Alzheimer is geen risico (toch niet voor filmmakers)

Roeland Byl redacteur bij Trends

Het is geen ramp als ‘De zaak-Alzheimer’ flopt. Daar gaat het productiehuis MMG niet meteen aan dood. Erwin Provoost heeft nog andere ijzers in het vuur, zoals ‘Flikken’ en ‘Windkracht 10’. Na acht jaar stilte op het witte doek, trekt Provoost nog een keertje naar de Vlaamse bioscoopzalen. Waarom het zo lang duurde.

Vlaamse cinema is niet leefbaar. En toch. Filmproducent Erwin Provoost heeft er in de buurt van Gent een aardig stulpje van kunnen neerpoten. Hij is een van de grote namen in de Vlaamse film. Het kruim van de Belgische regisseurs, zoals Erik Van Looy, Stijn Coninx en Dominique Deruddere, werkte met hem samen. Cinefiele projecten als ‘Brussels by Night’, ‘Crazy Love’ en ‘Wait until Spring Bandini’ komen uit de stal van Provoost. En hij schuwt het lichtere werk niet: de Urbanus-films ‘Koko Flanel’, ‘Hector’ en ‘De zevende hemel’ zouden er niet zijn geweest zonder MMG, in 1982 ooit opgestart als Multimedia Group.

Maar al die filmambities kregen een deuk toen Oeroeg in 1992 flopte en ‘De zevende hemel’ twee jaar later. De film ‘Max’ met komiek Jacques Vermeire bracht nog even soelaas, maar een strategische koerswissel was onvermijdelijk.

Acht jaar lang produceerde MMG alleen nog voor televisie. Het leek wel alsof Provoost de bioscopen vaarwel had gezegd. Maar sinds deze week loopt in de Vlaamse zalen de verfilming van ‘De zaak-Alzheimer’, een misdaadroman van Jef Geeraerts. Provoost kocht tien jaar geleden al de filmrechten op Alzheimer. “Ik voelde me hoe langer hoe meer een schooier in plaats van een filmproducent,” zegt hij over de koerswijziging in 1996. “Als een film klaar is, moet het volgende onmogelijke project al op stapel staan. Een flop kon de doodsteek zijn. De continuïteit van een bedrijf verzekeren in die omstandigheden was onhoudbaar.”

Oorzaak voor dat clochardsfeertje in filmland lag in de krimpende middelen – met het faillissement van Superclub verdween een belangrijke privé-financier – en zo steeg het aantal films en dus aantal concurrenten spectaculair. Provoost: “Toen Koko Flanel uitkwam in 1990 moest onze film opvallen tussen 200 films die in de Vlaamse bioscopen dat jaar liepen. Tegenwoordig moet je opboksen tegen 400 concurrenten per jaar. Kleinere budgetten zijn dan ook een stevige handicap.”

Televisie als reddingsboei

Gelukkig kwam er in de jaren negentig bij de VRT ruimte om ook externe productiehuizen in te schakelen. Van 1996 tot 1998 scoorde MMG met ‘Windkracht 10’, de serie over de luchtmachtbasis van Koksijde. En de jongste vijf jaar is ‘Flikken’ niet meer van het scherm te branden.

Fictie voor televisie is overigens niet hetzelfde als film. “In de filmwereld is het zoeken naar middelen belangrijker,” zegt Provoost. “Er is minder tijd om deel te nemen aan het creatieve proces. Ik vind dat jammer. Daarom blijft televisie onze prioriteit. Film is geen must voor ons.”

De beschikbare budgetten voor feuilletons liggen ook lager, al nuanceert Provoost graag dat MMG voor ‘Flikken’ alle middelen krijgt om goede televisie te maken. Van de 4 miljoen euro die een seizoen ‘Flikken’ kost, komt eigenlijk 80 % van de VRT, voor een groot stuk via het verhuren van mankracht. De overige 20 % verdelen MMG, de Nederlandse zender Tros en de stad Gent. Ook voor Alzheimer hoeft Provoost niet te klagen. De film heeft een budget van 2,5 miljoen euro. Een derde komt van het Vlaams Audiovisueel Fonds, een derde van de VRT en ongeveer 1 miljoen euro verdelen de Tros, Canal+, Kinepolis Filmdistributie, de Nederlandse Bridge Entertainment Group en MMG, dat zelf 250.000 euro ophoest.

Een filmproducent is meer dan een simpele financier. “Eigenlijk ben ik de projectontwikkelaar en is de regisseur de architect,” vergelijkt Provoost zichzelf met het bakstenenuniversum. De producer krijgt een producersfee en betaalt de mensen die de film maken. Zodra de film goed loopt, staat hij ook in het rijtje om zijn aandeel van de opbrengsten op te strijken. Wat natuurlijk niet belet dat een van de belangrijkste opdrachten voor een producent juist is om financiers te vinden.

Een leven zonder risico is het overigens ook niet. Provoost: “Je moet de rechten kopen op een verhaal, daarvan moet een scenario worden gemaakt en je doet prospectie voor filmlocaties. Die investeringen kan je volkomen kwijtraken als de film er niet komt.”

Klein en conservatief

Op dit moment zitten de aandelen van MMG voor 65 % bij de bedrijfsleiding – Erwin Provoost, financieel directeur Guido Dekeyser en scenarist Pierre Declercq – en voor 35 % bij een rist privé-investeerders die de aandelen in 2001 overnamen van risicokapitalist Euroventures. Er werken vandaag negen mensen bij MMG. Dat wil zeggen, er zijn negen mensen in vaste dienst. Tijdens producties schakelt het bedrijf hele horden freelancers in. Voor Alzheimer kwam daar een crew van honderd man aan te pas en voor ‘Flikken’ waren het er tachtig. “We huren alles en onze mensen zijn allemaal freelancers,” aldus de producent.

Elke producent is zes maanden verwijderd van zijn faillissement, luidt een boutade. Hoe minder mensen in vaste dienst, hoe beter. Een dure camera kopen? Liever niet, na zes maanden is er toch een betere beschikbaar.

Op de balans staat de 1,9 miljoen euro aan schulden nagenoeg volledig bij de korte termijn. “We zijn een klein en conservatief bedrijf,” zegt Provoost. “Daarom steken we ons niet in schulden om een project rond te krijgen. Er zijn natuurlijk wel overbruggingskredieten, maar de regel is dat een film gefinancierd moet zijn voor we eraan beginnen.”

Die voorzichtigheid houdt MMG ook kleinschalig. Behalve ‘De zaak-Alzheimer’ komt er ook de verfilming van een strip van Jean Van Hamme door Dominique Deruddere. Uiteindelijk stelden beide partijen die film uit, want de tijd om beide projecten goed te doen, ontbrak en van extra personeel was geen sprake. Provoost: “In die situatie zijn ook onze tv-activiteiten belangrijk. Het laat ons toe om de kwaliteit van het afgeleverde werk te behouden. Als we alleen van film afhingen, zouden we er voor gaan en uiteindelijk slechter werk afleveren. Televisiewerk zorgt bij ons voor stabiliteit. Fictie op televisie is een margebusiness: het is moeilijk om veel winst te maken, maar je genereert wel omzet en dat zorgt voor continuïteit. Film is nog moeilijker. Je moet zeker twee langspeelfilms in drie jaar hebben. En probeer daarvoor in Vlaanderen maar eens de onderwerpen en vooral de middelen te vinden.”

120 mensen op sleeptouw

Het grote probleem van ons land is het kleine afzetgebied. Al hebben natuurlijk ook andere sectoren last van een klein hinterland. Waarom zou je film dan niet exporteren? Provoost: “Je kan niet op voorhand op exportmogelijkheden rekenen om een project leefbaar te maken. Soms heeft een film succes en lukt dat wel, maar je kan het nooit meerekenen.”

Dat is een weinig glamoureuze visie voor iemand die in de States een film draaide met een steractrice als Faye Dunaway. Waarom niet meer lef? “Je kan je vergissen in het potentieel van een film,” legt hij uit. “Dat is niet fijn, maar het is erger als je een film produceert waar je zelf niet helemaal in gelooft. Uiteindelijk moet je 120 mensen tijdelijk op sleeptouw nemen.”

Maar het gaat dus best wel goed met de filmplannen van MMG. Volgend jaar plant het huis een filmversie van Windkracht 10 en wil Dominique Deruddere starten met ‘The Wedding Party’ van striptekenaar Jean Van Hamme. De omzet voor 2002 bedroeg 3,8 miljoen euro inclusief de opbrengsten uit Kunst en Kino, de filmcataloog met Vlaamse klassiekers die Provoost in 2001 verwierf. Voor 2003 zal MMG uitkomen op een omzet van 5,8 miljoen euro, schat Provoost.

Roeland Byl

Elke filmproducent

is zes maanden verwijderd van

zijn faillissement,

luidt een boutade.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content