Armoedebestrijding mag geen strijd tegen rijkdom worden

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

Z elfs in het rijke Westen blijven nog heel wat mensen in de armoede steken. Een fenomeen, zo vrezen velen, dat door de stijgende levensduurte nog zal toenemen. Armoedeanalyse is geen sinecure, maar het armoedebeleid mag zeker niet radicaliseren in een strijd tegen rijkdom.

Vorige week speelden we in deze column advocaat van de topverdieners, een aartsmoeilijke en weinig populaire opdracht. Het staat nu al vast dat tijdens de nakende 1 meitoespraken de toplonen de favoriete punchbal zullen zijn. Maar nog moeilijker is het om als adviseur op te treden voor die personen die het minst verdienen. De vaakst gehoorde kritiek is dat mensen die meer dan het gemiddelde verdienen geen geloofwaardige analyse van armoede kunnen maken.

Moelijke meting. Het berekenen van armoede is al een eerste voorwerp van discussie. Onderzoekers meten armoede meestal in relatieve termen, met andere woorden als een percentage – vaak 60 % – van het mediaan beschikbaar inkomen. In die definitie is armoede een niet te overwinnen maatschappelijk fenomeen, omdat zelfs bij een substantiële verhoging van het mediaan inkomen er nog altijd mensen onder die grens zullen vallen. Met deze methode loop je dus het risico meer de inkomensverdeling dan wel de echte armoede te meten. Daarom hebben sommigen geprobeerd om de absolute armoede in kaart te brengen, een heel moeilijke oefening die internationale vergelijkingen meestal niet toestaat.

Recent echter stelde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling een alternatieve methode op punt: ze meet de kwaliteit van het leven, of het gebrek eraan (1). Deze zogenaamde ‘ontberingsindex’ (zie grafiek) is misschien wel het meest objectieve meet- en vergelijkingsinstrument van armoede. Nederland en België behalen in die index een behoorlijke score: ze presteren weliswaar iets slechter dan de Scandinavische landen, maar duidelijk beter dan de zuiderse. De Angelsaksische landen zetten een slechtere score neer, maar presteren toch iets beter dan in de ‘relatieve- armoede-indexen’. De Amerikanen scoren daarin steevast erg slecht, omdat de inkomensongelijkheid in de VS groter is. Maar die relatieve armoede vertaalt zich blijkbaar minder in ontberingsarmoede. De verschillen met het Europese gemiddelde zijn zelfs verwaarloosbaar, waardoor je je kan afvragen of de enorme Europese herverdelingsmachine wel het meest efficiënte middel is om armoede te bestrijden.

Aanpassen, weerbaar maken, investeren. ‘Relatieve armoede’ mag echter niet als een volledig onzinnig iets worden afgedaan (2). Tien jaar geleden was het bezit van een gsm pure luxe, alleen bereikbaar voor topverdieners. Vandaag is het mobieltje een basisbehoefte. Dat wil zeggen dat je het niet kunnen betalen van een gsm niet zomaar kan afdoen als een overbodige luxe. Door een gebrek aan communicatie en informatie kan sociale uitsluiting ontstaan. En zo blijkt dat armoede toch weer een complex gegeven is, een fenomeen dat je niet mag reduceren tot het louter vermijden en bestrijden van ontbering.

De beste verdediging tegen armoede blijft logischerwijs het hebben van een job. Maar minder geweten is dat het bezit van een eigen huis nóg belangrijker is. In ons land bezitten gelukkig erg veel mensen een huis, maar toch is het iets waar we continu aandacht voor moeten hebben. Huurders lopen immers 200 % meer kans op armoede.

Schuldarmoede is bij ons een minder verspreid fenomeen dan in andere (vooral Angelsaksische) landen. Dat is onder meer te danken aan onze conservatieve manier van bankieren. Een belangrijke bron van moderne armoede is dan weer de atomisering van de gezinnen: meer scheidingen, alleenstaande moeders en jongeren hebben een nieuwe lichting armen gecreëerd. Het is een maatschappelijk fenomeen dat vroeger veel minder bestond.

Dé sleutel. Armoede is een economisch fenomeen met maatschappelijke en zelfs fysische gevolgen. Volgens wetenschappers werkt armoede als een vergif, want het veroorzaakt stress die vooral kinderen treft en daardoor hun ontwikkeling in de weg staat. En bovendien het risico verhoogt dat armoede erfelijk wordt.

Gelijke opportuniteiten zijn de sleutel voor een efficiënte armoedebestrijding: kansen op het vlak van scholing en een goede preventieve gezondheidszorg, maar ook inspanningen om nieuwe informatietechnologieën en hogere studies toegankelijk te maken …

Laten we dus onthouden dat de meest efficiënte strijd tegen armoede nooit synoniem is met het bestrijden van rijkdom. Een beleid dat gericht is op gelijke oppportuniteiten, op het bezit van een eigen huis en een conservatief banksysteem verlaagt het armoederisico. Het beste wapen tegen armoede is echter het verhogen van de weerbaarheid door opleiding, werk en sociale inclusie, in plaats van afhankelijkheid van de overheid te kweken.

DE AUTEUR IS HOOFDECONOOM VAN PETERCAM VERMOGENSBEHEER. REACTIES: visienoels@trends.be

(1) ‘MEASURES OF MATERIAL DEPRIVATION IN OECD COUNTRIES’ – ROMINA BOARINI EN MARCO MIRA D’ERCOLE, OESO, AUGUSTUS 2006

(2) ‘RISING TIDES, REDISTRIBUTION, AND THE MATERIAL WELL-BEING OF THE POOR’, LANE KENWORTHY, JESSICA EPSTEIN EN DANIEL DUERR, 15 SEPTEMBER 2007

(3) ‘POVERTY IS POISON’, PAUL KRUGMAN, NEW YORK TIMES, 18 FEBRUARI 2008

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content