Barst de bel?

Terwijl de Amerikaanse economie slabakt, is eenderde van de wereldeconomie in een recessie terechtgekomen. Hoeft het te verwonderen dat de ‘beer’ weer zijn opwachting maakt op de beurs? In welke mate zal een dalende beurs op haar beurt de reële economie verder onderuithalen?

Beursindexen zijn voor de economie wat barometers zijn voor het weer: een dalende trend voorspelt weinig goeds. Tussen beide verschijnselen bestaat echter één groot verschil. De vrees voor slechte tijden bij een beursdaling volstaat om die vrees ook te doen uitkomen. Een aangetast vertrouwen kan ertoe leiden dat beursbrandjes overslaan op de reële economie.

Intussen zit de Bel20 al 7% van zijn top in juli verwijderd, de Dow Jones 10%. Een voorproefje van een naderend onheil? Misschien. Beursindexen kunnen een stevige palmares voorleggen als voorspellers van de economische activiteit, ze lopen zes à twaalf maanden vooruit op de conjunctuur en vaak is dat omdat een groeiperiode die bijna ten einde loopt, komaf maakt met lage intrestvoeten en stijgende bedrijfswinsten, de traditionele gangmakers van een beurshausse.

De Amerikaanse recessie van begin de jaren negentig bijvoorbeeld werd voorafgegaan door een stevige inzinking van de Standard & Poors 500-index (zie grafiek 1a – de index is er zes maanden in de tijd opgeschoven zodat beurs- en conjunctuurschommelingen mooi samenvallen). Het stevig opveren van de beursindex kondigde op zijn beurt het krachtige economische herstel aan, en de forse daling van de afgelopen weken impliceert dat de beurs op een groeivertraging van de Amerikaanse economie anticipeert. Met andere woorden: wie een verdere koersval van nog eens 20% op Wall Street verwacht, stelt eigenlijk dat de Amerikaanse economie aan de vooravond staat van een recessie.

Ook in België voorspelde de beursindex

de jongste vijftien jaar vrij accuraat de ups en downs van de industriële productie (zie grafiek 1b). Zo herstelde de beurs zich in 1993 in volle recessie, de industriële productie volgde enkele maanden nadien. En dat scenario herhaalde zich tijdens de groeivertraging in 1995. Maar Caroline Ven, conjunctuuranaliste van KBC nuanceert: “De beurs is een vooroplopende, geen voorspellende indicator. Trendbreuken stel je pas vast enkele maanden ná het gebeuren.” Die trendbreuk verwachten de meeste analisten nog niet in de Europese conjunctuur die pas begint aan te trekken en die voor België een groei betekent van om en bij 3% voor de komende jaren. Bovendien zijn de Europese beurzen correct gewaardeerd en ook de overdrijving op de Amerikaanse beurs nam geen irrationele proporties aan (zie ook blz. 10 ).

Groeivertraging

Ondanks de juiste waardering stonden dezelfde analisten recentelijk te kijk toen de Europese beurzen in het spoor van Wall Street moesten inleveren. Een afglijdend Wall Street kan immers, meer nog dan de eigen beurzen, de Europese groei belemmeren. “Een Amerikaanse groeivertraging maakt investeren in de VS minder aantrekkelijk, wat de dollarkoers kan ondermijnen,” weet Peter Praet, hoofdeconoom Generale Bank. En een goedkope dollar bewees in het verleden al dat het de Europese conjunctuur een pad in de korf kan zetten.

De Britse economie lijkt intussen al op een recessie af te stevenen. En investeringsbank Morgan Stanley Dean Witter roomde zijn groeiprognose voor het geheel van de elf eurolanden af van 2,8 naar 2,6%. Ook de groeivertraging van de Amerikaanse economie die de beurs al langer voorspelt, zet zich ondertussen door. De exportgroei is er volledig stilgevallen. Enkel een aantrekkende consumptie kan de groei nog ondersteunen, wat dankzij de sterke reële loonstijgingen in de VS voorlopig behoorlijk lukt.

Doch hier zit een addertje onder de beursvloer verscholen. Het welvaartseffect zorgt ervoor dat hogere beurskoersen de consumptie voortstuwen. Volgens berekeningen van de Amerikaanse centrale bank zorgde dat effect in de VS de jongste maanden zelfs voor bijna 1% extra groei. Extra consumptie die, in de vorm van hogere bedrijfswinsten, op haar beurt de beurshausse bijkomende brandstof toediende. “Die opwaartse spiraal waardoor Wall Street zo lang de records aan elkaar rijgde, hadden we onderschat,” zegt Jan Vergote, analist bij Dexia. Bij dalende beurskoersen gaat het net andersom en keert dit effect zich tegen beurs en conjunctuur. Het risico dat de zeepbel plotseling barst, verhoogt, de paniekreacties die daaruit voortvloeien, kunnen heel wat schade aanrichten. Het best mogelijke scenario is daarom een Amerikaanse beurs die geleidelijk stoom aflaat, hoewel ook daar een rampzalige afloop nooit helemaal kan worden uitgesloten.

Deflatie?

De acute dreiging voor beurs en reële groei komt vandaag immers uit diverse hoeken. Zo is er de financiële crisis in Rusland. En er is Azië. In Japan is de financiële crisis zo diep geworteld dat enkel het ronddelen van geld overblijft als enige maatregel, naast een goedkopere yen. Maar dat zou China misschien wel tot een devaluatie van de yuan doen besluiten – al is die kans klein, vermits het niet de wisselkoers is maar wel de zwakke vraag die de Chinese export afremt. Peter Praet: “Eén derde van de wereldeconomie bevindt zich in een recessie. Dat kan je niet onder de mat vegen.” Een malaise die zich manifesteert in de dalende grondstofprijzen. Als we de globale prijsindex bekijken zoals die berekend werd door The Economist stellen we vast dat hij afgelopen jaar 22,2% achteruitging. Wie deze cijfers plaatst naast de wereldwijde overcapaciteit in vele sectoren, beseft dat het niet inflatie, maar wel deflatie is die de wereldeconomie bedreigt.

Maar ook een deflatoire omgeving is heel destructief voor de beurzen. Peter Praet: “Bij deflatie bestaat er wel degelijk een alternatief voor de aandelenbeleggingen. Prijsdalingen spoelen immers de bedrijfswinsten weg, maar zijn een zegen voor obligaties omdat hun reële waarde toeneemt. Beleggers zien in dat geval meer heil in obligaties dan de beurs, waardoor een dalende rente en lagere beurzen hand in hand gaan.” Een logica die Japan in de jaren ’90 illustreerde. Ook in de VS en Europa steekt het fenomeen de kop op. Dat maakt een heel moeilijke oefening van het rentebeleid van de Amerikaanse centrale bank: op korte termijn dreigt inflatie, deflatie dreigt op lange termijn.

Is er dan geen middel tegen deflatie

en het ineenstorten van beurzen? Men zou liquiditeiten in de economie kunnen pompen zoals men dat deed in 1987 – de beurscrash sloeg toen inderdaad niet over naar de reële economie. Maar – en dat staat in schril contrast tot de algemene opvattingen daaromtrent – liquiditeiten zijn dezer dagen in de VS nogal schaars (zie grafiek Te weinig geld?). Het resultaat van een aangehouden restrictief monetair beleid, want de nominale rente is dan wel laag, de reële rente ligt in de VS en Europa al jaren historisch hoog.

Om tot het liquiditeitsniveau van 1987 te komen moet dus massaal geld in de economie worden gepompt. Moet er dan niet dringend werk worden gemaakt van een meer expansief monetair beleid in de VS en in Europa?

Intussen blijven beleggers er al te veel op rekenen dat de monetaire overheden wel tussenbeide zullen komen wanneer het eenmaal fout loopt. Ze spelen te risicovol met vuur omdat ze erop rekenen dat de centrale banken toch meteen klaar staan om de brand te blussen. Kijk uit. Dit keer zou dat kunnen tegenvallen.

DAAN KILLEMAES JOHAN VAN OVERTVELDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content