België dreigt laatste economische troef te verliezen

De Belgische motor sputtert. Een van de sterkste – maar ook laatste – troeven van onze economie, de hoge productiviteit van bedrijven en werknemers, staat onder druk. De productiviteit neemt nog amper toe, terwijl onze buurlanden het almaar beter doen. Wat is er aan de hand?

De Belgische werknemer lijkt wat op Charlie Chaplin in Modern Times: het gaat niet altijd even gemakkelijk, maar toch produceert Chaplin almaar meer. Tot de band zo snel draait dat hij gewoon niet sneller meer kán werken. Het lijkt erop dat ook voor België de limiet stilaan bereikt is.

De voorbije jaren nam de productiviteit van onze bedrijven en werknemers amper toe. Dit jaar lag de factorproductiviteit in België (dat is een maatstaf voor technologische kunde van een land) slechts 2 procent hoger dan in 2000. In 2008 en 2009 daalde de arbeidsproductiviteit per uur (de output per gewerkt uur) zelfs met respectievelijk 0,4 en 1,5 procent. En voor de komende jaren ziet het er niet veel beter uit. Het Planbureau is in zijn laatste verslag weinig optimistisch: “Tijdens de periode 2011-2015 zou de productiviteit per uur toenemen met gemiddeld 1,25 procent per jaar, wat historisch gezien een laag percentage is. De gemiddelde groei van de productiviteit per uur, die tijdens de jaren tachtig nog 2,5 procent bedroeg, was al teruggevallen tot 1,8 procent tijdens de jaren negentig en tot slechts 1,3 procent tijdens de periode 2000-2007.”

De impact van deze evolutie is niet te onderschatten; de productiviteitstoename is naast de input van arbeid en kapitaal in de economie de belangrijkste determinant van economische groei. Een sterke productiviteitsgroei wijst erop dat het productieproces efficiënter wordt. Dat was jarenlang een Belgische troef. In de jaren zestig lag de Belgische productiviteitsgroei een stuk hoger dan in onze buurlanden en zelfs in de VS. Ook in de jaren zeventig scoorde ons land goed. Maar zeker sinds de jaren negentig nam de productiviteitsgroei bij onze buurlanden en de VS sneller toe.

Een optimist zal zeggen dat dit niet meer dan normaal is. Productiviteitsgroei wordt in belangrijke mate bepaald door technologische vooruitgang die de automatisering van productieprocessen steeds verbetert. En op een bepaald moment bereikt die technologische vooruitgang een grens.

Nu mag de productiviteitsgroei zo goed als stilgevallen zijn, in absolute termen is België nog altijd het land met de op drie na hoogste productiviteit ter wereld. Een gemiddelde Belgische werknemer produceert per jaar een output van 82.900 dollar. Enkel de VS, Noorwegen en Ierland doen beter. En de Belgische productiviteit ligt hoger dan in de buurlanden. Frankrijk ligt niet ver achter met 79.000 dollar output per jaar, maar Duitsland en Nederland volgen op grotere afstand met respectievelijk 71.000 en en 73.000 dollar.

Deze fraaie cijfers zijn echter vooral het resultaat van het verleden. De voorbije jaren is de productiviteit van de bedrijven in onze buurlanden sterker gestegen dan bij ons. De uurproductiviteit in België steeg tussen 1996 en 2007 met 19 procent. Minder dan in Duitsland (+20,4 %) en veel minder dan in Frankrijk (+25,8 %) en Nederland (27,5 %). België verliest zijn voorsprong dus. En dat brengt de potentiële economische groei in gevaar (zie kader: Belgische economie op drie fronten bedreigd).

Meer jobs, minder productiviteit

Vraag is wat de oorzaak is van deze evolutie. Voor de jongste twee jaar kunnen we de slabakkende economische groei als oorzaak inroepen. In 2009 werd de inkrimping van de productie niet volledig afgewenteld op het arbeidsvolume. In plaats van werknemers massaal te ontslaan, parkeerden bedrijven ze in de tijdelijke werkloosheid. Dat leidde tot een aanzienlijke vermindering van de uurproductiviteit.

Los van de conjuncturele evolutie, heeft een daling van de productiviteitsgroei nog andere oorzaken. De hoge Belgische productiviteit is onlosmakelijk verbonden met de zware loonkosten die onze bedrijven dragen. Bedrijven kozen de voorbije decennia voor automatisering om zo die hoge loonkosten te vermijden. Werknemers werden dan ook snel uit het arbeidscircuit gestoten, zeker zij met een lage arbeidsproductiviteit. Bedrijven gaven voorrang aan machines boven mensen. Dat was een van de perverse effecten van de productiviteitsgroei.

Dat de groei van de arbeidsproductiviteit de voorbije jaren afnam, kan daarom als een positieve evolutie worden beschouwd. Sinds de wet op het concurrentievermogen van 1996 proberen de sociale partners te vermijden dat de loonkosten te veel uit de pan rijzen en zijn er maatregelen genomen om werkgelegenheid te verhogen. Daarbij zetten de beleidsmakers in eerste instantie in op minder betaalde en minder productieve jobs. Het beste voorbeeld zijn de dienstencheques. Momenteel werken meer dan 100.000 Belgen via dat systeem. Het gaat om banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, met minder output per uur per werknemer. De gemiddelde arbeidsproductiviteit daalt daardoor. Het voordeel is dat er meer mensen aan de slag zijn.

Kansengroepen

Maar volgens economen is dat geen reden tot juichen. Wie denkt dat we hier met een systeem van communicerende vaten zitten, vergist zich. In zijn boek Free to Work benadrukt de arbeidsmarktspecialist Jan Denys dat België met zijn hoge productiviteit “slechts gedeeltelijk het pijnpunt van de zeer lage werkzaamheidsgraad compenseert. Het meer produceren van één werknemer is niet voldoende om het lagere aandeel werkenden uit te vlakken. In een rangschikking die hiermee rekening houdt en de totale productiviteit uitsmeert over al degenen die potentieel zouden kunnen werken, zakt België weg naar een elfde plaats.” Dat plaatst de vierde plaats als meest productieve economie in een ander perspectief. Een lagere Belgische productiviteit zou moeten betekenen dat vooral minder productieve mensen uit moeilijk te plaatsen beroepscategorieën (laaggeschoolden, ouderen, allochtonen,…) een job vinden. Maar de werkgelegenheidsgraad bij die kansengroepen ligt nog altijd te laag.

Het is trouwens niet altijd zo dat wanneer de productiviteit toeneemt, de werkgelegenheid daalt en omgekeerd. Een aantal landen is er de voorbije jaren en decennia in geslaagd om een hoge werkgelegenheidsgroei te realiseren én een sterke productiviteitsgroei neer te zetten. Dat is bijvoorbeeld in de jaren negentig in de VS gebeurd. Het land wist een werkgelegenheidsgroei en investeringsgroei aan elkaar te koppelen. Dat was vooral te danken aan investeringen in innovatie en het toenemende gebruik van informatie- en communicatietechnologie. De voorbije jaren wist Duitsland loonmatiging te koppelen aan een sterke productiviteitstoename. Arbeidsmarktspecialisten en economen zijn het erover eens dat ook België dat pad moet inslaan.

Door alain mouton, foto corbis

De Belgische productiviteit is de op drie na hoogste ter wereldMaar…de totale factorproductiviteit is de voorbije tien jaar met slechts 2 procent gestegen

De komende jaren neemt de productiviteit slechts toe met

1,25 procent op jaarbasisDe productiviteit stijgt sneller in de buurlanden dan in België

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content