ANTWERPEN BOVEN?

Roeland Byl redacteur bij Trends

Grote petrochemische ondernemingen kopen hun concurrenten op of zoeken een vorm van samenwerking. Exxon gaat met Mobil in zee, BP met Amoco en Total met PetroFina. Schaalvergroting en synergie zijn de sleutelwoorden die de drang naar marktdominantie verhullen. Antwerpen is het op één na belangrijkste chemische industriecentrum ter wereld. Alleen Houston steekt de metropool aan de Schelde de loef af. Welke weerslag heeft de nieuwe strategie van de giganten op het Antwerpse havengebied? Jozef De Moor, voormalig lid van het directiecomité bij BASF Antwerpen en momenteel gedelegeerd bestuurder van de beroepsfederatie van de Scheikundige Industrie Regio Vlaanderen ( Sirev), meet de hartslag van de Belgische (petro-)chemische nijverheid en houdt het resultaat tegen het licht van de recente fusies.

TRENDS. In 1996 weerklonk hier en daar gemor over de positie van Antwerpen als chemiecentrum. De loonkosten en grondstofprijzen lagen hier hoger. Zelfs de beroemde Belgische productiviteit lag volgens sommige betrokkenen onder het Amerikaanse niveau. Twee jaar later lijkt alles weer op wieltjes te lopen en is er sprake van belangrijke nieuwe investeringen. Wat is er veranderd?

JOZEF DE MOOR (SIREV). Uw beschrijving klopt niet helemaal. De toekomst van de Antwerpse chemie was nooit in gevaar. De investeringen zijn nooit brutaal gestopt. We beschikken nog steeds over een aantal troeven. De geografische ligging is gunstig en biedt toegang tot een uitgestrekt hinterland. Bovendien heeft Antwerpen één van de beste industrieterreinen ter wereld. De aanwezigheid van een netwerk van pijpleidingen tussen verschillende producenten zorgt voor belangrijke clustermogelijkheden. De ligging tegenover de bewoonde buurten is beter dan op andere plaatsen en er zijn goede verbindingswegen. De nood aan een mobiliteitsplan is weliswaar reëel, maar een traditie van meer dan 30 jaar chemische industrie geeft Antwerpen een interessant netwerkkarakter. Door de aanwezigheid van dienstverleningsbedrijven voor onderhoud, catering en logistiek zijn de uitbestedingsmogelijkheden groot. Hoewel de hoge loonkosten een nadeel vormen, blijven er positieve aspecten over om voor Antwerpen te kiezen.

Er is bovendien een nieuw fenomeen. In de jaren ’60 hebben heel wat firma’s grote terreinen aangekocht in Antwerpen. Sommige kunnen nu terreinen aanbieden die al voorzien zijn van de noodzakelijke utilities zoals energievoorzieningen en communicatielijnen. Zo kan een investeerder de kosten voor infrastructuur uitsparen.

Rotterdam haalt Antwerpen dus niet in?

Bij mijn weten is de afgelopen jaren slechts één grote investering naar Rotterdam gegaan die ook naar Antwerpen had kunnen komen. Gezien de ligging, het belang en de gelijkaardige infrastructuur zijn Antwerpen en Rotterdam gedoemd tot concurrentie. Maar ik bekijk het liever door een andere bril. Houston is het belangrijkste chemiecentrum ter wereld. Als je de driehoek Rotterdam, Antwerpen en de as op het Albertkanaal bekijkt, is dit Europese centrum op zijn minst even belangrijk.

De recente megafusies zijn spectaculair. Wat is de echte oorzaak?

De concentratiebeweging is niet nieuw in de chemie. In de jaren ’60 zochten grote chemieconcerns al toenadering. Als resultaat ontstonden joint ventures waarbij partners technologische of productverruiming zochten. In de jaren ’80 gingen grote ondernemingen branches samensmelten. Zo brachten BASF en Shell hun activiteiten polyethyleen samen in een nieuwe zelfstandige firma Elenac, die deze herfst ook de polyethyleenactiviteiten van Hoechst overnam. De onderliggende oorzaak is steeds een toenemende concurrentie. In het kader van de mondialisering zoeken de producenten ook nu een antwoord op de toenemende competitie. Het is logisch dat ze die vinden in grotere conglomeraten. Zo hopen ze te besparen bij de aankoop van grondstoffen en synergie te vinden in research. Het resultaat is een dalend aantal spelers in de markt. Toch blijft chemie één van de sectoren die wereldwijd groeien. Antwerpen heeft misschien wel enkele pluimpjes gelaten, maar heeft nog steeds belangrijke troeven, die we moeten koesteren.

Hoever reiken de gevolgen van de fusies?

Merknamen verdwijnen, researchactiviteiten veranderen en worden gebundeld, en het personeel krijgt in sommige gevallen een gewijzigd statuut. Natuurlijk is het niet uit te sluiten dat een fusie ook een rationalisatiespoor trekt door een onderneming en de werkgelegenheid aantast. Maar een lineaire omzetting van de Kyoto-akkoorden vormt voor de Vlaamse chemie een grotere bedreiging dan de huidige fusiegolf.

Als gevolg van de fusiegolf trekken beslissingscentra weg uit België. Heeft dat gevolgen voor het belang van de chemische sector in België en in Antwerpen in het bijzonder?

Er speelt een emotionele component mee, maar voor de rest zie ik weinig redenen tot ongerustheid. Bij de fusie tussen PetroFina en Total is die zelfs te verwaarlozen. Parijs wordt het hoofdkwartier voor de petroleumactiviteiten, maar Brussel krijgt de petrochemie. Het is niet de locatie van het beslissingscentrum die bepaalt waar een chemische groep investeert.

De investeringen verschuiven wel. Ik geloof dat die verschuivingen in de eerste plaats zijn ingegeven door de markt zelf. Als Solvay in Frankrijk een nieuwe fabriek bouwt, heeft de nabijheid van het Belgische hoofdkwartier daar weinig mee te maken. De nabijheid van een nieuwe markt daarentegen wel.

En de Aziatische crisis?

Fusies vormen ook een antwoord op de crisis in Azië, al blijft ook die regio een groeimarkt. Chemicaliën worden niet over grote afstand vervoerd, je zet ter plaatse een productie-eenheid op. De invloed van de Aziatische crisis is beperkt. De olie die bestemd was voor Azië, drukt nu uiteraard op de West-Europese markt. Dit verkleint de marges. Maar er zijn ondertussen tekenen dat een kentering nabij is.

ROELAND BYL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content