BELGIË MODELAND

Van industrieel textielland tot heimat van ontwerpers met wereldfaam: de Belgische mode heeft een indrukwekkend parcours afgelegd. De unieke overzichtstentoonstelling De Belgen in Bozar vertelt het verhaal.

Een reproductie van een wandtapijt uit de vijftiende eeuw, daar begint de modetentoonstelling De Belgen in Bozar mee. “Ons land heeft geen eeuwenlange modecultuur met ontwerpers in de hoofdrol. Maar we hebben wel een roemrijk verleden in de textielindustrie”, verklaart Didier Vervaeren die keuze. Hij is curator van de expo, een coproductie van Bozar en het mode- en designplatform MAD Brussels, waar hij artistiek directeur van het modedepartement is.

Het begrip ‘Belgische mode’ is nog jong, maar haar reputatie is ondertussen gemaakt, over de hele wereld. Wat de Belgische mode zo typisch maakt, blijft dan weer moeilijk te vatten. Zeker is, volgens Vervaeren, dat ze een exponent is van de typisch Belgische kijk op de wereld. Daarom begint de expo met wat hij een “surrealistische hommage” noemt: een soort rariteitenkabinet die de belgitude oproept. Je ziet een schattige miniatuurreplica van de eerste mantel die Martin Margiela ontwierp, een korset in de Belgische driekleur gemaakt door een patriottische kleermaakster tijdens de Eerste Wereldoorlog, een Delvaux-tas met het opschrift “Ceci n’est pas un Delvaux” en een hoed die eruitziet als de Mosselpot van Marcel Broodthaers.

Historische context

Wat volgt, is een kleine hulde aan Norine, die de allereerste Belgische modeontwerpster mag worden genoemd. Haar couturehuis Maison Norine maakte furore vanaf de jaren twintig. “Ze was een eigenzinnige tijdgenote van Chanel”, vertelt Vervaeren. “Ze liet zich niet leiden door de trends in Parijs, maar vond inspiratie in het expressionisme en het surrealisme. Ze was bevriend met zowat alle artiesten van die tijd. René Magritte maakte de uitnodigingen voor haar defilés.”

Norine bleef ontwerpen tot in de jaren vijftig, daarna duurde het tot de jaren zeventig voor de Belgische mode opnieuw tot leven kwam. “Het waren jaren van grote sociale veranderingen, en de beginjaren van de prêt-à-porter in Frankrijk en Italië, met de komst van figuren als Jean-Paul Gaultier en Thierry Mugler. Bij ons zien we ontwerpers als Ann Salens en Yvette Lauwaert opstaan.”

Met die namen begint in de tentoonstelling een opeenvolging van zeventig silhouetten van ontwerpers — een visueel overzicht van 45 jaar Belgische modegeschiedenis. Maar de expo is nadrukkelijk niet opgevat als een retrospectieve, zegt Vervaeren. “Verwacht geen gedetailleerd geschiedkundig overzicht. We willen een en ander in een historische context plaatsen, voor de jongere generaties en het minder ingewijde publiek. Want we mikken niet alleen op de kenners.”

Zes van Antwerpen

Hoe Vervaren die selectie maakte? “We hebben gekozen voor die ontwerpers die met hun werk de Belgische mode hebben vooruitgestuwd en daarmee het pad hebben geëffend voor de latere generaties.” Er is een avant-gardeontwerp van Martin Margiela bij, maar evengoed een roze silhouet van Edouard Vermeulen voor Natan. Ook creaties van vergeten namen krijgen hier een plaats. Anita Evenepoel bijvoorbeeld, die in de vroege jaren tachtig experimenteerde met plastic.

Pal in het midden van die lange rij staan de silhouetten van de befaamde Zes van Antwerpen: Dries Van Noten, Marina Yee, Walter Van Beirendonck, Ann Demeulemeester, Dirk Van Saene en Dirk Bikkembergs. Omdat ze daar chronologisch thuishoren — zij beleefden hun gouden tijdperk vanaf de jaren tachtig — maar ook symbolisch. “Met hun internationale uitstraling hebben ze de Belgische mode een smoel gegeven. Ze hebben de Belgische mode voorgoed veranderd, al bleef ook na de Zes diversiteit troef.”

Dat illustreren de silhouetten van bijvoorbeeld Kaat Tilley. “Wat zij deed, stond ver af van de Zes. Zij creëerde een geheel eigen universum en heeft daarmee haar plaats in de Belgische mode opgeëist.”

Collecties archiveren

Wie helaas ontbreekt, is Olivier Strelli. “Bij gebrek aan archief. Want dat is de moeilijkheid als je een expo over mode opzet: kleren worden gedragen, en als ze versleten zijn, worden ze meestal weggegooid. Gelukkig zijn er ontwerpers die hun collecties archiveren.” Vervaeren is trots dat hij van de meeste ontwerpers looks uit hun beginperiode kan tonen. “Zo hebben we silhouetten van de Zes van toen ze nog niet als ‘de Zes’ door het leven gingen. Zo ziet de bezoeker hoe vroeg zij hun herkenbare stijl en hun persoonlijkheid al hadden ontwikkeld.”

Een waardeoordeel, over welke stijl dan ook, zul je Vervaeren niet horen vellen, maar zijn bewondering voor Diane von Furstenberg kan hij niet onder stoelen of banken steken. “Mode is per definitie een vrij narcistische expressievorm, maar sommige ontwerpers — zoals Diane von Furstenberg — slagen erin zich op een commerciële manier te professionaliseren, terwijl ze als persoon toch sterk aan hun merk gelieerd blijven. Ook bij Walter Van Beirendonck vallen werk en persoon sterk samen.”

Zoeken naar het extreme

De expo focust ook op de scholen die zo bepalend zijn voor de Belgische mode. “Typisch voor onze modeopleidingen is dat ze aan kunstscholen worden gegeven. Ontwerpers in spe zitten enkele halve dagen per week in hun atelier, maar de rest van hun vorming is dezelfde als die van schilders en beeldhouwers. Dat zegt veel, zeker als je weet dat de modeopleidingen in heel wat landen aan de universiteit zitten. Kun je een slechtere plek bedenken?”

“De studenten worden geprikkeld om te zoeken naar het extreme”, zegt Vervaeren. “Ik heb enkele silhouetten gekozen die ik me spontaan herinnerde van de defilés. Zoals een jurk gemaakt uit strooien onderleggers uit 1993, toen de eerste lichting van La Cambre afstudeerde. Of de Siamese jurk waarmee een student-ontwerper het festival van Hyères won. We wilden hier trouwens niet alleen focussen op het resultaat, ook op het opleidingsproces, onder meer met een collage die toont wat er op de scholen gebeurt.”

In enkele zalen krijgt de bezoeker te zien hoever mode kan gaan. “Een ontwerper kan perfect zijn ding doen zonder een commerciële collectie te maken. Designers zitten niet in een ivoren toren: ze zijn meestal sterk geïnteresseerd in cultuur, in wat leeft in de maatschappij.”

Dat wordt geïllustreerd door de kostuums van Tim Van Steenbergen voor de Scala van Milaan, of door een gewaagde jurk voor de maagd Maria, met een kraag van witte duivenveren. Het is het werk van An Demeulemeester, in opdracht van een pastoor die haar vroeg om “zijn geliefde” te kleden. En dan zijn er nog de Belgische ontwerpers die belangrijke modehuizen leiden. Zoals Raf Simons, die sinds 2012 artistiek directeur van het legendarische Franse couturehuis Christian Dior is. “Zoiets was lange tijd ondenkbaar”, zegt Vervaeren.

De bocht is genomen

Als uit de expo één conclusie valt te trekken, dan wel deze: van de veeleer discrete kant van de mode-industrie zijn we opgeschoven naar de koppositie. “De Belgische ontwerpers worden nu alom geapprecieerd voor hun koppige geest en hun ongrijpbare, typisch Belgische identiteit. De bocht is genomen, het blijft ongetwijfeld boeiend.”

Bij de tentoonstelling hoort een boek. “Dat is niet opgevat als de catalogus van de expo, maar vult de tentoonstelling wel mooi aan, met extra historische informatie, meer beelden en een theoretische achtergrond. Zo’n boek bestond nog niet, en er is ook nooit eerder een tentoonstelling zoals deze over de Belgische mode opgezet, niet in België en niet in het buitenland.”

The Belgians. An Unexpected Fashion Story loopt tot 13 september in Bozar en maakt deel uit van The Summer of Fashion.

KARIN EECKHOUT, FOTOGRAFIE THOMAS SWEERTVAEGHER

Wat de Belgische mode zo typisch maakt, blijft moeilijk te vatten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content