BANALISERING VAN HET BANKONDERZOEK

Elke directeur van directe belastingen of btw is voortaan gemachtigd om een bankonderzoek te bevelen.

Bestaat er op fiscaal gebied zoiets als een bankgeheim? Daarover lopen de meningen uiteen. Bij de belastingadministratie haast men zich om te beklemtonen dat er geen fiscaal bankgeheim bestaat. En dat de gevallen waarin de fiscus zich niet zonder meer tot de banken mag wenden, slechts eng te interpreteren uitzonderingen zijn op de algemene regel dat de banken zich op fiscaal gebied niet kunnen verschuilen achter een bankgeheim. Terwijl men er in bankkringen doorgaans van uitgaat dat die gevallen geen uitzonderingen zijn op de algemene regel, maar wel de uitdrukkelijke bevestiging van een (voor het overige) ongeschreven regel dat er op fiscaal gebied wel degelijk een – weliswaar niet in de strafrechtelijke betekenis – na te leven bankgeheim bestaat.

Inkomstenbelasting. Wat er ook van zij, inzake inkomstenbelastingen is de fiscus niet gerechtigd om zich tot de banken en andere financiële instellingen te wenden om inlichtingen te verzamelen met het oog op het belasten van hun cliënten. Dat staat uitdrukkelijk in het wetboek te lezen.

Maar dit bankgeheim kan doorbroken worden. Meer bepaald wanneer de fiscus bij een onderzoek van de bank zelf op het spoor komt van een ‘mechanisme van belastingontduiking’. Op dat ogenblik kan de fiscus toch in de boeken van de bank verdere opsporingen doen, die moeten leiden tot een juiste belastingheffing in hoofde van de cliënt. Maar dit bankonderzoek kan niet zonder meer worden opgestart. De ambtenaren die het onderzoek zullen doen, hebben daartoe een uitdrukkelijke machtiging nodig.

Btw. Anders dan men meestal aanneemt, bestaat er ook op het gebied van de btw een na te leven bankgeheim. Het houdt ook hier in dat de fiscus zich nooit zonder meer tot de banken en andere financiële instellingen mag wenden om inlichtingen te verkrijgen nopens hun cliënten. Hij kan dit slechts, als hij – ook hier – over een bijzondere machtiging beschikt. Anders dan op het gebied van de inkomstenbelastingen is daarvoor geen mechanisme van belastingontduiking vereist. Op het gebied van de btw ligt de drempel dus lager.

Machtiging. Tot voor kort bestond die machtiging erin dat men toestemming moest krijgen van een triumviraat van hoge ambtenaren. Meer bepaald van de directeur-generaal van de betrokken administratie, van de administrateur-generaal van de belastingen (zeg maar, de chef van de belastingadministratie) en van diens adjunct.

Bij de jongste programmawet is dat nu veranderd. Op papier omdat de voormelde functieomschrijvingen niet meer kloppen met de graden die ze tegenwoordig binnen de administratie gebruiken. Maar er is duidelijk meer aan de hand.

De gezamenlijke goedkeuring door een triumviraat van hoge ambtenaren is zonder meer geschrapt. In plaats daarvan volstaat het voortaan dat de machtiging tot bankonderzoek gegeven wordt door de “ambtenaar die hiertoe wordt aangesteld door de minister van Financiën”.

Die aanstelling is inmiddels gebeurd. Voor de inkomstenbelastingen moet de machtiging gegeven worden door de plaatselijke “directeur van directe belastingen”. En inzake btw is de bevoegde ambtenaar voortaan ook de plaatselijke “directeur”.

De manier waarop de zaak aldus geregeld is, heeft één voordeel. Op basis van de tekst van de wet kon worden gevreesd dat de bevoegdheid toegewezen zou worden aan slechts één ambtenaar die – we durven het bijna niet hardop te zeggen – misschien wel eens van dezelfde politieke kleur als de minister zou kunnen zijn. Dat is gelukkig niet gebeurd. De bevoegdheid is nu toegewezen aan alle plaatselijke directeurs van directe belastingen en btw. Dat zijn er nogal wat.

Tegelijk moeten we vaststellen dat het bankonderzoek – in vergelijking met vroeger – als het ware ‘gebanaliseerd’ is. Voorheen moest een triumviraat van topambtenaren zich over elk verzoek buigen. Nu kan elke plaatselijke directeur de beslissing alleen nemen. Zonder daarover overleg te moeten plegen met collega’s of hogere ambtenaren. Hij is alleen aan zichzelf verantwoording verschuldigd.

Bovendien berust de bevoegdheid niet langer bij de hoogste ambtenaren binnen de belastingadministratie. De machtigingsbevoegdheid zit nu op het niveau van de gewone directeurs van directe belastingen en btw. Dat zijn ook hoge ambtenaren. Maar zij spelen toch een klasse lager dan de directeur-generaal en de nog hogere administrateur-generaal en zijn adjunct.

Het is alsof de overheid hiermee wil zeggen dat het bankonderzoek voor de belastingadministratie geen aangelegenheid meer is van het hoogste belang. Banalisering dus.

Dat de beslissing niet langer centraal door eenzelfde team van hoge ambtenaren genomen wordt, maar dat voortaan elke plaatselijke directeur alleen een bankonderzoek kan bevelen, heeft bovendien als nadeel dat er geen eenheid van administratieve rechtspraak meer zal zijn. Elke directeur zal – weliswaar in eer en geweten – zelf beslissen of er een bankonderzoek komt. Maar dat bijvoorbeeld de directeur van Brugge en diens collega van Namen niet altijd op dezelfde golflengte zullen zitten, staat in de sterren geschreven. Een vooruitgang is dat niet.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content