Arme spaarder

Na de nieuwe renteverlaging van de Europese Centrale Bank hebben de eerste banken hun spaarrente al verlaagd. Dat drijft spaarders naar alternatieven, maar die zijn niet zonder risico.

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft haar richtinggevende rente verlaagd van 0,25 naar 0,15 procent. Lenen wordt goedkoper, tenminste voor wie erin slaagt een lening te krijgen. Met die renteverlaging wil de ECB de banken stimuleren om meer kredieten te verstrekken aan bedrijven, en in het bijzonder aan kmo’s. De ECB rekent voortaan ook een negatieve rente aan op geld dat de financiële instellingen bij haar parkeren. Zij moeten betalen om geld te deponeren.

Voor de spaarders is dat andermaal slecht nieuws: de eerste Belgische banken hebben de rente op hun spaarboekjes al verlaagd, en de rest zal ongetwijfeld volgen. Het is vandaag hard zoeken naar een bank die nog een spaarrente van 1 procent of meer biedt.

Dat de banken ooit aan particuliere spaarders een negatieve spaarrente aanrekenen, is onwaarschijnlijk. De miljarden aan spaartegoeden zijn voor hen een stabiele financieringsbron. Een negatieve spaarrente kan spaarders ertoe aanzetten hun geld af te halen en het in een kluis te stoppen. De banken kunnen het dan niet langer uitlenen.

Alleen als de Europese economie opnieuw stevig groeit en de inflatie begint op te lopen, kan de rente opnieuw stijgen. Maar voor Europa geldt momenteel het tegenovergestelde: door de gebrekkige competitiviteit, de overcapaciteit in veel sectoren, de verzwakte banken en de vergrijzing is de kans op een Japans doemscenario reëel, met jaren van slabakkende groei en deflatie.

Populair en duur

De extreem lage rente zet spaarders ertoe aan hogere rendementen te zoeken. Obligaties zijn een eerste alternatief, maar ook daar zijn de rendementen fors gezakt. Zelfs de rente op Zuid-Europese overheidsobligaties is naar beneden gedonderd, wat leidt tot gevaarlijke situaties. Zo kan de Spaanse overheid momenteel even goedkoop lenen als de Amerikaanse. Als beleggers toehappen, lopen ze het risico dat het rendement niet volstaat om het hogere risico te compenseren.

Dat geldt ook voor aandelen. Dividendaandelen zijn populair, en dus duur. Bedrijven die naar de beurs trekken, zwaaien met dividenden om de beleggers warm te maken. Zo liet het beursplatform Euronext weten dat het van plan is elk jaar de helft van zijn nettowinst uit te keren aan de aandeelhouders. Beleggers moeten wel beseffen dat die nettowinst al jaren terugloopt door de dalende opbrengst uit de aandelenhandel. Bovendien is Euronext een Nederlandse onderneming, waardoor de dividenden twee keer worden belast (in Nederland 15 procent en daarna in België 25 procent).

Vreemde munten

De zoektocht naar rendement drijft beleggers ook naar buitenlandse munten. Zo verhoogde de Nieuw-Zeelandse centrale bank voor de derde keer dit jaar haar rente (met 25 basispunten tot 3,25 %). De inflatie in het land loopt op door de toenemende immigratie en de hoge uitgaven voor de heropbouw van Christchurch, dat door een zware aardbeving werd getroffen. Een vijfjarige obligatie in Nieuw-Zeelandse dollar brengt meer dan 5 procent bruto op. Een droom voor westerse beleggers.

Maar daartegenover staat opnieuw extra risico. Beleggers die een obligatie in die munt kopen, riskeren dat de Nieuw-Zeelandse centrale bank haar rente nog verder verhoogt. Dat zou de koers van Nieuw-Zeelandse obligaties doen zakken. Bovendien is er het wisselkoersrisico. Wisselkoersen zijn onmogelijk te voorspellen. Verdere renteverhogingen kunnen de Nieuw-Zeelandse dollar op korte termijn nog in waarde doen stijgen tegenover de euro. Dat zou goed nieuws zijn voor eurobeleggers. Maar tegelijk kan een te hoge inflatie de waarde van de Nieuw-Zeelandse dollar op lange termijn aantasten.

MATHIAS NUTTIN

De Spaanse overheid kan even goedkoop lenen als de Amerikaanse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content