BIG BROTHER IS TAXING YOU

Sinds een aantal weken lopen enkele Gentse eigenaars van onbebouwde percelen er triestig bij. Het stadsbestuur voerde een belasting in op onbebouwde percelen die in de woonzone liggen. Anders gezegd, het gaat om percelen, die stedenbouwkundig gezien wel voor bebouwing vatbaar zijn maar om een of andere reden door de eigenaar nog niet bebouwd werden. Dergelijke redenen zijn legio: men laat zijn grond wat liggen om hem later onder de kinderen te kunnen verdelen of na te laten bij de erfenis. Grond is toch steeds iets persoonlijker dan geld. Sommigen zien een tweede onbebouwd perceel als een mooie tuinuitbreiding. Nog anderen zien het als een rustend spaarpotje. Nog anderen gebruiken hun grond als hobbyruimte om er een lochting op aan te leggen of er grote en kleine huisdieren te kweken.

BELEIDSBELASTING.

Vanaf 1998 is dit onbebouwd laten niet meer gratis. In 1998 moet hierop bij een eerste heffing 10 frank per vierkante meter betaald worden, bij een tweede heffing 30, bij een derde 45, bij een vierde 75 en vanaf de vijfde heffing 90 per vierkante meter betaald worden. Een gepensioneerde landbouwer wil verder blijven wonen in zijn hoevetje en nog wat boeren op zijn lapje grond van 5000 m2. Tengevolge van een gewestplanwijziging wordt zijn grond echter tot bouwgrond bestemd. Velen zouden hierbij een gat in de lucht springen, want een bestemming tot bouwgrond betekent een aanzienlijke meerwaarde. Voor onze landbouwer betekent het wellicht het einde van zijn levenswijze. Hij mag binnen een paar jaar 450.000 frank per jaar ophoesten om zijn agrarische levensstijl verder te zetten. Het stadsbestuur nijpt de op rust gegane landbouwer financieel dood. Hij moet plaats maken voor verkaveling en bebouwing.

Het stadsbestuur verkoopt deze belasting als een beleidsbelasting. Door de onbebouwde percelen zwaar te belasten, zullen de eigenaars ervan tot verkopen worden gedwongen en zullen nieuwe en jonge gezinnen een kans krijgen om in de stad te wonen. Kwestie van de stad niet volledig te laten bevolken met allochtonen, steuntrekkers en studenten.

GEDRAG BEINVLOEDEN.

De situatie in Gent vormt een goede aanleiding voor een paar bedenkingen omtrent het steeds vaker gebruikte instrument van de beleidsbelasting.

In de traditionele theorie van de overheidsfinanciën is zoiets uit den boze. Belastingen dienden niet voor het beïnvloeden van het gedrag van de burger maar hetzij voor het financieren van de door de overheid geleverde openbare diensten hetzij voor het bewerkstelligen van een herverdeling van rijk naar arm. In het eerste geval was een proportionele belastingvoet aangewezen. In het tweede geval een progressieve. Belastingen werden dus steeds als opbrengstbelastingen beschouwd. Het beïnvloeden van het gedrag diende, aldus de traditionele theorie, te geschieden via strafrechtelijke boetes. Aan misdadig of althans sociaal onaanvaardbaar gedrag wordt via straffen zoals boetes een artificieel prijskaartje verbonden. De traditionele theorie paste in de klassiek-liberale visie op de overheid, die zich neutraal moet betonen ten opzichte van alle (niet criminele) gedragsvormen en levensstijlen.

MARKTFALING.

De beleidsbelasting vond haar weg naar het politieke forum via de theorie van Arthur Pigou omtrent de marktfalingen. Sommige vormen van gedrag, aldus Pigou, zijn kostenafwentelend. Aangezien de actor niet zelf alle kosten draagt maar er wel alle opbrengsten van opstrijkt, komt het niveau van dergelijke activiteiten inefficiënt hoog te liggen. Milieuvervuiling geldt hier als schoolvoorbeeld. Ter correctie van de marktfaling stelde Pigou voor dergelijke activiteiten zodanig te belasten dat zij tot op een efficiënt niveau worden teruggedrongen. Economisten zijn meestal niet geliefd bij linkse academici en politici. Zij vormen immers de enige groep intellectuelen die enigszins kritisch staat tegenover de expansie van de overheidsmacht. Een begrip zoals beleidsbelasting; komende uit de mond van een economist, viel dan ook als manna uit de hemel voor politici. Sindsdien regent het letterlijk allerlei beleidsbelastingen, die meestal neerkomen op een verkapte opbrengstbelasting. Het grote voordeel van een als beleidsbelasting verpakte opbrengstbelasting is uiteraard dat de overheid de belasting niet moet verantwoorden via een verbeterde of verhoogde publieke dienstverlening. De energietaks waarop in EU-kringen sinds jaren wordt gebroed, is een voorbeeld. De taks wordt voorgesteld als een beleidsbelasting voor het milieu, maar de EU-tenoren weten duivels goed dat de Europeaan bereid is vrij grote sommen neer te tellen voor zijn mobiliteit. Hier liggen dus voor de eurocratie grote en nog onaangeboorde belastingsbronnen.

ONTEIGENING.

Zijn beleidsbelastingen dan totaal uit den boze? In principe zou men de financiële overheidsmanipulatie van het gedrag der burgers moeten beperken tot de gevallen waarin er, zoals Arthur Pigou het stelde, duidelijk sprake is van kostenafwentelend gedrag. De kosten van milieuvervuiling bijvoorbeeld zouden in principe moeten geïnternaliseerd worden via aansprakelijkheid en schadevergoedingen. Nu weten we allemaal dat zo’n internalisatie zeer onvolmaakt werkt wegens bewijsmoeilijkheden en de traagheid van het gerecht. Een beleidsbelasting op milieuvervuilende activiteiten is derhalve een “second best”-oplossing. Voor de belasting van de onbebouwde percelen kan een dergelijke redenering moeilijk staande worden gehouden. De burgers die destijds hun percelen kochten met het plan deze te laten liggen, maken zich niet schuldig aan sociaal onaanvaardbaar of kostenafwentelend gedrag. Zij hebben destijds een perceel verworven waarop geen bouwplicht rustte maar waaraan wel een mogelijke toelating tot bouwen was verbonden. Hun eigendomstitel liet hen dus toe, op het ogenblik dat zij deze verwierven, zelf het moment van bebouwing te bepalen. Door hen nu, via een fiscale houdgreep te dwingen deze percelen te verkopen, worden zij voor een stuk onrechtmatig onteigend.

ORWELLIAANS.

Het te pas en ten onpas gebruiken van het instrument van beleidsbelasting kan Orwelliaanse dimensies aannemen. Met de beleidsbelasting kan een politieke elite bepalen welke soort activiteiten en levensstijlen aanvaardbaar zijn en welke niet. Voor wanneer een taks op niet gedragen kledingsstukken, op ongelezen boeken, op ongezoende echtgenotes en echtgenoten, op ondergebruikte hersencellen? De controverse omtrent de beleidsbelasting toont aan dat we dringend nood hebben aan een beter uitgewerkte fiscale constitutie. Eventueel op Vlaams niveau.

Prof. dr. Boudewijn Bouckaert is voorzitter van de vakgroep Grondslagen van het Recht, faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

BOUDEWIJN BOUCKAERT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content