afvalproducten. Zo werkt een biogascentrale in Bocholt al voor één derde met varkensmest, gecombineerd met ruim een derde plantaardig afval (bijvoorbeeld bermgras) en aangevuld met energiegewassen zoals energiemaïs. Zo dragen biogascentrales ook bij tot het oplossen van het mestprobleem.

Vervolgens wordt biogas gecreëerd via vergisting, een volledig natuurlijk, bacteriologisch proces. Met dat biogas kun je verschillende dingen doen. In Vlaanderen wordt het vooral gebruikt om via een gasmotor groene stroom mee te maken. Als het gaat over innovatie, laten de beleidsverantwoordelijken het hier jammer genoeg afweten. Zo maakt het volledig ontbreken van ondersteunende maatregelen bijvoorbeeld het injecteren van groen gas in het Fluxys-gasnet onmogelijk.

Je zou van biogas inderdaad groen gas kunnen maken dat bij injectie in het gasnet ook weer afgenomen kan worden door onder meer tankstations die ook CNG (aardgas onder druk) verkopen. Een andere toepassing van biogas is om er in samenwerking met de transportsector LBG (vloeibaar biogas) van te maken, dat in de transportketen wordt ingezet. Aangezien dat concurreert met diesel is een voordeel dat het proces bij een voldoende hoge gasprijs kan werken zonder dat er nog subsidie van de overheid nodig is. De voorwaarde is dan wel dat de overheid deze duurzame vorm van LBG vrijstelt van taksen.

Ook kan men de warmte gebruiken voor bijvoorbeeld de verwarming van wijken en/of openbare gebouwen. Maar dan moet de overheid ervoor zorgen dat biogascentrales hun digistaat, een restproduct van biogasproductie, over de grenzen kunnen verplaatsen. Een goed voorbeeld is de biogascentrale in Tongeren. Die ligt op 1 kilometer van Wallonië, dat smeekt om bodemverbeteraars. Maar van Vlaanderen mag het digistaat de (taal)grens niet over, werkelijk kafkaiaans.

Biogascentrales verdienen erkenning voor hun innovatie en duurzaamheid, ondanks de kritiek die soms naar boven komt dat ze wegen op de voedselketen. Die kritiek is totaal naast de kwestie. Het enige raakvlak met de voedselketen is bijvoorbeeld energiemaïs, die ook in het veevoeder gebruikt wordt. De biogasproductie raakt zo onrechtstreeks onze vleesbehoefte, maar vlees is nu net een product dat we veel minder moeten gaan eten. Volgens Biogas-E vzw zijn in Vlaanderen de vergistingsinstallaties vergund voor het gebruik van maximaal 263.000 ton energiemaïs (5260 ha). Dat is slechts 0,85 procent van de beschikbare landbouwoppervlakte.

De auteur is gedelegeerd bestuurder van NPG energy.

ANDRÉ JURRES

Als je ook de technologische inspanning van een biogascentrale versus houtverbranding vergelijkt, dan is het een beetje alsof je een Lada vergelijkt met een Tesla.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content