Bestaat het VBO nog in 2020?

Vandaag, 25 april, wordt Luc Vansteenkiste aan de pers voorgesteld als de nieuwe voorzitter van het Verbond van Belgische Ondernemingen. Hij krijgt een aartsmoeilijke taak. Het VBO wordt bedreigd door Unizo en het VEV. Bovendien hebben bedrijven een steeds lossere band met hun werkgeversvereniging. Bestaat het VBO nog in 2020?

Het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) blijft onbetwist de organisatie die over de grote loonakkoorden onderhandelt. Maar de federale werkgeversvereniging wordt op vier fronten bedreigd: de toenemende afstand die bedrijven aannemen ten opzichte van werkgeversverenigingen, de concurrentie met de Unie van Zelfstandige Ondernemers ( Unizo), dat zich meer en meer profileert als de verdediger van de KMO’s, de concurrentie met het Vlaams Economisch Verbond ( VEV), dat door het akkoord met de kamers van koophandel sterker en vooral representatiever wordt, en de concurrentie met het Europese niveau.

Luc Vansteenkiste (zie kader: De nieuwe patron), die vandaag aan de pers wordt voorgesteld als de nieuwe VBO-voorzitter, heeft een zware taak voor zich. De Manager van het Jaar 2001 heeft wel een profiel dat een antwoord kan bieden op de vier bedreigingen voor het VBO: hij is een modern georganiseerd manager (bedreiging één), is een zelfstandig ondernemer in een groot bedrijf (bedreiging twee), is een overtuigde Vlaming (bedreiging drie) en heeft een Europees netwerk (bedreiging vier).

Bedreiging één: meer afstand tussen ondernemingen en federaties

De eerste bedreiging staat nauwelijks in de schijnwerpers, maar is daarom niet minder omvangrijk. Ondernemingen nemen steeds meer afstand van werkgeversverenigingen. Bekaert bijvoorbeeld is al lang niet meer een draadtrekker. Zelfs geen metaalbedrijf. Maar het is ook geen milieu- of nieuwematerialenbedrijf. En is Umicore nog een non-ferrobedrijf? En zo kan je verder gaan. De klassieke sectorgrenzen vervagen en worden met de dag betekenislozer.

Dat heeft uiteraard gevolgen voor de traditionele structuren waarin het VBO werkt. Agoria heeft dat al vrij goed begrepen. Achter zijn naamsverandering van Fabrimetal naar Agoria schuilt een hele ontwikkeling naar een multisectorale organisatie.

In Nederland staat men al een stap verder met de oprichting van Insector, een netwerk van medewerkers van sectororganisaties die via uitwisseling van kennis bedrijven wil voorthelpen. Insector (www.insector.nl) heeft daar de volgende argumenten voor:

– bedrijven overschrijden de sectorgrenzen steeds meer;

– het ICT-gebruik laat informatie sneller circuleren, waardoor de overzichts- en signaalfunctie van ondernemersorganisaties op sectorniveau snel aan belang verliest;

– ondernemersorganisaties hinken achter op de trend dat bedrijven genoodzaakt zijn om sneller posities te kiezen in steeds complexere situaties over de overheid, andere maatschappelijke organisaties en klanten;

– kritische ondernemingen kunnen voor een snelle belangenbehartiging single issue-bewegingen volgen in plaats van de trage besluitvorming van hun sectororganisatie af te wachten.

Insector stelt voor “een klein offensief groepje procesmanagers te vormen dat telkens de gewenste oplossing voor de leden organiseert via een netwerk van wisselende, echt bijdragende spelers.”

Er moet hier een belangrijke parenthese worden gemaakt. In België hebben de sectorale federaties een belangrijke taak die ze minder in Nederland hebben: de onderhandelingen over de lonen. En zolang onze sociaal-economische maatschappij is opgebouwd vanuit de sectoren en de daarmee verbonden paritaire comités, zullen ze die taak blijven behouden. Maar ook dat model staat onder druk. In Vlaanderen is het VEV heel wat minder gericht op die traditionele structuren. Het VEV wil zich ontwikkelen tot een flexibele en wendbare organisatie. En ook de beweging naar een eenheidsstatuut tussen arbeider en bediende zal die structuur van paritaire comités dooreenschudden.

Dat terzijde gelaten, gaat de analyse van Insector ook voor België op. Een ‘mooi’ voorbeeld van dit out of touch onderhandelen was het recente herenakkoord. Daarin spraken de sociale partners onder meer af dat ze sociale conflicten zo weinig mogelijk langs de rechtbank zouden oplossen. Er werd een procedure afgesproken. Maar het herenakkoord was nog niet koud of bij de Brailleliga – toegegeven, geen klassiek bedrijf – stapte de werkgever bij een conflict met zijn werknemers naar de rechtbank. Een werkgever die zich benadeeld voelt, zal zich niet de les laten spellen door zijn sectorfederatie. Als hij het nodig acht, zal hij naar de rechtbank stappen. Het herenakkoord hebben we al eerder in dit magazine “de vlucht vooruit” genoemd.

Bij ondernemers neemt de kritiek op de ‘salonards’ van de werkgeversorganisaties toe. Het VBO weet dat ook. In de herfst van vorig jaar lanceerde het een nieuw logo en een mission statement dat het resultaat was van een interne denkoefening en een extern advies van de Boston Consulting Group. Voor de eerste keer treedt het VBO met een mission statement naar buiten en dat is symbolisch voor de meer proactieve houding die de werkgeversvereniging wil aannemen. Ook de overstap sinds begin dit jaar naar een vzw-statuut, waardoor het VBO rechtspersoonlijkheid krijgt en de transparantie groter wordt, is daarvan een bewijs. Zo geeft het VBO zonder problemen zijn budget vrij: 11 miljoen euro (zie grafiek). Daarop hinken Unizo (10 miljoen euro) en het VEV (4,7 miljoen euro) achterop.

Bedreiging twee: Unizo

Vroeger was het NCMV – de voorloper van Unizo – een echte middenstandsorganisatie. Vooral de bakker en de beenhouwer om de hoek waren de leden. Het soms wat poujadistische NCMV van Petrus Thys bestaat al lang niet meer. Thys’ opvolger Kris Peeters heeft het NCMV op een drastische manier vernieuwd. De naamsverandering naar Unizo – waarbij de c die voor ‘christelijk’ stond in de lappenmand werd gegooid – is meer dan symbolisch. Nog steeds zijn bakkers en slagers lid van Unizo, maar de focus ligt nu meer en meer op de kleine bedrijven mét personeel. Binnenkort lanceert Unizo zelfs een actieplan voor de middelgrote bedrijven die nog een zelfstandige ondernemer aan het hoofd hebben staan.

In het verleden kwam tijdens sociale onderhandelingen Petrus Thys alleen maar tussenbeide als middenstandsbelangen geschaad werden. Met een of twee wortels aan een stok kon je altijd een akkoord krijgen van Thys. Met Kris Peeters is dat lang niet zo makkelijk. Hij wil volop wegen op alle aspecten van het overleg.

Die gedaantewisseling is de kern van de moeilijker relatie die tussen VBO en Unizo is ontstaan. Het VBO is traditioneel de verdediger van de grote bedrijven geweest, maar door de jaren heen hebben ze aan de Ravensteinstraat ook de KMO’s ontdekt. Uiteindelijk zijn 25.000 van de 30.000 ondernemingen die via de sectorale federaties lid zijn van het VBO, KMO’s. In februari 1999 vond het VBO nog dat het KMO-beleid zich best toespitste op twee actiepunten: administratieve vereenvoudiging en het stimuleren van het groeipotentieel van kleinere ondernemingen. Begin dit jaar lanceerde het VBO een uitgewerkt en uitgebreid KMO-actieplan 2002-2004, dat trouwens veel gelijkenissen vertoont met het Unizo- Zuurstofplan.

Voor het VBO is het dienen van twee heren – grote en kleine bedrijven – geen makkelijke opgave. De Belgische sociaal-economische samenleving maakt immers nogal wat wettelijke en conventionele onderscheiden tussen grote en kleine ondernemingen. Hierna volgen twee voorbeelden daarvan.

1. Vennootschapsbelasting. De regering- Verhofstadt besliste dat de tarieven van de vennootschapsbelasting moeten dalen, maar dat dit een budgettair neutrale operatie moest zijn. Besparingen in bepaalde aftrekposten waren dus onvermijdelijk. Dat werd een lange en moeilijke bevalling. In de eerste simulaties van de Hoge Raad van Financiën kwamen vooral de KMO’s er erg bekaaid vanaf. Voor het VBO werd de hele oefening een dilemma. Want kritiek op beperkingen van aftrekmogelijkheden voor KMO’s betekende het verhogen van de bijdrage van grote bedrijven. Het VBO lobbyde vooral voor het behoud van de coördinatiecentra en het systeem van de definitief belaste inkomsten (DBI). Unizo lag vooral wakker van het verlaagde tarief voor winsten tot 322.500 euro en de voor KMO’s zwaar doorwegende reductie van de aftrek voor autokosten tot 50%.

Unizo had slechts één heer te verdedigen en deed dat met brio. De hervorming van de vennootschapsbelasting zal weinig KMO’s nog negatief raken, terwijl de compensatie nu vooral door de grote bedrijven wordt opgehoest. Bij de voorstelling van het regeringsakkoord door premier Guy Verhofstadt ( VLD) zei de eerste minister zelfs dat het voorstel van de reservering van winsten bij KMO’s overgenomen was van Unizo omdat hun voorstel beter was. Zo’n openlijk bloemetje voor de concurrenten uit de Spastraat deed het VBO knarsetanden.

Toen begin maart uitlekte dat vennootschappen de brandstofkosten voor bedrijfswagens niet langer volledig maar slechts voor 90% als aftrekbare kosten in rekening zouden kunnen brengen, reageerde Unizo publiek dat hierdoor de fiscale druk op kleinere bedrijven zou stijgen. Het VBO haalde scherp uit en noemde de uitlatingen van Unizo “onverantwoord gedrag”. Het was nog nooit vertoond dat twee werkgeversverenigingen elkaar zo openlijk in de haren vlogen. De vakbonden lachten in hun vuistje.

Eind 1998 werd eenzelfde tafereel al eens opgevoerd, maar dan binnenskamers nadat het VBO op korte tijd twee kernmedewerkers van Unizo (toen nog NCMV) had “weggekocht” (dixit Kris Peeters destijds). Kris Demeester werd milieuadviseur van het VBO, maar vooral de overgang van Jeroen Langerock kwam hard aan. Langerock was een van de mensen die het strategische KMO-beleid van het NCMV had vormgegeven.

2. Zelfstandigenstatuut. In september vorig jaar stelde de Hoge Raad voor Zelfstandigen en KMO (het officiële adviesorgaan voor de regering) een advies voor waarbij de nadruk werd gelegd op een sterke verbetering van de eigen sociale zekerheid van de zelfstandigen. Het VBO – dat in tegenstelling tot Unizo geen lid is van die Hoge Raad – verklaarde “zich niet terug te vinden in het advies van de Hoge Raad”. De algemene doelstelling van meer en beter ondernemerschap noemde het VBO belangrijker.

Op 5 oktober 2001 verscheen in Z.O.-Magazine, het ledenblad van Unizo, een artikel met de titel: “Wil de échte KMO-organisatie nu opstaan?” Daarin werd verslag uitgebracht van het advies van de Hoge Raad en de reactie van het VBO. Het artikel deed Tony Vandeputte in zijn pen kruipen en een lezersbrief naar het Unizo-blad sturen. Een duidelijk bewijs van de groeiende zenuwachtigheid.

Unizo begon toen te lobbyen voor een ronde tafel over het sociaal statuut van zelfstandigen, apart van de al gelanceerde ronde tafel over de sociale zekerheid. En Unizo kreeg zijn zin. Sterker nog, Unizo werd wél en het VBO niet uitgenodigd. Toen eiste het VBO dat het toch mee moest kunnen praten. Maar verder dan de begeleidingsgroep zijn ze niet geraakt. Een probleem dat het gevolg is van de aanvankelijke stelling van het VBO dat het sociaal statuut niet zo belangrijk is. Een inschattingsfout met verstrekkende gevolgen.

Nu is een interessante situatie ontstaan: de ronde tafel over het sociaal statuut (met alleen Unizo) zal maatregelen voorstellen die impact zullen hebben voor de sociale zekerheid in het algemeen. En op de ronde tafel over dat onderwerp zitten Unizo én VBO aan tafel. Benieuwd hoe het VBO zal reageren.

Deze twee voorbeelden tonen aan dat de relatie tussen beide organisaties gespannen is. Wat echter niet betekent dat ze met getrokken messen tegenover elkaar staan. Nog begin deze maand lanceerden VBO, Unizo en UCM ( Union des Classes Moyennes, de Waalse tegenhanger van Unizo) een gezamenlijke brief aan de voorzitters van de senaatsfracties om het wetsontwerp tegen pesten op het werk grondig te amenderen. En wanneer in het najaar het sociaal overleg start over de loonontwikkeling zullen Unizo en VBO ook wel schouder aan schouder optreden. Ten eerste zouden de bedrijven het tegendeel niet aanvaarden, ten tweede is Unizo niet sterk genoeg om zich een cavalier seul-positie te veroorloven.

Bedreiging drie: het VEV

Een derde bedreiging voor het VBO is de relatie met de regio’s en dan vooral het VEV. Dit is wel een heel wat minder explosieve situatie. In februari 1999 hebben het VBO, VEV, VOB ( Verbond van Ondernemingen te Brussel) en UWE ( Union Wallonne des Entreprises) een akkoord afgesloten over de onderlinge taakverdeling. Dat loopt relatief goed. Soms is er wel eens wrevel wanneer het VEV stellingen verkondigt over federale dossiers. Het scherpste kwam dat tot uiting toen circa twee jaar geleden het VEV een standpunt innam over het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden. Het VBO wond zich toen behoorlijk op, omdat dat voorstel recht in zijn core business zat. Maar die ruzie werd bijgelegd.

Ook hebben VEV en VBO goede onderlinge uitwisselingen. Er is het Contactcomité waarin de voorzitters en de gedelegeerd bestuurders van VBO, VEV, VOB en UWE elkaar maandelijks ontmoeten. VEV en VBO hebben ook hun vertegenwoordigers in elkaars raad van bestuur en directiecomité. Van VEV-kant zijn dat de gedelegeerd bestuurder Philippe Muyters en de voorzitter (momenteel Jef Roos), het VBO vaardigt zijn voorzitter en zijn gedelegeerd bestuurder Tony Vandeputte af.

Maar die relatief goede samenwerking belet niet dat steeds meer bevoegdheden verschuiven van het federale naar het regionale vlak. Waardoor de korf van het VBO steeds leger wordt en die van het VEV steeds voller. Vorige week kwam daar een extraatje bij: de Raad van State besliste dat collectieve arbeidsovereenkomsten die handelen over regionale bevoegdheden alleen algemeen bindend verklaard kunnen worden door regionale instanties. En dus niet meer door federale, zoals dat nu gebeurt. Meteen wordt de deur weer wat verder opengezet voor Vlaamse cao’s. Diezelfde Raad van State zei echter ook dat de organisatie van het sociaal overleg een federale materie is, waardoor Vlaamse cao’s nu ook weer niet voor het grijpen liggen. Toch maakt deze evolutie het belang van het VEV weer wat groter. Als er straks Vlaamse cao’s worden gesloten, wordt de Vlaamse werkgeversvereniging weer wat volwassener.

Er is nog een ander belangrijk nieuw feit waarvan we het belang nauwelijks kunnen onderschatten: de samenwerking die het VEV met de kamers van koophandel heeft opgezet. Onlangs werd er een intentieverklaring gesloten en in de zomervakantie komt er een volgende stap. Waarschijnlijk wordt die pas na de vakantie gezet, maar tijd is minder belangrijk in deze voor het VEV essentiële ontwikkeling. In het verleden was het grootste probleem van de Vlaamse werkgeversvereniging haar gebrek aan representativiteit: te weinig leden, te veel grote bedrijven en te Antwerps getint. En dus kon het VEV moeilijk akkoorden afsluiten die bindend zouden zijn voor alle ondernemingen, luidde het bij de criticasters. Met de formele samenwerking met de kamers wordt dat probleem in één klap opgelost: voldoende leden, veel KMO’s en spreiding over heel Vlaanderen.

Opmerkelijk is dat het VBO Urbain Vandeurzen als nieuwe Nederlandstalige ondervoorzitter (naast twee Franstalige ondervoorzitters) heeft aangesteld. Vandeurzen is al ondervoorzitter van het VEV en heeft zich de jongste jaren opgeworpen als een van de meest actieve VEV-leden, onder meer bij de voorbereiding en invulling van de VEV-congressen. Dat Vandeurzen ondervoorzitter wordt, vergroot enerzijds de invloed van het VEV op het VBO en toont anderzijds aan dat het VBO graag goede maatjes blijft met het VEV.

Het VEV heeft immers de wind van de opeenvolgende staatshervormingen in de zeilen. Bovendien is het een veel moderner georganiseerde organisatie die daardoor nauwer aansluit dan het VBO bij de ontwikkelingen onder de ondernemers (zie Bedreiging één). Het VBO is een koepelorganisatie van de federaties. Het VEV heeft bedrijven rechtstreeks als lid.

Het VEV heeft bovendien ook zijn relaties met de federaties. Met negen Vlaamse vleugels van federaties (die met hun nationale koepel bij het VBO lid zijn) wordt de Intersectoriële Adviesraad gevormd, die een eigen directiecomité heeft, maandelijks samenkomt en een formele adviesbevoegdheid heeft voor de raad van bestuur van het VEV. De federaties kijken wel wat zenuwachtig aan tegen de relatie die het VEV nu uitbouwt met de kamers van koophandel.

Bedreiging vier: Europa

Het VBO tracht dat verlies wel te recupereren. Het profileert zich als het tussenstation naar Unice, de Europese werkgeversfederatie. VBO is lid van Unice en bovendien zijn enkele topmensen doorgeschoven naar Unice. Onlangs werd Philippe de Buck van de federatie Agoria gedelegeerd bestuurder van Unice.

Maar ook hier komen kleine barstjes in het front. Het VEV wil immers Vlaamse dossiers, zoals de havenproblematiek, rechtstreeks op het Europese niveau aankaarten, of toch minstens via de Vlaamse vertegenwoordiging bij de Europese Unie. Vlaanderen wil ook het voortouw nemen in dossiers waar het federale zich al te conservatief opstelt, zoals de liberalisering van de spoorwegen en de post. Toch wil het VEV de zaken niet op de spits drijven, zodat we deze vierde bedreiging (voorlopig) de lichtste van de vier kunnen noemen. Maar op termijn zal het belang van deze vierde bedreiging wel alleen maar groter worden.

Weerwerk bieden tegen de vier bedreigingen samen vormt een gigantische opgave voor de nieuwe VBO-voorzitter Luc Vansteenkiste. Hij zal de voorzichtig ingezette beweging om het VBO sterker te profileren, moeten versnellen. Om zich te wapenen, kan hij zich alleszins een werkbezoek in Parijs laten aanbevelen. De Franse patroonsorganisatie Medef heeft zich daar ontwikkeld van een defensieve organisatie naar een offensieve. Een organisatie met een ideologie die een plaats zoekt in de hedendaagse maatschappij. Als Luc Vansteenkiste er niet in slaagt ook voor het VBO een nieuwe plaats te vinden, moeten we ons de vraag uit onze inleiding stellen: bestaat het VBO nog in 2020?

Guido Muelenaer [{ssquf}], guido.muelenaer@trends.be

De missionstatement van het VBO.

De jaarrekening van het VEV.

Bedreiging 1:

Bij ondernemers neemt de kritiek op de ‘salonards’ van de werkgeversorganisaties toe.

Bedreiging 2:

Voor het VBO is het dienen van twee heren – grote en kleine bedrijven – geen makkelijke opgave.

Bedreiging 3:

Het VEV heeft de wind van de opeenvolgende staatshervormingen in de zeilen.

Bedreiging 4:

De bevoegdheden van het VBO verschuiven ook richting Europa, zij het mondjesmaat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content