Anders leren bloeien

De Oost-Vlaamse sierteelt heeft enkele crisisjaren achter de rug. Meer specialisatie, innovatie en slimme bedrijfsvoering moeten de sector er weer bovenop helpen. “Onze siertelers zijn wereldtop in teeltinnovatie, maar niet in pr.”

Kalkenaar Jozef Haeghens (65) kweekt nu druiven in zijn serres, waarvan hij wijn maakt. Tot drie jaar geleden werkte hij er nog tussen zijn azalea’s. Hij startte in 1985 met de kweek van de koningin van de Oost-Vlaamse sierbloemen. Via een exporteur belandden zijn variëteiten vooral in de Scandinavische landen. “Ik was een kleine speler, met een productie van 100.000 azalea’s per jaar. De gouden jaren waren al voorbij – er was al overproductie – maar ik heb nog goed geboerd tot 2000. Daarna ging het steil bergaf. Twee jaar voor mijn pensioen ben ik noodgedwongen gestopt, omdat de vaste kosten bleven stijgen, terwijl ik steeds minder geld kreeg voor mijn bloemen. Bovendien had ik geen opvolging. Ik ken bedrijfsleiders van vijftig die hun bedrijf doodgraag zouden overlaten. Maar welke jongere wil nog een sierteeltbedrijf overnemen?”

Haeghens is niet de enige die heeft afgehaakt. Langs de Antwerpsesteenweg van Lokeren tot Gent waren tot dertig jaar geleden massa’s serrebedrijven gevestigd. Vandaag huizen er vooral winkelketens. Slimme bloemisten lieten hun gronden op tijd verkavelen en cashten. Zo verdienden ze in één jaar meer dan in hun hele beroepsleven, bevestigen verscheidene bronnen. In de negen gemeenten van de bloemenregio – Wachtebeke, Moerbeke, Lochristi, Lokeren, Laarne, Destelbergen, Melle, Wetteren en Merelbeke – is het aantal serrebedrijven gedaald van ruim 900 in 1980 tot 200.De serres waren eigendom van familiale bedrijven die uit de markt werden geduwd of geen opvolging vonden.

Ook nu worden leegstaande serres afgebroken om ze te verkavelen of de belasting op leegstand te vermijden. Soms wachten de eigenaars tot gespecialiseerde bedrijven uit Nederland of Polen de serres opkopen om het waardevolle glas te hergebruiken. In de beste der werelden worden ze onderverhuurd als overwinterserres, of krijgen ze een nieuwe bestemming als tuincentrum, volkstuintje, stalling voor dieren of om aan korteketenlandbouw te doen.

Sierteeltmekka

Oost-Vlaanderen is al het sierteeltmekka van België sinds de negentiende eeuw. De rijke Gentse burgerij wilde de Engelse tuinen kopiëren. Siertelers in het arrondissement Gent brachten kasplanten, azalea’s en knolbegonia’s uit Engeland naar hier en begonnen die te vermarkten. In de regio rond Wetteren verrezen boomkwekerijen. De bedrijven breidden hun afzetmarkt uit tot in het buitenland.

In de jaren zestig namen de Nederlanders het roer over. Zij zetten hard in op export en automatisering, en sneden nieuwe markten aan. De oliecrisis van de jaren zeventig deed de energiekosten torenhoog oplopen. De Belgische siertelers incasseerden de eerste zware klappen. Ondertussen werd de markt van bloemen en planten steeds mondialer. De Oost-Vlaamse snijbloemensector kreeg af te rekenen met zware overzeese concurrentie, zoals van de Keniaanse rozenteelt, en werd grotendeels van de kaart geveegd. Diedrik Van Caenegem, beleidsmedewerker Landbouw & Platteland bij de provincie Oost-Vlaanderen, legt de vinger op de wonde: “De prijs van bloemen is al twintig jaar onveranderd of door het toenemende aanbod zelfs lichtjes gedaald. Maar de kosten van personeel, productie, gewasbescherming en energie zijn sterk gestegen. Een aantal kwekers heeft niet meer geïnvesteerd sinds ze hun serres hebben afgeschreven. Daardoor zijn die verouderde serres niet meer interessant voor een overname.”

Volgens Koen Tierens, de secretaris van de sierteelt- en groenfederatie AVBS, kunnen de – veelal kleine – familiale bedrijven in hoeveelheid en kostprijs per vierkante meter niet meer opboksen tegen de grote concurrenten uit de buurlanden. Hij geeft het voorbeeld van de orchidee. “Die plant wordt het meest verkocht bij ons, maar orchideeënkwekers vind je nauwelijks nog in Vlaanderen. In de warme kasplantenteelt hebben wij onze positie als nummer één verloren aan Nederland.”

Teler en eindconsument

De productiewaarde van de Oost-Vlaamse bedrijven wordt op 205 miljoen euro geraamd, op een totaal van 502 miljoen euro voor de sierteelt in heel Vlaanderen. Dat is veel voor het beperkte Vlaamse areaal van 6000 hectare. De sierteeltsector is ook sterk gericht op de export. Ruim 85 procent van de Gentse azalea’s vertrekt naar het buitenland. Maar terwijl buitenlandse bedrijven tot de jaren zeventig zelf naar onze velden afzakten om er hun bestellingen te plaatsen, opereren de siertelers nu in een geglobaliseerde economie, waarin ze à la minute moeten kunnen leveren. Dat gebeurt op verschillende manieren: via een exporteur of een groothandelaar, via veilingen, of rechtstreeks.

Sinds vorig jaar stagneert de export licht. Koen Tierens: “Door de zwakke economie in Zuid-Europa vermindert de koopkracht in die landen, en dus ook de afzet van planten. Oost-Europa is een groeimarkt, maar de instabiliteit in Oekraïne en de boycot van Rusland hebben de boomkwekers getroffen. Ook de binnenlandse markt taant. De budgetten van de lokale overheden en de bedrijven voor groenbesteding zijn bijvoorbeeld flink geslonken.”

Volgens Diedrik Van Caenegem is er de voorbije decennia in eigen land veel te weinig contact geweest tussen de teler en de eindconsument. “De Nederlanders lanceerden wel actieve campagnes om te weten wat de consument wil. Onze telers weten vaak niet waar hun planten terechtkomen. Het is heel goed mogelijk dat de planten van een teler uit Lochristi naar een veiling in Nederland gaan, daar worden opgekocht en terugkeren naar een tuincentrum in Lochristi. Gelukkig zien we nu ook een trend naar ketenverkleining, waarbij telers lokale afspraken maken met de tuincentra.”

Tierens nuanceert. Volgens hem hangt het distributiemodel helemaal af van het product, de prijszetting en de strategie, en die verschillen van bedrijf tot bedrijf. “Op een veiling heb je klokverkoop, waarbij de klokprijs zakt als het aanbod veel groter is dan de vraag. Maar sommige veilingen hebben andere kanalen ontwikkeld, zoals bemiddeling, waarbij ze met groothandels of tuincentra een prijs afspreken. Een veiling als Royal FloraHolland, die een omzet van 5 miljard euro heeft, biedt wereldwijd sierteeltproducten aan en is dus een prijszetter. Je moet een heel goed verhaal hebben om over een eigen prijs te onderhandelen. Voor veel bedrijven is die strategie niet de goede, want een aantal kopers zit niet op die veiling. Soms zijn rechtstreekse contacten die in het verleden zijn gelegd tussen de vader of de grootvader en afnemers in het buitenland veel beter. Je kunt ook klanten ronselen via beurzen. Omgekeerd: als het logistieke apparaat van een groothandelaar veel voordelen biedt, kun je misschien beter met hem in zee gaan. Wees in ieder geval consequent.”

En ken je eindklant. Die les heeft De Bruyne-Flandresse, een azaleakwekerij in Lochristi, ter harte genomen. Na enkele moeilijke jaren door verkeerde strategische beslissingen floreert het bedrijf weer, onder meer omdat het heel dicht bij het eindverkooppunt staat. Commercieel verantwoordelijke Christophe Stevens: “Als een groothandelaar bij ons 5000 azalea’s wil kopen, wil ik weten voor welk land en welke tuincentra hij dat doet. Zo word ik elke keer weer een beetje slimmer. Rond de Engelse Moederdag race ik door Engeland, ik bezoek ook Nederlandse tuincentra. We willen de perfecte leverancier zijn voor de gespecialiseerde groothandelaar die aan de tuincentra levert.” In 1996 startte het bedrijf als allereerste met een merknaam voor zijn azalea’s: Flandresse.

Nieuwe bloemen

Een buitenbeentje in de sierteeltsector zijn de veredelings- of jongplantbedrijven. In de serres van Exotic Plant uit Laarne staan duizenden jongplantjes, voornamelijk bromelia’s. Exotic Plant levert rechtstreeks aan kwekers uit Nederland, Italië, de Verenigde Staten en alle Aziatische landen, die de plantjes in bloei brengen. Het hart van het bedrijf is de serre met moeder- en vaderplanten, een botanische collectie waarmee Exotic Plant via kruisingen nieuwe plantsoorten creëert. De serre is verduisterd en voelt heel vochtig aan. “We bootsen hier het klimaat uit Ecuador na, zo kunnen we langer zaad produceren”, zegt Luc Pieters die het bedrijf leidt met zijn echtgenote Caroline De Meyer.

Exotic Plant patenteert zijn nieuwe creaties, “om onze eigen planten te mogen kweken, niet om iemand anders tegen te houden”. Exotic Plant startte in 1988 en maakte al snel naam met veredeling. In 2007 richtte het ook een filiaal in Sjanghai op, omdat het een derde van zijn omzet in Azië haalde en een concurrent naar dat land was getrokken. Pieters: “Vandaag zijn we marktleider in China. We hebben er een areaal van 40.000 vierkante meter en een labo waar 120 wetenschappers nieuwe plantjes veredelen.” De O&O-afdeling blijft hier, de manuele productie zit in China, vooral om de loonkosten te drukken. “Hier werken nu 30 mensen, in 2007 nog 120. Je vindt nauwelijks nog Vlamingen die als seizoenarbeider aan de slag willen in de sierteeltsector.”

Luc Pieters is veeleer pessimistisch over de toekomst van onze sierteeltsector, al noemt hij het realisme. “Sinds het uitbreken van de crisis in 2008 zijn er veel bedrijven failliet gegaan. Klantentrouw bestaat niet meer. Bedrijven maken ruzie voor een eurocent.”

Slim licht

De sierteelt is de meest innoverende sector in de land- en tuinbouw, en Vlaanderen is een Europese topregio in sierteeltonderzoek. Mede onder impuls van de provincie Oost-Vlaanderen ontstond de Technopool Sierteelt, een samenwerkingsverband tussen vier onderzoekscentra: de Universiteit Gent, de Hogeschool Gent, het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS). In dat laatste krijgen we een rondleiding van Bruno Gobin, de directeur van het PCS. Hij maakt ons wegwijs in afdekmaterialen tegen onkruid, cabrioserres voor boomkwekerijen, ingenieuze systemen om water op te vangen en te hergebruiken, verticaal groen dat tegen wanden groeit, en containervelden met lava – een ideale ondergrond voor azalea’s. In een van de serres meten sensoren de temperatuur van de planten en de sapstroom in de stengels. Die moeten binnenkort de klassieke meetbox vervangen, die nu nog in elke serre hangt. Gobin: “Eigenlijk laten we de plant spreken, de sensoren geven aan hoe hij groeit en wanneer die groei even afgeremd wordt. Zo’n sensor is een objectieve weergave van de groene vinger van de teler.”

Er wordt op alle domeinen geïnnoveerd: van slimme ledverlichting, waarmee de kwekers de teeltfases beter kunnen belichten, tot geïntegreerde gewasbescherming, waarbij een waarschuwingssysteem verwittigt als een gevaarlijk beestje de planten bedreigt. Gobin: “Door de internationale handel bestaat het risico dat nieuwe beestjes binnendringen, zoals de Aziatische boktor die de bomen aantast en al in enkele Europese lidstaten voorkomt. Gelukkig bleef België tot nu gespaard. Houd chemie als laatste optie, dat is het grondidee, maar groene jongens moeten ook beseffen dat een goede biologische bestrijding maar mogelijk is als je een goed chemisch middel achter de hand hebt. Het is niet de eerste keer dat planten worden teruggestuurd aan de Russische grens omdat er nog een beestje in kruipt.”

De Technopool Sierteelt zaait de kiemen van de sierteeltsector van morgen. Die zal nog meer hightech zijn. Daarom is het cruciaal dat de kennis van toponderzoekers over veredeling of het ziekteresistent maken van planten vanaf het hoge academische niveau doorsijpelt tot bij de kweker op zijn veld. “Dat doen wij via demonstraties en workshops”, zegt Bruno Gobin. “Telers komen dagelijks bij ons met prangende vragen. Per deelsector van de sierteelt hebben we een technisch comité waarin een twintigtal telers bepaalt welk onderzoek we jaarlijks doen. Het PCS is een open huis voor elke teler, maar vooral de kwekers die zelf voortdurend innoveren, komen naar hier. Wie de kennis het meest kan gebruiken, zien we soms het minst.”

Slimmer ondernemen

Met innovatie alleen komen de siertelers er niet, minstens even belangrijk is een slimme bedrijfsvoering. Die kritiek is bij verscheidene gesprekspartners te horen: onze siertelers zijn noeste werkers, maar een aantal heeft te weinig oog voor de kostprijs van de teelt. “Planten kweken stelt in wezen niets voor, de kunst is ze nog met winst te verkopen”, merkt de Wetterse boomkweker Luc Vagenende fijntjes op. Koen Tierens beaamt: “De technische kennis om producten op een kleine oppervlakte tot een hoge productiviteit te brengen, is aanwezig. We zijn zelfs wereldtop in teeltkennis, maar soms worden we weggeconcurreerd door een Nederlander die zijn pr beter verzorgt. Via een nieuwe rendabiliteitsbarometer en het Vlaamse project Telen met inzicht willen we de telers meer kennis geven over de kostprijs van hun investeringen.”

De Oost-Vlaamse siertelers zijn productiever geworden. Ze zijn met veel minder dan twintig jaar terug, maar ze telen nog altijd evenveel planten. De bedrijven die overleven, worden steeds groter of specialiseren zich om de internationale concurrentie de baas te kunnen. Een aantal siertelers slaat ook de handen in elkaar, om samen vrachtwagens te vullen of samen producten te vermarkten.

De oplopende investeringskosten weerhouden jonge mensen ervan sierteeltbedrijven over te nemen. De sector wil de jeugd weer warm maken voor bloemen en planten, want “die kopen liever een tweede iPhone of een derde tv”, zegt een kweker. Dat kan door bloemenkransen uit te delen op Tomorrowland of met bebloemingsacties in Gentse straten. Overproductie is volgens heel wat siertelers de grootste bedreiging. Daardoor wordt er vaak gebradeerd op de prijzen. Hoe goedkoper bloemen worden, hoe minder waarde ze krijgen, zowel voor de teler als de koper. In het Wetterse moesten kwekers duizenden rozen weggooien omdat ze niet verkocht raakten.

Volgens Diedrik Van Caenegem moeten planten in de toekomst niet alleen mooi, maar ook functioneel zijn. Ze zullen ons stresspeil verlagen, de lucht zuiveren in kleine woningen, onze gezondheid bevorderen via medicinale toepassingen, en ze moeten langer leven. Het is aan de ondernemers om in het juiste gat in de markt te springen en de juiste kanalen te vinden. “De grootste antireclame is een plant die na twee dagen al kapot is.” Hij besluit met een metafoor: “Er is in de sierteeltsector aan een oude boom geschud, er zijn veel blaren afgevallen. Hopelijk blijft er een slankere, maar gezonde boom over.”

Sam De Kegel, fotografie Thomas De Boever

“Er zijn bedrijfsleiders van vijftig die hun bedrijf doodgraag zouden overlaten. Maar welke jongere wil nog een sierteeltbedrijf overnemen?”

“Je vindt nauwelijks nog Vlamingen die als seizoenarbeider aan de slag willen in de sierteeltsector”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content