Ambtenarenpensioenen: tijd voor maatregelen

Het genereuze stelsel van de ambtenarenpensioenen legt vanaf volgend jaar een steeds zwaarder beslag op de overheidsfinanciën. Van maatregelen om die stijging van de uitgaven op zijn minst binnen de perken te houden, is echter vooralsnog geen sprake. Politici weten dat dit dossier uiterst gevoelig ligt bij de vakbonden. Een veel gehoorde opmerking is dat een discussie over de ambtenarenpensioenen zou betekenen dat er met de vakbonden een tweede front wordt geopend, naast dat van de sanering van de overheidsbedrijven.

De boodschap van syndicale kant is alvast duidelijk: raken aan de ambtenarenpensioenen staat garant voor sociale onrust. In de tweede helft van de jaren negentig, toen er voor het eerst vragen werden gesteld bij de betaalbaarheid van het systeem, klonk het bij de spoorbonden als volgt: “Raak aan onze pensioenen en de regering valt binnen de twee weken.”

Beleidsmakers geven er dan maar de voorkeur aan te beklemtonen dat de uitgaven wel zullen stijgen, maar dat het alles bij elkaar nog zal meevallen. De komende jaren daalt de relatieve kostprijs van de werknemerspensioenen (als percentage van het bruto binnenlands product) en dus zal de sterke stijging van de uitgaven voor de ambtenarenpensioenen amper opvallen. Die redenering heeft veel weg van fluiten in het donker. Terwijl maatregelen zich echt wel opdringen. Intussen hypothekeert het huidige stelsel ook onze concurrentiepositie. De stijgende pensioenlast maakt bijvoorbeeld maatregelen zoals een verdere verlaging van de lasten op arbeid zo goed als onmogelijk.

En door het constant njet van syndicale zijde is alleen al een debat over de modernisering onbespreekbaar. Het stelsel zit vol met relikwieën uit vervlogen tijden. Nemen we het overlevingspensioen. Eenvoudig uitgelegd is het overlevingspensioen een pensioen dat na het overlijden van een ambtenaar aan bepaalde rechthebbenden (over het algemeen de weduwe of weduwnaar) wordt betaald. Momenteel worden 91.794 overlevingspensioenen uitbetaald voor een maandelijks bedrag van 90,5 miljoen euro. Het overlevingspensioen moest er vroeger voor zorgen dat een niet werkende vrouw kon genieten van een pensioen indien haar echtgenoot stierf. Nu er meer en meer tweeverdieners zijn, boet het systeem natuurlijk aan relevantie in. In een aantal gevallen is het overlevingspensioen een compensatie geworden tussen de verschillende regimes. Een goed voorbeeld is een koppel waarbij een van de echtgenoten ambtenaar is en de andere zelfstandige. De tijd van een overlevingspensioen als noodzakelijk inkomen voor de weduwe is voorbij. Maar hierover mag er zelfs niet gediscussieerd worden.

Dat immobilisme zorgt ervoor dat de overheidspensioenen ook een negatieve impact hebben op de werking van onze arbeidsmarkt. Meer nog, ze vormen één van de belangrijkste hinderpalen om onze arbeidsmarkt te moderniseren. De grote discrepantie tussen de hoogte van de privé-pensioenen en de overheidspensioenen brengen mee dat er van een mobiliteit tussen de statuten amper sprake is. Een ambtenaar zal allesbehalve geneigd zijn om na een aantal jaren voor een carrière in de privé-sector te kiezen omdat hij dan niet langer een beroep zal doen op het toch wel zeer gunstige pensioenregime. Een gelijkschakeling van de statuten zou dus een positieve bijdrage kunnen leveren tot de verhoging van de werkgelegenheidsgraad. Het zou ook de logica zelf zijn, want de facto bestaan er al bijna geen verschillen meer tussen het loon van een privé-werknemer en een ambtenaar. Het argument dat een ambtenarenpensioen eigenlijk uitgesteld loon is, klinkt dus hol.

Alain Mouton, Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content