Bananen(ge)schillen

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Sir Leon Brittan, de vice-voorzitter van de Europese Commissie, blijft een Brits conservatief in hart en nieren: “Europese harmonisatie van de vennootschapsbelasting? De Maastricht-normen, meer heb je niet nodig.” Gespreksstof is er genoeg: de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank, de controle op de wereldwijde kapitaalstromen, en onze handelsrelaties met de VS, die nu al jaren over een bananengeschil dreigen uit te glijden.

Met afgemeten glimlach beantwoordt Sir Leon Brittan (59 j.) de vragen. Hopend dat hij voor één keer uit zijn rol zou treden, vraag ik hem aan het eind van het gesprek wat zijn plannen zijn na januari 2000, bij de afloop van zijn mandaat als vice-voorzitter van de Europese Commissie, tevens verantwoordelijk voor Handel. Want hij streeft geen nieuw mandaat na, en wie weet heeft hij iets pittigs voorzien, al was het maar forellen vissen. Hij houdt het echter droogjesweg bij: “Ik heb nog meer dan een jaar te gaan, en veel te doen gedurende die tijd.”

Leon Brittan, in de jaren ’80 goed voor een reeks ministerportefeuilles voor de Britse conservatieve partij, is in de Europese Commissie ook nog verantwoordelijk voor de buitenlandse betrekkingen met onder meer Noord-Amerika, Japan, China, en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). Hij zit al bijna tien jaar op zijn huidige post.

Onvolwassen handelsrelaties

TRENDS. Nooit zijn onze handelsrelaties met de VS zo vaak bedreigd geweest als door… bananen. Het conflict draait rond ons preferentieel invoerregime voor bananen uit onze oud-kolonies in Afrika, de Cariben en de Stille Zuidzee. Zijn die dan zo belangrijk, of is er meer aan de hand?

Het is een soort plichtbewustzijn tegenover onze armoedige oud-kolonies. Op vele van die eilanden is letterlijk geen andere mogelijkheid dan bananenteelt. De VS hebben daar overigens belang bij: mogen die landen geen bananen meer telen, dan dreigen ze drughavens te worden. De Europese consument wint er niets bij: door het EU-invoerregime betaalt hij meer voor zijn bananen. Maar hij helpt er onze oud-kolonies mee.

Maar omwille van die “hulp” dreigt de VS nu met eenzijdige handelssancties. Is dat geen pijnlijk bewijs van de onvolwassenheid van onze handelsrelaties? We hebben de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om conflicten te regelen. Maar als puntje bij paaltje komt, zwaaien de Amerikanen met sancties en houden wij vast aan ons protectionisme.

Dat is een misvatting. Wij houden ons aan de beslissingen van de WTO. Immers, we veranderden al een keer ons invoerregime voor bananen om aan een uitspraak van de WTO te voldoen. De Amerikanen vinden dat echter onvoldoende. Maar in plaats van een beschikbare en simpele procedure te volgen bij de WTO om dit geschil op te lossen, bedreigen de VS ons met eenzijdige acties. Het is onrustwekkend dat, onder druk van Chiquita, zij bereid zijn buiten het systeem te treden om rechter en jury te zijn in hun eigen zaak.

Er lijkt een nieuwe generatie handelsconflicten op komst, rond genetische manipulatie en voedselveiligheid. Zo verbiedt de EU de invoer van hormonaal bewerkt, Amerikaans vlees. Speelt hier in werkelijkheid niet de vrees dat het goedkopere Amerikaanse vlees onze markt zal overspoelen?

Neen, het Europese publiek – terecht of niet – is bang voor de hormonen, niet voor iets anders. De WTO besliste dat wij niet de juiste procedure volgden voor het verbod. We voeren nu een nieuw wetenschappelijk onderzoek om de risico’s van deze hormonen in te schatten. Dit heeft niets te maken met protectionisme, maar met de afkeer van het Europese publiek voor hormonen. Of dat nu voldoende gerechtvaardigd is voor het verbod, moet het onderzoek uitwijzen. Voedselveiligheid is inderdaad een belangrijk thema geworden, en dat zal zo blijven. Maar het beschrijven als een nieuwe generatie handelsconflicten, is overdramatiseren.

Normaal start in 2000 een nieuwe onderhandelingsronde over de liberalisering van de wereldhandel. Het EU-landbouwprotectionisme wordt allicht weer dé struikelsteen. De VS zullen grotere toegevingen eisen dan vorige keer.

Het gaat niet alleen om wat de VS vraagt. Akkoorden kunnen alleen met de goedkeuring van iedereen. Als we de EU-landbouwpolitiek hervormen volgens de voorstellen van Agenda 2000, hebben we alvast een goed platform voor de onderhandelingen.

Kinderarbeid in Azië, mensenrechten in China… Hoever kan men gaan in het gebruik van handelssancties voor sociale doeleinden?

We aarzelen niet om China te bekritiseren voor het schenden van de mensenrechten. Het is echter een vergissing te geloven dat wij ons concept van mensenrechten kunnen opleggen aan China door middel van handelsbelemmeringen. Dat zal niet werken. We moeten ons inzetten voor China en handel met hen voeren, en aandringen op het openen van hun markten, terwijl we niettemin zeer direct en rechtuit moeten zijn inzake mensenrechten.

Men moet dus niet noodzakelijk een scheiding maken tussen mensenrechten en “business”?

Dat is geen onverenigbaarheid. Mensenrechten worden niet bevorderd door de weigering om handel te voeren. Er is dus geen sprake van kiezen tussen het een en het ander.

Oncontroleerbaar kapitaal

In Zuid-Korea had president Bill Clinton het over de “oncontroleerbare, wereldwijde kapitaalstromen” en hun gevaar voor destabilisatie. Joseph Stiglitz, hoofdeconomist van de Wereldbank, is voorstander van vormen van controles. De Amerikaanse econoom James Tobin pleit voor een taks van 0,1% op valutatransacties. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) daarentegen legt de schuld van de Aziatische crisis bij de landen zelf: zij moeten dereguleren, hun markten openen en transparantie inbouwen. Wat is uw standpunt?

Strikte kapitaalcontroles zijn wenselijk noch mogelijk. Moderne economieën doen zoiets niet. Het is ondoelmatig: de gevolgen zouden verschillen van wat bedoeld werd. Wat wel kan, zijn maatregelen die kortetermijnkapitaalinstromen ontmoedigen. Chili pioneerde hierin. Maar zulke maatregelen mogen alleen een gezond macro-economisch beleid aanvullen. Het risico is echter reëel dat die maatregelen moeten dienen om een gezond beleid te vervangen. Met die nuancering in acht genomen, kan het nuttig zijn voor sommige landen, uiteraard niet voor de grote financiële centra.

Strengere regels voor het internationale financiële systeem, grotere coördinatie tussen en strakker toezicht door het IMF en de Wereldbank… Zullen al die voorstellen voldoende zijn om een nieuwe aardbeving op de kapitaalmarkten te vermijden? Zouden in dat geval de opkomende economieën de prijs voor globalisering niet al te hoog beginnen vinden?

Het zou een grote vergissing zijn van die landen om te besluiten dat de deuren sluiten en zich afsnijden van de wereldeconomie de oplossing is van het probleem. Eén ding mogen ze niet vergeten. Als ze één jaar achteruitkijken, zijn ze er nu slechter aan toe. Maar als ze twintig, dertig jaar achteruitkijken, zullen ze merken dat ze een enorme vooruitgang hebben geboekt. Zelfs als men rekening houdt met wat in het voorbije jaar gebeurde, zijn ze er nog altijd beter aan toe dan vroeger. En ze werden niet alleen beter door eigen inspanningen, maar ook door de openheid van het wereldhandelssysteem. Als je dat de rug toekeert, verwerp je twintig jaar vooruitgang, dertig jaar in sommige gevallen, en dat omwille van één jaar problemen.

U bent een groot voorstander van de liberalisering van de buitenlandse investeringen. Maar zit ook dat niet op de grens van wat zulke opkomende landen kunnen dragen? Een eerste versie van het MAI (Multilateraal Akkoord over Investeringen) – in het grootste geheim door de Oeso voorbereid en ei zo na dit voorjaar getekend – bepaalde dat regeringen buitenlandse investeerders niks in de weg mogen leggen, ook niet omwille van milieuredenen of mensenrechten bijvoorbeeld.

Het MAI is een akkoord tussen de industrielanden, en dat is het meest gerechtvaardigde bezwaar. Een akkoord dat ook de ontwikkelingslanden omvat – onderhandeld binnen de WTO – is beter. Vroeger snelden buitenlandse investeerders naar die landen toe, nu is dat niet langer zo. Ontwikkelingslanden zouden daarom baat hebben bij klare regels voor investeringen. En laten we niet vergeten: een nieuwe overeenkomst moet onderhandeld worden. Landen moeten niet instemmen met iets wat ze niet willen. Maar elke overeenkomst is een verlies van soevereiniteit. Je kunt immers niet meer doen wat je voorheen deed. Je stemt echter in omdat je er ook voordeel uithaalt. Als het soevereiniteitsargument zou overheersen, zou er nooit een overeenkomst gesloten worden, en dat is belachelijk.

De strijd om het muntbeleid

De onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB) wordt steeds meer in vraag gesteld. Het pleidooi voor meer groei en jobs, en minder aandacht voor prijsstabiliteit – met de Duitse minister van Financiën Oskar Lafontaine en zijn Franse collega Dominique Strauss-Kahn op kop – toont dat aan. Wat denkt u?

Iedereen gaat akkoord dat de onafhankelijkheid van de ECB essentieel is voor de werking van de euro. De vraag is dus niet: moet de ECB onafhankelijk zijn? Maar wel: wat is haar taak? Haar taak is een stabiele munt. Dat is geen tegenstelling van een doelmatige tewerkstellingspolitiek, maar een noodzakelijke voorwaarde voor zo’n politiek. Meer kan het monetair beleid niet doen. Want ook het fiscaal beleid heeft zijn taak, evenals structurele veranderingen in de lidstaten.

Zal de EU, na de invoering van de euro volgend jaar, geen gemeenschappelijke economische politiek nodig hebben? Er zijn nu al oproepen om het Stabiliteitspact te verzachten.

Het hangt af van wat je bedoelt met een gemeenschappelijke economische politiek. Ik ben er niet van overtuigd dat je erg ver in die richting moet gaan om een muntunie te doen werken. Daarvoor heb je alleen de convergentiecriteria van Maastricht nodig, meer niet.

En de harmonisatie van vennootschapsbelastingen, is die niet nodig?

Niet noodzakelijk, neen.

U bent niet bang voor concurrentie tussen de lidstaten op dat vlak?

Concurrentie is goed, en als zij de belastingen naar beneden dwingt, is ze nog beter. Veel beter dan geld uitgeven voor de aanleg van wegen.

Dus u zegt: ik hou de vennootschapsbelasting vrij, de lidstaten kunnen daarin concurreren met elkaar?

En dat is waarschijnlijk meer dan ooit noodzakelijk bij een muntunie. Want een muntunie betekent dat je je wisselkoersen en je intrestvoeten niet kunt veranderen, en dat je budgetdeficit niet mag oplopen. Als je economische toestand verschilt, of je voorkeuren zijn anders, is je belastingsysteem één van de manieren waarop je dat kunt uitdrukken. Uiteraard moet je regels hebben voor bepaalde zaken, bijvoorbeeld inzake BTW en dergelijke, omdat zij de werking van de eengemaakte markt beïnvloeden.

De EU, politiek lichtgewicht

De EU is een economische grootmacht, maar verhoudingsgewijs een politieke dwerg. Het feit dat telkens de Amerikanen de brand moeten blussen in ex-Joegoslavië, onze achtertuin dan nog wel, is toch tekenend.

Ons vermogen tot een gezamenlijk buitenlands beleid was niet zo groot als die tot een gezamenlijk handelsbeleid. Dat betekende inderdaad dat we in sommige zaken niet zo’n effectieve rol gespeeld hebben. Het verdrag van Amsterdam neemt enkele bescheiden stappen in de juiste richting, en we moeten die zo goed mogelijk gebruiken. Maar vlug zal dat niet gaan, want lidstaten zijn erg afkerig om hun soevereiniteit inzake buitenlands beleid op te geven.

De Italiaanse weigering, gesteund door de EU, om de Koerdische rebellenleider Abdullah Öcalan uit te leveren, heeft Turkije verder in het harnas gejaagd tegen ons. Dat land was al zwaar ontgoocheld toen het niet toegelaten werd tot de eerste groep van kandidaat-lidstaten. Was dat geen vergissing? Turkije had ons bruggenhoofd kunnen zijn naar een moslimwereld, die snel van het westen vervreemdt.

We hebben al een zeer hechte band met Turkije, zoals een douane-unie, die we niet hebben met andere niet-lidstaten. Ook politiek staan we in veel opzichten dicht bij Turkije. Voor degenen die verder willen gaan: de EU is al een zeer geïntegreerde entiteit. Het zou daarom een potentieel schadelijke vergissing zijn om landen toe te laten tot de EU omwille van politieke redenen, wanneer de stand van hun politieke en economische ontwikkeling dat niet rechtvaardigt.

Wie toegelaten wordt tot een eliteclub, zal er zich – onder druk van de leden – ook naar gedragen en aan de voorwaarden voldoen. Was zicht op EU-lidmaatschap daarom geen efficiëntere hefboom geweest voor de “politieke en economische ontwikkeling” van Turkije? Nu voelt het zich geïsoleerd, en wie weet welk gezelschap het dan zal opzoeken.

We zijn geen eliteclub, maar een op regels gebaseerd systeem waarbij je voordelen hebt en ook zekere regels moet naleven. Als landen nog niet in staat zijn de regels na te leven – omwille van redenen die misschien hun fout niet zijn – dan is hun lidmaatschap ongepast.

JOZEF VANGELDER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content