‘Als we nu niks doen, is het te laat’

BASF Antwerpen blies deze week 50 kaarsjes uit. Een echt zorgeloos feestje was het niet. Daarvoor staat de Antwerpse chemiecluster, waarvan BASF een sterkhouder is, voor te veel uitdagingen.

De Antwerpse petrochemie schittert nog altijd als kroonjuweel van de Vlaamse en Belgische industrie. Een verbrokkeling van de cluster zou een uppercut betekenen voor de tewerkstelling en toegevoegde waarde aan onze economie. Onze hoge loon- en energiekosten, mobiliteitsproblemen en vergunningenbeleid voeden dat doemscenario. Hoewel de chemiefederatie essen- scia eerder in Trends al aan de alarmbel trok, is het energiekostenprobleem alleen maar nijpender geworden door de schaliegasrevolutie in de VS. Jim Ratcliffe, de topman van de Britse chemiegroep Ineos, gaf eerder deze maand een ferm schot voor de boeg door te waarschuwen voor een crash van de Europese chemie.

Trends polste bij ingewijden in welke mate Antwerpen zich zorgen moet maken. Rond de tafel zaten Hans Casier, CEO van Ineos Oxide; John Dejaeger, voormalig CEO van BASF Antwerpen; Fabian Leroy, vicepresident en verantwoordelijke voor chemie bij Katoen Natie; en Thierry Vanelslander, professor aan de UA gespecialiseerd in transport, havens, logistiek en bedrijfsvestiging.

Hoe gaat het met de Antwerpse cluster?

THIERRY VANELSLANDER. “Een van de grote troeven is altijd de strategische ligging geweest. Maar dat staat onder druk. Door de veranderende wereldmarkt, maar ook door lokale ontwikkelingen, zoals mobiliteit. Mensen uit de chemie zeggen dat ze intern moeten strijden om hun vestiging hier te houden. In hoofdkwartieren, veelal in Duitsland, wordt al snel gekeken of nieuwe investeringen niet dichterbij kunnen gebeuren. Loon- en energiekosten zijn een ander probleem. Er zijn grenzen aan de productiviteitsstijgingen. Je kunt maar 24 uur werken in een dag, en je kunt niet alles automatiseren.

“Positief is de beschikbaarheid van goede arbeidskrachten. Maar het wordt almaar moeilijker om mensen te motiveren. Dat is ook gekoppeld aan het imagoprobleem van de chemie: een sector met veel vervuiling, waar het niet zo plezierig werken is. Dat is een achterhaald beeld, want het gaat om een hoogtechnologische sector.”

FABIAN LEROY. “Bij de politici is de awareness er wel, maar is er geen sense of urgency. Er wordt veel te weinig beseft hoe één de wereld is geworden. Wij bouwen in Mexico een logistiek platform voor een Braziliaans bedrijf. Door de vrijhandelsakkoorden tussen Mexico, Noord-Amerika en Europa kan dat zonder één euro belastingen, terwijl de transportkosten relatief gering zijn. Onze industrie zou perfect met de Belgische loonkosten kunnen leven, mochten de andere factoren op wereldniveau zijn.”

HANS CASIER. “Voor ploegenarbeid bedragen de meerkosten ten opzichte van Duitsland 28 procent. Onze productiviteit mag hoog zijn, maar niet voldoende om 28 procent verschil weg te werken. De indexering is nu wat afgezwakt, maar die krijg je niet uitgelegd op het hoofdkwartier van een multinational als Ineos.”

LEROY. “We moeten ons in loonkosten niet vergelijken met China of de VS, maar met Keulen en Terneuzen. Onze mensen verdienen in West-Europa overal netto ongeveer evenveel, maar die in Antwerpen zijn voor Katoen Natie toch zo’n 15 procent duurder. Dat verschil is dodelijk. Dat is meer dan onze marge.”

CASIER. “Cijfers van Cefic, de Europese chemiefederatie, tonen aan dat de cash cost om ethyleen te maken in de VS al in 2012 700 dollar per ton lager was dan in Europa. Dan ben je snel uitverteld. Ineos heeft dit zien aankomen. Vandaar onder meer onze investering in een ethyleenterminal in Zwijndrecht. Zulke defensieve investeringen bieden de kans om een deel van onze chemie tegen de ethyleenkosten te beschermen.”

De loonindexering en kosten voor energie en grondstoffen zijn nog te voorspellen. Maar nu komt daar sociale onrust bij.

JOHN DEJAEGER. “Onderhuids is er bij de werknemers misschien het besef dat dit verhaal mogelijk niet eeuwig blijft duren. Dat creëert onrust.”

LEROY. “Ik wil niet de nadruk leggen op de sociale onrust, maar net als de politici hebben ook de vakbonden weinig greep op een aantal zaken. Soms spelen daar persoonlijke situaties mee, als de vakbondsleiding op lokaal niveau zijn relevantie wil bewijzen. Voor wie het vanop een afstand bekijkt, is er geen reden om te staken.”

Moeten we de alarmbel luiden?

DEJAEGER. “Amerika investeert, de markten zitten in Azië, waar ze ook goedkope grondstoffen hebben. Hoe gaan wij onze export van basischemicaliën recht houden binnen tien, twintig jaar? De open brief van Ratcliffe is zeer terecht. Onze politici beseffen te weinig dat we op een heel belangrijk scharnierpunt staan: zal onze chemie overleven, of langzaam, of sneller, teloorgaan? Er zijn al installaties gesloten in Beringen: het is eigenlijk al bezig. Maar niemand brengt graag een moeilijke boodschap, zeker niet een paar maanden voor de verkiezingen.”

LEROY. “2014 is een verloren jaar. Voor de verkiezingen van 25 mei gebeurt er niets, voor de vakantie zal er geen regering zijn, dan zijn we al snel september of oktober. Er worden dit jaar geen maatregelen genomen.”

VANELSLANDER. “Je ziet dat als het moeilijker gaat, veel bedrijven zich terugplooien op het land waar het hoofdkwartier zit. Ons probleem is dat we hier weinig verankering hebben van onze industrieën. Dat zie je ook in de maritieme en logistieke sector, waar sommige bedrijven hun hoofdkwartier hebben weggetrokken. Wij hebben ook geen cultuur waarbij we uitbazuinen: wij zijn het land waar je als logistiek of chemisch bedrijf moét zijn.”

LEROY. “Laat ons eerlijk zijn, de positionering van een hoofdkwartier wordt vaak ingegeven door fiscaliteit. Als België dan nog eens de winsten wil belasten, ook als die uit het buitenland komen, dan krijg je toestanden zoals Cabott, dat zijn hoofdkwartier van Leuven naar Letland verplaatst.”

CASIER. “Er is natuurlijk de historiek: BASF, Union Carbide, Exxon, Bayer zitten hier al vijftig jaar. Er zijn uiteraard Vlamingen die mee aan de kar trekken — ik ben één van hen — maar heel veel wordt weg van het Antwerpse beslist. Er wordt globaal gekeken. Logistiek speelt daarbij een grote rol. De cluster dreigt dicht te slibben.”

Loert een doemscenario om de hoek?

DEJAEGER. “Het gevaar voor de cluster is dat, wanneer er her en der stenen wegvallen, het snel kan gaan, want dan is de synergie weg. Deze cluster is misschien de beste van Europa. Een aantal bedrijven zal het nog een hele tijd goed doen, maar andere hebben de jongste 20 à 30 jaar niks geïnvesteerd. Zij zullen als eerste onder druk komen van de schaliegasproductie en de concurrentie uit Amerika.”

LEROY. “Ons grootste probleem is dat het vandaag geen echt acuut probleem is. De sector draait goed. Maar als we minder beginnen te investeren, zullen we binnen twintig jaar inderdaad zeggen dat we ooit een van de sterkste chemische clusters in de wereld waren.

“Verschillende van mijn klanten hebben de jongste zes maanden nieuwe fabrieken aangekondigd in Singapore om rubber te kunnen maken. Die hadden theoretisch ook in Antwerpen kunnen staan, want daarvoor is petroleum de grondstof, niet schaliegas.”

DEJAEGER. “De perceptie van de bevolking en de politici is een probleem. Après nous le déluge. Het zal onze tijd wel duren. Dat is struisvogelpolitiek. Steek je hoofd in het zand en het zal wel blijven duren. Maar als nu niets wordt gedaan, is het te laat.”

Wat is uw advies aan de politici?

LEROY. “Onze politici willen te veel vanalles doen, in plaats van te focussen. Bijvoorbeeld op zaken waarin we sterk staan: voeding, chemie, diamant, logistiek… Dan kan je wél maatregelen nemen. Bijvoorbeeld op belastingen op ploegenarbeid, op vergunningen,…

“De jongste drie jaar werd de helft van de bouwvergunningen die we hebben ingediend, geweigerd. Nu is een bouwvergunning twee jaar geldig. Waarom geen vijf jaar? Of neem een milieuvergunning. Die krijg je voor twintig jaar. Waarom geen dertig jaar, of geef je ze opnieuw voor twintig jaar wanneer er een nieuwe investering gebeurt? Er zijn een heleboel maatregelen mogelijk die geen geld kosten, maar wel veel kunnen helpen.”

DEJAEGER. “Ook als we spreken over schaliegas, moeten we ons ernstig vragen stellen. We willen geen kernenergie, geen steenkool, geen schaliegas. Je moet wel ergens je energie vandaan halen.”

CASIER. “We hebben een beleid, wat energie betreft, voor wat we niet willen, maar niet voor wat we wél willen. De VS doen al veertig of vijftig jaar aan fracking. Het minste wat je van Europa mag vragen, is dat we onderzoek doen naar schaliegas.”

Politici luisteren niet naar de industrie, maar naar hun kiezers?

VANELSLANDER. “Dat is vaak zo, maar dat is geen typisch Belgisch probleem. Veel Europese landen zijn in hetzelfde bedje ziek. Er is geen globale visie.”

DEJAEGER. “Die visie zal er wellicht pas komen als onze welvaart verder afbrokkelt. Willen we daar echt iets aan doen, dan is een mentaliteitswijziging nodig: het besef dat de industrie wél nodig is.

“Eigenlijk hebben we een ‘Wet op de Continuïteit van Ondernemingen in Vlaanderen’ nodig. Ik denk dat Vlaanderen ongeveer het dubbel verbruikt van de ons omringende landen aan energie, dus dan moet je toch iets doen om die hier te houden.”

Een ander probleem is de mobiliteit.

VANELSLANDER. “Goederen naar het hinterland kunnen brengen, is cruciaal. Het is goed dat de beslissing over Oosterweel is genomen, en ik hoop dat ze doorgaat zoals gepland. Ook het spoor is een zorgenkind. Het is erg dat sommige chemische bedrijven zelf hun spoorvervoer moeten organiseren.”

LEROY. “En je moet vaststellen dat pijpleidingen een milieuvriendelijke manier zijn om grote hoeveelheden grondstoffen te transporteren, bedrijven te verbinden en synergie te creëren. Als chemie voor de politiek een strategische industrie is, moet ze zorgen dat de vergunningsprocedures eenvoudig zijn, zeker in het licht van de mobiliteit. Zodra een pijplijn er ligt, heeft niemand daar last van.”

VANELSLANDER. “Dat heeft ook met visie te maken. We hebben een viertal jaar geleden de oefening gemaakt over het pijpleidingennetwerk. Het is gewoon niet te doen om daar zicht op te krijgen. De overheden hebben er zeker geen zicht op, dus vraag hen ook niet naar een visie erover. Ik heb een paar jaar geleden een vergadering over pijpleidingstrategie bijgewoond in Noord-Rijnland-Westfalen. Duitsland had een duidelijke visie, Nederland ook. En Vlaanderen? Sorry, maar dat was beschamend.”

LEROY. “Politici winnen geen stemmen door de procedure voor een pijpleiding eenvoudiger te maken. Ze zijn wel bezig met alle mogelijke varianten van de familienamen. (gelach)

“Onze overheden hebben een ingebakken wantrouwen tegenover de bedrijfswereld en de industrie. Er is overal controle, of het nu gaat over douane of vergunningen. Toen we in de VS een stuk grond kochten, kwam de overheid ons vragen of het goed was dat zij de snelweg zouden aanleggen tussen onze vestiging en de hoofdsnelweg twee kilometer verderop. En over vier baanvakken. Als we hier grond kopen naast de snelweg, vlak naast de afrit, en we vragen een vergunning voor 100.000 vierkante meter magazijn, wordt die geweigerd omdat we er geen mobiliteitsstudie bijgevoegd hebben. En als we die studie leveren, willen ze weten hoe we het fijn stof willen verminderen.”

Waar hebben jullie dat verdiend?

LEROY. (lacht) “Het is gewoon de ingesteldheid van de administraties. Misschien zit dat zelfs in onze cultuur ingebakken. Ze gaan er altijd van uit dat we gangsters zijn.”

DEJAEGER. “Er moet veel meer wisselwerking komen tussen overheid en industrie. Die eerste moet in de leefwereld van de industrie komen. Vooral jonge ambtenaren weten niet hoe een bedrijf functioneert, handelen strikt vanuit de regeltjes en zien de industrie te weinig als klant en bron van welvaart.”

CASIER. “We creëren toegevoegde waarde, waar we belasting op betalen. Dat wordt onvoldoende ingezien. Ik geef een voorbeeld. Wij waren in het kader van de Europese wetgeving over emissies verplicht miljoenen extra uit te geven omdat in Vlaanderen de norm tien keer lager werd gezet dan in de rest van Europa. Waarom is dat nodig? Het heeft hier aan een zijden draadje gehangen. Er werd aan gedacht die producten te schrappen.”

Wat brengen de komende tien jaar?

LEROY. “In Europa hebben we met de cluster Feluy-Antwerpen-Terneuzen-Ludwigshafen de beste kaarten om er over tien jaar nog te zijn. Vooral geïsoleerde fabrieken in Frankrijk en Duitsland, Oost-Europa, Spanje,… krijgen het moeilijk. Ik ben tegen de reflex dat er niets aan te doen is. Dat is niet zo, zeker niet voor Antwerpen. Maar als niet geïnvesteerd wordt, zien de volgende tien jaar er niet goed uit.”

DEJAEGER. “En zelfs als het doemscenario bewaarheid mocht worden, dan moeten we er nog alles aan doen om dat mooie verhaal van de chemie te rekken in de tijd.”

BERT LAUWERS EN LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE PAT VERBRUGGEN

“We hebben een beleid, wat energie betreft, voor wat we niet willen, maar niet voor wat we wél willen” Hans Casier

“Ons probleem is dat we hier weinig verankering hebben van onze industrieën” Thierry Vanelslander

“Het gevaar voor de Antwerpse cluster is dat, wanneer er her en der stenen wegvallen, het snel kan gaan, want dan is de synergie weg” John Dejaeger

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content