AUTEURSRECHT. Wantrouwen

De nieuwe wet op het auteursrecht vormt een serieuze hinderpaal vanuit bedrijfsekonomisch standpunt. Leo Neels geeft aan waar de problemen zitten.

Wat heeft een reklamebureau te maken met het auteursrecht ? Veel, zo blijkt. Het vergroot afbeelden van een postzegel in een advertentie voor een beleggingsfonds leverde het bureau Morael, tot verbazing en verrassing van de betrokkenen, een reaktie op van de vereniging van fotografen.

De postzegel was afgebeeld zonder toelating van de fotograaf die de prent van koning Albert maakte, en die daarmee aan de basis lag van de kwestieuze postzegel. Morael kreeg dan ook letterlijk de rekening geprezenteerd ; dat was voor het bureau de aanleiding om wat dieper op de materie van het auteursrecht in te gaan met meester Leo Neels (gespecializeerd in mediarecht en vennoot bij Loeff Claeys Verbeke).

De wet die het auteursrecht regelt, werd vorig jaar gewijzigd (wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten) en is van algemene regels naar specifieke gegaan. Daardoor is de soepelheid weggevallen.

Leo Neels en zijn kollega Geert Glas stellen dat de nieuwe wet vanuit bedrijfsekonomisch standpunt een serieuze hinderpaal vormt. “Het komt er dan ook op aan het spel juist te spelen en duidelijke afspraken te maken, zodat betaalbare en toegankelijke kreativiteit blijft bestaan, ” is hun uitgangspunt.

OVEREENKOMSTEN.

Het komt erop neer dat een reklamebureau moet weten wie de rechten heeft over bepaalde elementen in een advertentie of een spot (radio of televisie). Er wordt echter ook veel origineel werk gemaakt in opdracht van een adverteerder.

“Traditioneel kontakteert een adverteerder een bureau en geeft een opdracht. Het bureau maakt daarop een koncept met eigen mensen of met medewerking van free-lancers. De adverteerder betaalt daarvoor, maar het is niet direkt duidelijk wat het bureau verkoopt : krijgt de klant het recht om de campagne altijd en overal te mogen gebruiken, of niet ? Als de klant van bureau verandert, krijgt hij dan zijn campagnes mee ? ” aldus Neels.

“Een bureau moet vandaag de dag nagaan of het met zijn werknemers sluitende overeenkomsten heeft, die het bureau het exploitatierecht geven. Hetzelfde geldt tegenover free-lancers en tegenover de klant. Men moet een keten van kontrakten uitbouwen, wat in het ekonomisch verkeer niet evident is. “

Er moeten dus overeenkomsten gemaakt worden, waarbij uitgegaan wordt van wantrouwen nog vóór de klant en het bureau een zakenrelatie aangaan. En dat in een wereld waarin iedereen zich beroemt op de vertrouwensrelaties tussen de bedrijven.

AFSPRAKEN.

Het auteursrecht onderscheidt twee soorten rechten : het exploitatierecht en het morele recht. Het exploitatierecht houdt het recht in om het werk te gebruiken. Dat recht is overdraagbaar, wat schriftelijk moet gebeuren (bijvoorbeeld via een arbeidskontrakt). Is er onduidelijkheid over de overdracht, dan zal de interpretatie in het voordeel van de maker uitvallen.

Eén en ander vraagt dus om duidelijke afspraken. Als een kreatief het bureau verlaat, moeten de exploitatierechten van zijn werk bij het bureau of bij de klant zitten. Als een klant een bureau verlaat, moeten ook de exploitatierechten geregeld zijn. Anders zou het kunnen dat een adverteerder de lopende campagne niet kan voortzetten via een ander bureau.

Het gaat zelfs zover dat een opdracht tot het maken van een illustratie voor een advertentie in tijdschriften en het regelen van de exploitatierechten niet automatisch inhoudt dat die illustratie ook voor een affiche gebruikt mag worden. Want dat was geen onderdeel van de overeenkomst.

Met het morele recht ligt het anders : dat blijft bij de maker en kan niet overgedragen worden. Het gaat daarbij om het recht op “vaderschap” (een schilderij van Jan Van Riet blijft een werk van Jan Van Riet, ook al heeft iemand het gekocht) en het recht op integriteit (wat inhoudt dat men eraf moet blijven).

REPUTATIE.

Het afstaan van de exploitatierechten betekent echter niet dat de kreatieven die aan een reklameprodukt meewerken (en dat kunnen er veel zijn : copywriters, art director, fotograaf, illustrator, regisseur) hun morele rechten niet meer kunnen laten gelden. De kreatief kan nog altijd het recht op integriteit inroepen, wanneer hij vindt dat zijn reputatie lijdt onder een verkeerd gebruik van zijn werk.

Geert Glas : “Iemand heeft bijvoorbeeld een mooie illustratie gemaakt van een dame in badpak aan zee. Later wordt de dame echter uitgeknipt en voor de achtergrond van een keuken geplaatst. Op dat moment kan de tekenaar zijn recht op integriteit inroepen en stellen dat zijn werk gepersifleerd is. “

Hoe bekender een kreatief is, hoe eerder zijn reputatie kan lijden onder het gebruik van zijn werk in een andere kontekst. “Maar het recht op integriteit wil nog niet zeggen dat hij ook het recht heeft om prima-donna te spelen, ” aldus Glas.

Zijn de reklamebureaus in het algemeen op de hoogte van de reikwijdte van het auteursrecht, en van de noodzaak om duidelijke overeenkomsten af te sluiten ? Glas antwoordt kort en krachtig : “Onvoldoende. “

A.V.P.

LEO NEELS (LOEFF CLAEYS VERBEKE) “Een bureau moet sluitende overeenkomsten maken met zijn werknemers, met free-lancers en met de klanten. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content