Belgische kmo wordt uit Congo verdreven

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

De Waalse kmo MAD begon in moeilijke omstandigheden met een kobaltproductie in Congo. Het staatsmijnbedrijf Gécamines zou erts en materieel leveren. Maar Gécamines kwam de afspraken niet na. En net nu de productie desondanks op kruissnelheid kan komen, worden de Belgen zonder pardon verzocht te vertrekken. Wat zit hierachter?

Als het met de tweede ronde van de presidentsverkiezingen vlot loopt, hopen bedrijfskringen in december met een handelsmissie naar Congo te trekken om er de aloude Belgische economische aanwezigheid te herstellen. Vraag is of tegen die tijd de kloof die momenteel gaapt tussen het mooie, officiële discours en de praktijk gedicht kan zijn. De Waalse kmo MAD (Maintenance Assistance Technique & Design) presteerde het om in moeilijke omstandigheden een kobaltproductie met lokale toegevoegde waarde op gang te trekken. Nu de installatie op kruissnelheid kan functioneren, worden de Belgen – volgens hun advocaten – verzocht hun koffers te pakken, zonder enige motivatie en tegen alle contractuele afspraken in.

Philippe Walkiers vertegenwoordigt de Waalse exportpromotiedienst Awex bij Unido, het VN-agentschap voor industriële ontwikkeling. In die hoedanigheid volgt hij het Felcoproject van MAD in de mijnprovincie Katanga sinds de start in maart 2002. MAD sloot met Gécamines een beheerscontract voor de bouw en uitbating van een nieuwe elektrische kobaltsmeltoven, Felco, in de vervallen installaties van het Congolese staatsmijnbedrijf. Het was een zogenaamde BOT-transactie ( build, operate, transfer). Het Felcoproject wordt geprezen als een modelinstallatie, zowel door Unido als door experts van International Mining Consultants (IMC), die in opdracht van de Wereldbank Gécamines doorgelicht hadden.

Kortzichtig gewin

De ingenieurs van MAD sloten een beheerscontract voor Felco met de toenmalige managementploeg van Gécamines. MAD zou een nieuwe pyromettallurgische oven bouwen met uitrustingen die tien jaar geleden aan Gécamines geleverd werden, maar nooit gebruikt waren. Gécamines zou ook personeel ter beschikking stellen en een toevoer waarborgen van 4000 ton kobalthoudend erts per maand om de oven te bevoorraden. In ruil investeerde MAD 1,7 miljoen dollar aan eigen middelen in bijkomend Belgisch materieel (met dekking van Delcredere) en 300.000 dollar werkkapitaal.

Voor Gécamines, dat volledig aan de grond zat, was dit een win-winformule. Maandelijks zou het Felcoproject – dat toen de enige functionerende mijnoperatie was in de streek van Kolwezi, ooit het belangrijkste mijngebied van Gécamines – een inkomstenstroom opleveren van 300.000 dollar per maand. Met dat geld kon Gécamines andere mijnprojecten opstarten.

Anders dan de meeste andere mijnprojecten die toen in de pijplijn zaten of operationeel werden, bood Felco het voordeel dat het binnen tien maanden verse inkomsten zou genereren, waarvan de meerderheid (60 %) naar de Congolese partner vloeide. Na vier jaar zou de Felco-oven eigendom worden van Gécamines.

Er waren nog meer redenen waarom dit een modelproject genoemd werd. Felco creëerde meteen lokale toegevoegde waarde, omdat de binnenkomende ertsen uit de mijnen ter plekke verrijkt werden: van 4 % kobaltgehalte tot een legering met 40 % kobalt, zodat ertsen niet langer onbewerkt geëxporteerd zouden worden.

Maar wat eenvoudig leek, werd moedwillig bijzonder complex gemaakt. En hoewel ze Congo kenden, beseften de mensen van MAD niet hoe diep corruptie en maffiose netwerken zich intussen in de Katangese mijnen genesteld hadden. Want wat gebeurde er? Toen MAD aan de slag ging, waren de mijnen in en rond Kolwezi al ingepalmd door tienduizenden zogenaamde creuseurs (illegale delvers) op zoek naar kobalthoudend erts (zie kader: Illegaal brengt meer op). Dit zogenoemde heterogenieterts kan 10 à 15 % en zelfs meer kobalt bevatten, zodat de export van deze onbewerkte ertsen lucratiever is dan ze te verkopen aan lokale industriëlen zoals Felco, die het een plaatselijke toegevoegde waarde geven door het te verrijken in een pyrometallurgische oven.

Officiële export van een legering met 40 % kobalt draagt bij tot formele tewerkstelling in industriële installaties, bezorgt Gécamines officiële inkomsten en voedt de Congolese schatkist. Maar allerlei netwerken – tot in de hoogste kringen van Gécamines én van het staatsbestel – vinden informele, maffiose circuits veel interessanter dan het bevorderen van lokale industriële ontwikkeling.

“De meeste mijncontracten zijn niet veel meer dan ad- hocakkoorden tussen groepen die alleen uit zijn op kortetermijnwinsten,” zegt Philippe Walkiers van Unido. “In zo’n context is het Felcoproject een doorn in het oog van al degenen die liever doorgaan met de plundering van kobalt, koper en talrijke edele metalen van Gécamines.”

Politiek manoeuvre

Om aan de door Gécamines toegezegde 4000 ton kobalthoudend erts te raken die nodig was om de Felco-oven optimaal te laten draaien, kreeg MAD toestemming om ertsen te kopen bij Ruwe Mining tegen 30 dollar per ton. Maar de beloofde tonnages werden nooit geleverd, want Indiërs en Chinezen boden 200 dollar per ton. Zo kreeg Felco slechts 200 ton erts in plaats van de nodige 4000 ton. Daarop begon ook Felco dan maar erts te kopen bij creuseurs, waardoor 1500 ton kon worden bijeengeharkt. “Het was alsof je een suikerraffinaderij bouwt midden in een bietenveld, maar je krijgt die bieten niet. Omdat Gécamines zijn belofte om 4000 ton te leveren niet waarmaakte, moesten we bij illegale delvers in mijnen van Gécamines nota bene ertsen opkopen,” vertelt Alain Delcourt, algemeen directeur van MAD.

Er waren nog meer tegenslagen: de uitrusting van Gécamines waarmee de oven gebouwd zou worden, bleek onvolledig. Daardoor klom de initiële investering van MAD van 1,7 tot 2,8 miljoen dollar. Uiteindelijk produceerde Felco in dertig maanden (tussen juni 2003 en december 2005) ongeveer 4200 ton kobaltlegering of 1350 ton kobaltmetaal. “MAD bewees hiermee dat Gécamines met minimale kosten zijn verouderde installaties kon vernieuwen en operationeel maken. Zonder dat grote investeringen nodig waren,” concludeert Philippe Walkiers van Unido.

Volgens berekeningen van Gécamines zou MAD zijn financiële inzet na vier jaar terugverdiend hebben. “Wij hebben ons aan de afspraken gehouden, Gécamines niet,” zucht Delcourt. Nochtans bleek Gécamines in juli 2005 – na tussenkomst van de Belgische diplomatie en Unido – bereid tot medewerking: ze zou de toegezegde 4000 ton leveren en gezien de omstandigheden werd het beheerscontract van MAD met twee jaar verlengd.

In januari van 2006 trad echter een nieuw management van Gécamines aan, onder leiding van de Canadese jurist Paul Fortin. Onder toezicht van de Wereldbank zou Fortin de bestaande partnerships tussen Gécamines en buitenlandse privépartners evalueren. Fortin stuurde Ernst & Young op MAD af om de boekhouding uit te vlooien. “Wij werken in volle transparantie en gooiden alle deuren en vensters open,” zegt Alain Delcourt, “maar ze stuurden twee jonge, onervaren auditors van E&Y Conakry (Guinée) op ons af, die eenzijdige conclusies trokken na amper veertien dagen.” Daarop meldde Fortin dat het beheerscontract met MAD op 22 september 2006 beëindigd zou worden (en niet in september 2008, zoals door beide partijen overeengekomen was in juli 2005).

Delcourt: “Contractueel is alleen Gécamines verantwoordelijk voor de boekhouding, omdat MAD alleen onderaannemer was. Ze erkennen dat wij stipt alle onkosten konden rechtvaardigen en dat er nooit te veel is gefactureerd. Bij opschorting van het contract moet Gécamines ‘een belangrijke faling’ door MAD aantonen. We wachten nog altijd op die motivering.” Voor Delcourt is er geen twijfel mogelijk: dit is een politiek manoeuvre. “Autoriteiten die de hand gelegd hebben op mijnen van Gécamines, beseffen dat er vroeg of laat een verbod komt op de export van onbewerkte ertsen. Dus moet je nu de hand leggen op een verwerkingsinstallatie en leg dan maar je klauw op een kleine buitenlandse kmo!”

Philippe Walkiers van Unido deelt die analyse: “Het is hen erom te doen de hand te leggen op een performant instrument.” Trends vroeg Paul Fortin, gedelegeerd bestuurder van Gécamines, op basis van welke tekortkomingen het contract met MAD beëindigd werd. “We hebben die beslissing genomen en ik wens daarover niet te communiceren via de media.”

Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content