ARTSENOPLEIDING. NUMERUS CLAUSUS NU

De voorstellen van de federale ministers Marcel Colla van Volksgezondheid en Magda de Galan van Sociale Zaken beperken het aantal afgestudeerde geneesheren, maar remmen de toevloed in de kandidaturen niet af. Vlaams minister van Onderwijs Luc Vanden Bossche zet met een toelatingsproef wel die stap in de andere richting. Het probleem van de numerus clausus in de opleiding tot de geneeskunde, met het oog op de beheersing van het uit de hand gelopen aanbod aan artsen geraakte eindelijk in een stroomversnelling na een akkoord van alle rechtstreeks betrokkenen : de artsen, specialisten en hun beroepsverenigingen en de meerderheid van studenten. Ook de tandartsen doen mee.

Al een kwarteeuw geleden hebben wijlen rektor Piet De Somer (KU-Leuven) en ikzelf (aan de VUB) in inaugurale redevoeringen de numerus clausus bepleit. De ontwikkeling naar een plethora die nefast en onduldbaar zou worden, was toen reeds duidelijk zichtbaar voor wie kijken wou. Maar we predikten in de woestijn voor de dames en heren van de politiek. We verwachtten veel van de Vlaamse Interuniversitaire Raad of Vlir die onder impuls van de Vereniging van Vlaamse Professoren eerst officieus en vervolgens in 1974, officieel werd opgericht. Maar op dit vlak het dient erkend heeft de Vlir, als bevoegd en verplicht te raadplegen adviesorgaan, zijn rol niet vervuld. Vandaag is zwijgen niet meer mogelijk. Op 17 mei 1995 publiceerde de Vlir een “Beknopt advies betreffende aanbodsbeheersing van artsen”.

Het advies behelst twee luiken. Het eerste luik doet zeer stoer en “vindt dat de invoering van een numerus clausus in de opleiding geneeskunde in Vlaanderen onverantwoord blijft”, zolang een aantal voorwaarden niet werd vervuld. Er wordt onder meer gewaarschuwd voor “een zuiver korporatistische ingreep” en gewezen op de grote verschillen in artsendichtheid in respektievelijk Vlaanderen en Franstalig België. Toch ziet het ernaar uit dat de Vlir vandaag bereid is zich de numerus clausus door de bevoegde Vlaamse minister, die ervoor gewonnen lijkt, te laten opleggen. Daarom is het tweede luik van het advies veel langer en begint het aldus : “Indien de overheid toch beslist tot het nemen van maatregelen tot het beperken van het aantal op het volgende… ” Over de vier punten die volgen valt één en ander te zeggen.

Positief is de wil van de Vlaamse rektoren dat de beperkingsmaatregelen ofwel voorafgegaan worden door een communautarizering van de gezondheidszorg, ofwel moeten leiden tot eenzelfde artsendichtheid in beide landdelen en dus tot een artsendichtheid van 57 % N en 43 % F. Gewettigd is ook de verzuchting dat de overheid indikaties zou geven qua streefcijfer inzake gediplomeerden.

KWOTA.

De Vlir is ook niet te vinden voor formules, zoals het toelatingseksamen, zonder vooraf bepaalde kwota die wel de instroom van het aantal studenten kunnen of zullen verminderen, maar de uitstroom van het aantal gediplomeerden niet noodzakelijk zouden doen dalen. Persoonlijk denk ik dat laatste niet ! Men had de formule jaren geleden kunnen uitproberen, maar noch de politici noch de rektoren wilden ervan weten. Nu is het daarvoor te laat en zijn kwota nodig. België moet nu doen wat al onze omringende landen al lang hebben gedaan. Daar heeft men tijdig ingezien dat ontradingscampagnes niets zouden opleveren.

De Vlir wenst dus kwota, maar ook precieze cijfers omtrent de gewenste aantallen artsen en jaarlijkse gediplomeerden. In elk geval mag het wachten op precieze cijfers en kwota geen aanleiding zijn tot de zoveelste vertragingsmaneuvers. Heel wat nuttige inlichtingen kunnen we halen uit onze buurlanden met hun jarenlange ervaring ter zake. Precieze cijfers omtrent de plethora waren jaren geleden al beschikbaar (o.a. 1 arts voor 160 Brusselaars !). Jaarlijks studeren zo’n 1100 huisartsen en specialisten af. Dat worden er eerlang 600, indien men het voorstel volgt van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS).

SELEKTIEPROEF.

Opvallend is dat de rektoren en hun plaatsvervangers van de Vlir in hun advies nogmaals zwijgen over wat hen gedurende zovele jaren heeft bekommerd en tot uitgesproken of passief verzet tegen de numerus clausus heeft gebracht. Het was de bezorgdheid om de financiële zekerheid van hun instellingen. Zolang de financiering van de universiteiten nagenoeg uitsluitend gebaseerd was op het aantal subsidieerbare studenten wensten zij geen mogelijke studenten te verliezen of te ontmoedigen. Dat systeem moet dus dringend gewijzigd worden. Een nieuwe wetgeving moet een enveloppe-financiering invoeren voor de volledige en de onvolledige universiteiten, met een bijkomende (thans volstrekt onvoldoende) toelage voor de bestaande onderzoekscentra. Maar de poging van bepaalde instellingen om een selektieproef te organizeren op het einde van de eerste of zelfs de tweede kandidatuur en aldus de numerus clausus uit te stellen dient te worden verhinderd. Ze is overwegend bedoeld om de niet-geslaagden en de bissers in andere richtingen te behouden.

In het debat is weer het sociale argument opgedoken dat zegt dat de numerus clausus de toegang tot de universiteit belemmert van studenten van bescheiden afkomst. De arme student heeft een brede rug ! Het tegendeel is waar. Het is de opvatting der gelijke kansen voor alle begaafden die ons regelrecht voert na de farce van de maturiteitsproef naar de echte toelatingsproef. Gedaan met het systeem der onverdiende studiebeurzen. Gedaan ook met de opvatting die in de demokratizering van het universitair onderwijs het middel zag om aan de niet-begaafden-met-geld faciliteiten te bezorgen en aan de niet-begaafden-zonder-geld, geld plus faciliteiten ! Het toelatingseksamen is vanzelfsprekend een strenge, objektieve en nationaal georganizeerde proef.

Bovendien zetten de “sociale” tegenstanders van de numerus clausus de zaken op hun kop : de huidige artsenplethora werkt verstikkend en discriminerend op de jonge onbemiddelde gediplomeerden. Zij beginnen hun beroepsleven met een grote handicap om hun kabinet te “installeren”, ook na schitterende studies. Sommigen komen gewoon niet aan de bak.

Ik zal niet meer uitweiden over de nadelige invloed der studentenplethora op het peil van hun opleiding : de klinische opleiding en de stages komen onvermijdelijk in het gedrang evenals het peil van de zorgenverstrekking. Zo kan het niet verder.

Over de nieuwe “denkpiste” van de minister van Volksgezondheid die ook een leeftijdsgrens voor artsen wil invoeren werd dadelijk in de pers het nodige gezegd door de eminente specialist in arbeidsrecht professor Roger Blanpain. Het is een reaktionaire aberratie zonder weerga.

ALOIS GERLO

Aloïs Gerlo is gewezen hoogleraar aan de universiteiten van Brussel en Gent en ere-rektor van de VUB.

ALOIS GERLO De minder begoede student wordt niet het slachtoffer van een numerusclausus.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content