Beter statuut, slechter bedrijfsklimaat

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Het sociaal statuut van de zelfstandige ondernemers is de voorbije jaren aardig verbeterd. Maar dat heeft wel een rood spoor getrokken door hun sociale zekerheid. Om het stelsel weer gezond te maken zijn meer sociale bijdragen nodig. Dat kan via een beter bedrijfsklimaat. Dat is er te weinig, zeggen middenstandsorganisaties.

Het lijkt vreemd. Op een ogenblik dat iedereen de mond vol heeft over langer werken wordt de pen-sioenmalus voor zelfstandigen vanaf volgend jaar voort afgebouwd. De malus houdt in dat zelfstandigen een deel van hun pensioen verliezen als ze vroeger stoppen met werken. In de huidige regeling kan een zelfstandige die op zijn 60ste met pensioen gaat, tot 25 procent van het pensioenbedrag verliezen. Wie op 64 jaar stopt verliest nog 3 procent. Vanaf volgend jaar verdwijnt de pensioenmalus al voor zelfstandigen die 41 jaar gewerkt hebben of die 63 of 64 jaar oud zijn. Het systeem dooft progressief uit tot in 2016. Dan is er enkel nog een malus van 12 procent voor wie met pensioen gaat tussen 62 en 63 jaar en geen carrière heeft van 41 jaar.

Uit een nota die Unizo, zijn Franstalige tegenhanger UCM en de Boerenbond in de herfst van 2011 aan de regeringsonderhandelaars hebben overhandigd, zou je kunnen opmaken dat de malus moest blijven bestaan en worden uitgebreid naar de werknemers en ambtenaren. De werkgeversorganisaties benadrukten dat “het systeem van vermindering van de uitkering bij vervroegde ingang van het pensioen ook bij de werknemers opnieuw ingevoerd moet worden en gewerkte jaren na de leeftijd van vervroegde pensionering relatief meer pensioen moet opleveren. Langer werken moet op gelijke wijze beloond worden voor loontrekkenden en zelfstandigen.”

Maar de regering heeft besloten in de andere richting te werken en de discriminatie met de ambtenaren en de werknemers – voor wie al jaren geen sprake meer is van een malus – weg te werken door de pensioenmalus voor zelfstandigen af te bouwen.

Minder starters

Omdat de nieuwe regeling over vervroegd pensioen zoals de regering-Di Rupo ze heeft uitgetekend ook van toepassing is op zelfstandigen, verkleint het risico dat de afbouw van de malus mensen ertoe aanzet vroeger uit de arbeidsmarkt te stappen. Net als bij werknemers wordt het vervroegd pensioen voor zelfstandigen langzaam maar zeker opgetrokken van 60 jaar nu naar 62 jaar in 2016.

Kmo- en zelfstandigenorganisaties pleiten er al sinds mensenheugenis voor de sociale statuten van werknemer en zelfstandige naar elkaar toe te doen groeien, zowel voor de aantrekkelijke als voor de minder aantrekkelijke aspecten van de twee stelsels. Wie kiest voor ondernemerschap weet dat daar heel wat risico’s aan verbonden zijn en dat een zelfstandige fundamenteel verschilt van een loontrekkende. Maar als de sociale systemen mijlenver uit elkaar blijven liggen, is er geen stimulans om voor het zelfstandigenstatuut te kiezen.

Recente cijfers van het commerciële informatiebureau Coface Services Belgium tonen aan dat steeds minder mensen een eigen zaak oprichten. In het eerste kwartaal van 2012 is het aantal starters met 16 procent gedaald tegenover dezelfde periode in 2011 (21.788 starters). In 2007 werden in het eerste kwartaal nog 23.242 starters geregistreerd. Financiële crisis annex recessie zijn deels een verklaring voor die daling. Alle zelfstandigenorganisaties zien ook het in hun ogen onaantrekkelijke sociale ondernemersstatuut als een van de oorzaken.

Nu is de kloof tussen de twee statuten de voorbije jaren aanzienlijk verkleind. Nemen we het pensioen, het voornaamste aandachtspunt van Unizo en co. Ze eisen een gelijkschakeling van het minimumpensioen van de zelfstandigen met dat van de werknemers. Voor een gezinshoofd bedraagt de kloof op maandbasis 22,64 euro. Het minimale brutogezinspensioen van een zelfstandige klokt af op 1336,54 euro, dat van een werknemer op 1359,18 euro. Hier is sinds 2004 een hele weg afgelegd in het voordeel van de zelfstandigen. In juni 2003 lag het minimumgezinspensioen voor een werknemer nog meer dan 200 euro hoger dan dat van een zelfstandige. In 2008 bedroeg het verschil ongeveer 67 euro. Dat minimumpensioen is zeer belangrijk voor zelfstandigen, want 75 procent van hen heeft er recht op.

Rood spoor

De voorbije jaren zijn niet alleen de minimumpensioenen verhoogd. Ook de verschillen in invaliditeitsuitkeringen en kinderbijslag tussen werknemers en zelfstandigen zijn deels weggewerkt. Dat trekt natuurlijk een rood spoor door het budget van de sociale zekerheid.

Tussen 2008 en 2001 zijn de sociale bijdragen van de zelfstandigen wel gestegen van 3,245 miljard naar 3,535 miljard euro (+9,2 %). De bijdragen in het werknemersstelsel (37,648 miljard in 2011) stegen in die periode met amper 2,7 procent. Maar de stijging was onvoldoende om de extra uitgaven voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor Zelfstandigen (RSVZ) op te vangen.

Dat de sociale zekerheid voor zelfstandigen de voorbije jaren niet kopje-onder ging, is vooral te danken aan middelen uit de alternatieve financiering van de sociale zekerheid en allerlei rijkstoelagen om de rekening te doen kloppen. De RSVZ heeft dit jaar een positief saldo van 215,5 miljoen euro, vooral dankzij de alternatieve financiering van 962 miljoen euro en een rijkstoelage van 1,7 miljard euro. (zie tabel: De alternatieve financiering en rijkstoelagen in sociale zekerheid). De sociale zekerheid voor werknemers staat er overigens veel slechter voor: daar is volgens de begrotingscontrole van de regering een deficit van 688,7 miljoen euro. En dat ondanks de alternatieve financiering en rijkstoelage van gecumuleerd 20,8 miljard euro.

De sociale zekerheid van de werknemers zou bovendien nog in slechtere papieren zitten indien de middelen van de alternatieve financiering verdeeld zouden worden tussen het werknemers- en zelfstandigenstelsel op basis van het aandeel van laatstgenoemde groep in de beroepsbevolking. Het deel van de alternatieve financiering dat wordt toegekend aan het globale beheer voor zelfstandigen bedraagt 8 procent van het totaal, terwijl hun aandeel in de werkende bevolking 16,5 procent is. Zelfstandigenorganisaties willen een groter deel van de koek omdat ze via hun activiteiten een belangrijke bijdrage leveren aan de alternatieve financiering, die vooral uit btw en accijnzen bestaat.

Een gedeeltelijke verklaring voor de bevoordeling van het werknemersstelsel is dat de socialisten het altijd belangrijker vonden alternatieve financiering toe te wijzen aan het regime van de werknemers, en de zelfstandigen niet belangrijk vonden. Pas sinds Sabine Laruelle (MR) minister van Middenstand is, wordt van elke bijkomende financiering ook steeds 10 procent aan het regime van de zelfstandigen toegewezen. Als de alternatieve financiering volledig herverdeeld zou worden op basis van het aandeel van de zelfstandigen in de beroepsbevolking, dan zou dat hun sociale zekerheid op jaarbasis bijna een miljard euro extra opleveren. Maar een verschuiving van die middelen is taboe voor de verdedigers van het werknemersstelsel, in eerste instantie de vakbonden.

Ademruimte

Een voor de hand liggende manier om de sociale zekerheid van zelfstandigen meer ademruimte te geven, is natuurlijk voor nog meer sociale bijdragen zorgen via meer economische activiteit. Maar de zelfstandigenorganisaties zeggen dat het slechte economische klimaat zoiets moeilijk maakt. En dan denken ze niet direct aan de huidige (milde) recessie, maar aan het gebrek aan concurrentiekracht van de Belgische bedrijven, ook van de kleine kmo’s. Drie factoren zijn essentieel voor een verbetering van het ondernemingsklimaat, zeggen Unizo, UCM en de andere organisaties in koor: lagere lasten voor ondernemers, een minder complexe regelgeving en de overheid als betrouwbare partner.

Ook voor zelfstandige ondernemers die slechts met een paar personeelsleden werken, zijn de loonkosten een probleem. Daarnaast wijzen ze op het weinig ondernemingsvriendelijke beleid van de regering-Di Rupo I, die via een aantal maatregelen – de rol van de fiscale controle, de strijd tegen schijnzelfstandigheid – een onzeker juridisch klimaat creëert. Sinds begin dit jaar is bijvoorbeeld de antirechtsmisbruikregeling ingevoerd. Dat wil zeggen dat de belastingadministratie een opgezette structuur (zoals een managementvennootschap) naast zich neer kan leggen, en een andere, uiteraard zwaarder belaste constructie in de plaats kan stellen. Hier wordt de bewijslast omgedraaid: het is aan de belastingplichtige om te bewijzen dat hij voor een bepaalde structuur heeft gekozen om andere redenen dan belastingbesparing. Wel is Unizo erin geslaagd om het akkoord over de verstrengde aanpak bij te sturen, kwestie van geen heksenjacht te ontketenen. Tegelijk benadrukt Unizo-topman Karel Van Eetvelt dat er nood is aan een beleid dat ondernemen aantrekkelijk maakt en de concurrentiekracht van de ondernemingen versterkt. Hij ergert er zich over dat het hier te vaak bij woorden blijft. (zie kader Losse flodders mogen stoppen. Hoog tijd voor realisaties.)

Ondertussen zit trouwens een nieuwe maatregel in de pijplijn die op het eerste gezicht onschuldig is, maar een belangrijke financiële impact zal hebben op het zelfstandig ondernemerschap en dus ook op de sociale zekerheid van de zelfstandigen. Minister van Middenstand Sabine Laruelle speelt met het idee zelfstandigen voortaan sociale bijdragen te laten betalen op het inkomen van het lopende jaar. De zelfstandigen zouden dan een schatting moeten maken van hun inkomen van dat jaar. Nu baseren zelfstandigen hun bijdragen op het netto-inkomen van drie jaar geleden omdat dat het enige bekende inkomen is.

De meeste middenstandsorganisaties – UCM, NSZ – zijn gewonnen voor de hervorming, net als de boekhouders, fiscalisten en accountants, die er extra business in zien. Unizo heeft wel heel wat bedenkingen. Volgens hen gaat het om een “schijnoplossing voor het nauw laten aansluiten van de bijdragen bij de economische realiteit. De ondernemer die onvoldoende voorafbetaalt zal na drie jaar een negatieve regularisatie krijgen boven op een nieuwe voorafbetaling die hij dat jaar moet doen.”

Unizo ziet ook een probleem voor ondernemers die hun zaak stopzetten en dan werknemer worden en voor zelfstandigen die met pensioen gaan. Definitieve pensioenrechten kunnen in dat nieuwe stelsels pas na drie jaar worden vastgesteld. Voorts vreest men voor een – weliswaar tijdelijk – gat in de RSVZ. Bij de zelfstandigen zal de neiging groot zijn om het eerste jaar een inkomen aan te geven waarop de minimumbijdrage van 713,99 euro per kwartaal moet worden betaald. Als alle zelfstandigen dat doen, loopt het budgettaire verlies in de overgangsperiode van de eerste drie jaar op tot 4,197 miljard euro, rekent Unizo voor.

De kans is groot dat socialeverzekeringsfondsen heel wat klachten zullen ontvangen van ondernemers die hun inkomen onmogelijk correct kunnen inschatten. Dat geldt voor de helft van de zelfstandige ondernemers. Vergelijkbare voorbeelden uit het verleden zijn weinig geruststellend. Eind jaren tachtig werden consoliderings- en solidariteitsbijdragen ingevoerd, die uitgingen van hetzelfde principe. Het innen van die bijdragen verliep zeer moeilijk. Vooraleer deze maatregel er daadwerkelijk komt, zullen de socialeverzekeringsfondsen een enquête houden bij de zelfstandige ondernemers om hun mening hierover in kaart te brengen.

ALAIN MOUTON

Dat de sociale zekerheid voor zelfstandigen de voorbije jaren niet kopje-onder ging, is vooral te danken aan middelen uit de alternatieve financiering van de sociale zekerheid en allerlei rijkstoelagen om de rekening te doen kloppen.

Sinds Sabine Laruelle minister van Middenstand is, gaat van elke bijkomende financiering ook 10 procent naar het regime van de zelfstandigen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content