Bezwaartermijn wordt verlengd naar zes maanden

Uit het ontwerp van Programmawet dat op dit ogenblik wordt voorbereid, blijkt dat de bezwaartermijn voor inkomstenbelastingen van drie op zes maanden wordt gebracht.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

ls u het niet eens bent met de aanslag die op het gebied van de inkomstenbelastingen (personenbelasting, vennootschapsbelasting enzovoort) wordt gevestigd, kunt u bezwaar aantekenen. Dat kan echter alleen binnen een welbepaalde termijn.

Vroeger had u daarvoor relatief veel tijd. Voor aanslagen die verband houden met de aanslagjaren 1998 en vorige, volstond het dat het bezwaarschrift werd ingediend uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgde op het jaar waarin de belasting werd gevestigd; met dien verstande dat u altijd over een minimumtermijn van zes maanden beschikte.

Tijdens de hervorming van de fiscale procedure die enkele jaren geleden werd doorgevoerd, besliste de overheid dat de bezwaartermijn (met ingang van het aanslagjaar 1999) nog slechts drie maanden bedraagt. Maar uit het recente ontwerp van Programmawet blijkt nu dat deze termijn naar zes maanden wordt verlengd.

Let wel, de verlenging van de bezwaartermijn is nog niet voor morgen. Het ontwerp van Programmawet moet eerst nog door de parlementaire molen. Bovendien is het op dit ogenblik nog niet duidelijk wanneer de nieuwe wettelijke regeling in werking zal treden. Voorlopig moeten bezwaarschriften dus nog steeds binnen drie maanden worden ingediend.

ONEVENWICHT. De termijnverlenging is een goede zaak. De belastingplichtige krijgt iets meer tijd om het aanslagbiljet met kennis van zaken te onderzoeken of te laten onderzoeken. Maar het lost het probleem van het fundamentele onevenwicht tussen de partijen niet op.

Dat onevenwicht bestaat erin dat de termijn waarover de belastingplichtige beschikt om zich te verzetten tegen de belasting, sterk verschilt van de termijn waarover de fiscus beschikt om de aangifte te onderzoeken en de aanslag te vestigen.

Bij de minste fout die de administratie in het aangifteformulier ontdekt, beschikt zij over een termijn van drie jaar om de aanslag, of een aanvullende aanslag te vestigen. En zodra er fraude in het spel is, beschikt zij zelfs over een termijn van vijf jaar. Zowel de driejarige als de vijfjarige termijn lopen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. In sommige gevallen kan zelfs nog een aanslag worden gevestigd na het verstrijken van de vijfjarige aanslagtermijn.

Als belastingplichtige beschikt u maar over een termijn van drie (straks zes) maanden om de aanslag te onderzoeken en eventuele grieven kenbaar te maken. Is die termijn verstreken, dan is het te laat. Stelt u nadien nog vast dat de aanslag onjuist is, dan kunt u geen bezwaar meer indienen. De aanslag is dan definitief en de belasting kan niet langer ongedaan worden gemaakt.

ONTHEFFING. Weliswaar is er nog de procedure van de ambtshalve ontheffing. Die laat toe om ook na het verstrijken van de bezwaartermijn nog opmerkingen te maken, en een ontheffing van belastingen te verkrijgen. Maar die procedure is alleen in een beperkt aantal gevallen mogelijk. Bovendien worden de toepassingsvoorwaarden zeer strikt geïnterpreteerd.

Een ontheffing van ambtswege is, behalve in een aantal specifieke gevallen, alleen mogelijk als er een materiële vergissing in het spel is of als er een dubbele belasting aanwijsbaar is; of nog, als er een nieuw “bescheid of feit” opduikt.

Maar in de praktijk aanvaardt de administratie maar uitzonderlijk dat er bijvoorbeeld een materiële vergissing is begaan. Van een schrijf- of rekenfout aanvaardt ze zonder meer dat het een materiële vergissing is. Maar het feit bijvoorbeeld dat u een bepaalde rubriek van het aangifteformulier verkeerd hebt ingevuld, wordt doorgaans niet als een materiële vergissing beschouwd.

“Nieuwe bescheiden of feiten” kunnen ook aanleiding geven tot een ontheffing van ambtswege. Maar volgens de wet is dit alleen het geval als het “laattijdig overleggen verantwoord wordt door gewettigde redenen”. De administratie en ook de meeste rechtspraak leiden hieruit af dat een ontheffing van ambtswege niet langer mogelijk is als de “bescheiden of feiten” die u inroept, al bekend (of kenbaar) waren tijdens de periode dat u bezwaar kon indienen.

Neem bijvoorbeeld een arrest van het Arbitragehof dat in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd op het ogenblik dat de bezwaartermijn nog loopt. Volgens de administratie – die hierin wordt gevolgd door een meerderheid in de rechtspraak – is het dan uitgesloten dat dit arrest nog na het verstrijken van de bezwaartermijn zou worden ingeroepen om alsnog een ontheffing van ambtswege te vragen. Ieder wordt immers geacht de wet te kennen, en dus te weten wat er dagelijks in het Belgisch Staatsblad te lezen staat.

Het wereldvreemde van deze stelling hoeft nauwelijks betoog.

DRIE. Wat er ook van zij, via de procedure van de ontheffing van ambtswege kunt u nog een rechtzetting vragen gedurende een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Die termijn stemt overeen met de aanslagtermijn waarover de admini-stratie beschikt om (behalve in het geval van belastingontduiking) een (aanvullende) aanslag te vestigen. Maar het verschil is dat de administratie binnen deze termijn gelijk welke fout of onregelmatigheid in de aangifte kan rechtzetten. Terwijl u als belastingplichtige binnen dezelfde termijn alleen in uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld: een materiële vergissing) een ontheffing van ambtswege kunt eisen.

De “gelijkheid van wapens” vraagt bijgevolg dat de wetgever zich erover bezint of aan de belastingplichtige geen ruimere mogelijkheden moeten worden gegeven om terechte grieven kenbaar te maken.

Jan Van Dyck

ôHet probleem van de te korte bezwaartermijn wordt maar half opgelost.ô

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content