“Als er geen boeren meer zijn, dan kopen we het wel bij Delhaize, denken de mensen”

Dirk Van Thuyne Freelance journalist

Noël Devisch beeft voor de vrijmaking van de wereldhandel. De voorzitter van de Boerenbond beseft: dat kan het einde betekenen voor onze kleinschalige landbouw. Een interview – waarin Devisch duidelijke taal spreekt.

Met steunbetuigingen aan de suikerbieten- en groentetelers en de lancering van een kwaliteitslabel heeft Vlaams minister-president Yves Leterme (CD&V) de landbouwsector weer op de politieke agenda gezet. Boerenbond-voorzitter Noël Devisch ziet het met plezier gebeuren. Die aandacht is volgens de geboren Bruggeling meer dan nodig, want zijn 18.000 leden – de Boerenbond claimt daarmee een marktaandeel van bijna 60 % – dreigen zowel sociaal als economisch in de verdrukking te geraken.

De contacten tussen de Minderbroedersstraat en het kabinet van de minister-president (die ook minister van Landbouw is) zijn op nog geen jaar tijd zeer intens geworden. Niet verwonderlijk, want Yves Leterme – die zichzelf onlangs een mislukte boer noemde – zetelde tot voor kort in het politiek comité van de Boerenbond. Critici gewagen al van een terugkeer van het corporatisme. Doemt het Poupehan-spook weer op?

Op het terrein is de nauwe samenwerking al duidelijk merkbaar. Eerder deze maand mocht een delegatie van de Boerenbond op de koffie bij Leterme. In de aktetas van de voorzitter stak de kaart van Vlaanderen, waarop het volledige landbouwareaal al was ingekleurd. Met die zet hoopt de belangenvereniging de minister een handje toe te steken en schot te brengen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Heel wat boeren leven al jaren in de grootste onzekerheid over de toekomst van hun grond.

In het feit dat Nederlanders en Fransen Flandria-tomaten op de markt brengen, ziet Noël Devisch niet meteen graten. Ook de ontwikkelingen in Oost-Europa kunnen de nachtrust van het notoire lid van de Warande niet storen. Maar Devisch beeft des te meer voor de gevolgen van de vrijmaking van de wereldhandel.

NOËL DEVISCH (BOERENBOND). “Corporatisme is een negatief geladen woord. We kunnen niet ontkennen dat we dichter bij CD&V dan bij gelijk welke andere politieke partij staan, maar daar is ook gewoon meer interesse voor landbouw. Onze samenwerking is echter allesbehalve een corporatistisch bestel, want ieder staat voor zijn verantwoordelijkheden. Zowel Yves Leterme als Kris Peeters zullen binnenkort ook pijnlijke maatregelen moeten nemen. Denk maar aan het nieuwe mestactieplan. Het politieke klimaat is voor de Boerenbond wel interessanter geworden, want we hebben nu een bevoegde minister die de landbouw niet langer ziet als een probleem, maar als een volwaardige economische sector.”

Die economische sector doet het allesbehalve goed. Uw studiedienst berekende zopas dat het inkomen van de Belgische landbouwer vorig jaar met 15 % daalde. Er dreigen sociale drama’s.

DEVISCH. “Daar is natuurlijk een aantal oorzaken voor aan te stippen, maar de belangrijkste is wel de vraag die toch zo onelastisch is. Vorig jaar kwam de totale productie dankzij de gunstige klimatologische omstandigheden wat hoger uit, maar de vraag beweegt nauwelijks. Een klein overschot doet de prijzen dan ook meteen instorten. Je geeft aan je kinderen geen halve liter melk extra omdat hij goedkoop is bij Aldi. Het is dus maar de vraag of men ook voor voeding de vrije markt kan laten spelen. Zo wordt de aanbodzijde gekenmerkt door externe schokken als droogte en ziektes. Daarnaast spelen ook monetaire schokken een belangrijke rol. De ontwaarding van de dollar dreigt ons uit de markt te prijzen. In de economie is de marktprijs een signaal om te investeren of niet, maar de voedingssector is te onstabiel voor zoiets.”

Als landbouw economisch niet rendabel is in België, waarom moeten we de sector dan kunstmatig in leven houden?

DEVISCH. “Landbouw moet ondersteund worden, omdat de prijzen artificieel laag zijn. Geef ons correcte prijzen en we hoeven geen subsidies. Voedsel mag je daarenboven niet overlaten aan anderen. België heeft beslist dat het voor 90 dagen voorraad van petroleum moet hebben. Voor voedsel bestaat die regel niet. Een te grote afhankelijkheid is nochtans zeer gevaarlijk. Dat wordt nu als een evidentie aanzien, omdat er voldoende voedsel is. Als er geen boeren meer zijn, dan kopen we het wel bij Delhaize, denken de mensen.

“Een derde argument waarom we de sector moeten ondersteunen, is het economische belang. De landbouw mag al marginaal lijken, maar wij geven wel ongelooflijk veel werk aan anderen. Zonder landbouw hebben ook de zuivelfabrieken, de veevoederfabrieken, de veilingen en de dierenartsen geen reden van bestaan meer. We hebben ooit een berekening gemaakt waaruit bleek dat elke landbouwer werk gaf aan 2,4 andere mensen. Ook op exportvlak behoort Vlaanderen tot de toptien van belangrijkste exporteurs ter wereld van landbouwproducten.”

Ook de macht van de distributiesector zorgt er volgens u voor dat het prijsniveau voor de landbouwer laag blijft. Valt daar iets tegen te beginnen?

DEVISCH. “Landbouw is ontegensprekelijk de zwakste schakel in de keten. Er is volop crisis in de eierensector, maar iedereen behoudt zijn marge, behalve de boer. Ook in sectoren als aardappelen en diepvriesgroenten staan we alleen. Als gevolg daarvan worden we uitgebuit. Het is mijn grote droom dat er in de diepvriesgroentesector zo snel mogelijk een telervereniging wordt opgericht. We moeten ons verenigen, desnoods op internationaal vlak. Daarom ben ik ook gelukkig met de fusie in de zuivelsector tussen Arla Foods en Campina ( nvdr – de Deense en de Nederlandse zuivelondernemingen smelten samen, waardoor de grootste coöperatieve zuivelonderneming totstandkomt, met 21.000 leden-melkveehouders; Campina is ook in België actief, waar het al het grootste geïntegreerde zuivelbedrijf is). Die nieuwe combinatie is groot genoeg om een vuist te maken tegen de inkoopcentrales van de grote ketens. Voor de kleine coöperaties is dat ook een goede zaak, omdat de fusiegroep het prijspeil kan ophouden. Het belang van die fusie zit hem dus niet zozeer in de schaalvoordelen, maar vooral in de grotere macht op de markt.”

In de groentesector hebben de landbouwers zich wel georganiseerd in telerverenigingen, maar ondanks het gezamenlijke aanbod slaagden ook zij er niet in om het prijspeil op te krikken.

DEVISCH. “Zonder de veilingen zou het nog slechter geweest zijn. De veiling heeft het voordeel van een transparante prijsvorming en een objectieve kwaliteitsbeoordeling. Voor de rest is het de markt die speelt. Als het aanbod te groot is, heb je het ook daar zitten.”

De minister-president wil de toegevoegde waarde voor de boeren ook optrekken door het lanceren van een nieuw kwaliteitslabel. Flandria, Certus, Meritus,… We zien nu al door de bomen het bos niet meer.

DEVISCH. “Opgepast, voor zover mij bekend heeft Yves Leterme absoluut niet de bedoeling om een extra label in het leven te roepen. Hij wil net alle labels gaan coördineren, zodat de klant niet verdwaalt in de wirwar. Om nieuwe klanten te lokken, laten de distributeurs zich steeds vaker verleiden tot dumpingpraktijken, waarmee ze dan wel de landbouwproducten ontwaarden. Daar willen we tegen vechten. De groentesector is zowat de voorloper in deze strijd, want het Flan-dria-merk is al aardig ingeburgerd. Met die labels willen we uiteindelijk bekomen dat een landbouwer voor een betere kwaliteit ook een betere prijs krijgt.”

Hebben de groenteveilingen door de invoering van het bloksysteem dit niet per definitie onmogelijk gemaakt? De producten van de verschillende telers gaan op in een groot lot van gelijkaardige kwaliteit, waardoor het voor de teler niet meer interessant is om tot het uiterste te gaan?

DEVISCH. “Omdat de blokken voldoende gedifferentieerd zijn, zijn er op dat vlak geen problemen.”

Vormen die labels niet het perfecte alibi om de eigen markt af te schermen?

DEVISCH. ( lacht) “Zeker niet. Intussen praten we ook met collega’s in Nederland, Duitsland, Denemarken en Groot-Brittannië om onze labels op elkaar af te stemmen en onderling te erkennen. We zijn een klein land en hebben daar alle belang bij. Meer dan de helft van onze varkens wordt geëxporteerd, vooral naar Duitsland. We zijn er nog niet, maar er lijkt een zekere bereidheid tot samenwerking bij die landen.”

Vindt u het een goede zaak dat ook Nederlandse telers Flandria-tomaten op de markt kunnen brengen?

DEVISCH. “Als die producenten aan de lastenboeken voldoen, heb ik daar geen enkel probleem mee. Het gebeurt wel, maar het blijft een randfenomeen.”

Dat 2004 zo slecht was voor onze boeren, zou te maken hebben met de uitbreiding van de Europese Unie.

DEVISCH. “Neen, dat argument wordt vaak misbruikt. De mensen in die nieuwe landen zijn daar absoluut nog niet klaar voor. Let op: Polen is geen landbouwland. Polen is een land met veel boeren en dat is iets helemaal anders. Alle boeken met Europese regels werden wel vertaald naar het Pools, maar de mensen kunnen die daar nog niet toepassen bij gebrek aan controleurs, infrastructuur en managementcapaciteiten. De eerste vijf jaar moeten we van die Oost-Europese landen geen schrik hebben. Integendeel, onze export is groter dan de import. Het enige segment waar er nu wel wat problemen zijn, is de champignonteelt. Net over de Pools-Duitse grens hebben er zich bedrijven gevestigd, met Duits kapitaal en Duits management, die onze champignonkwekers momenteel veel pijn doen.”

Van de Wereldhandelsorganisatie moet Europa zijn steun afbouwen en tegelijkertijd de eigen markt toegankelijker maken. Hoe bedreigend is dat voor onze landbouw?

DEVISCH. “Aangezien er altijd wel een land is dat goedkoper kan produceren, is dat een groot risico. In de eerste plaats voor de ontwikkelingslanden, maar ook voor ons. Als we al de muurtjes moeten afbreken, vrees ik een domino-effect. Nu houden de basisproducten als melk, rundvlees, suiker en graan het prijspeil van de andere landbouwproducten op niveau. Wij noemen dat de spilfunctie van de grote teelten. De prijs van de suikerbieten geeft ook rentabiliteit aan de aardappelteelt. Als de prijs voor suikerbieten instort, gaan we een overaanbod in andere teelten creëren, waardoor we in een algemene crisis terecht zullen komen.”

Dirk Van Thuyne

“Je geeft aan je kinderen geen halve liter melk extra omdat hij goedkoop is bij Aldi.”

“Polen is geen landbouwland. Polen is een land met veel boeren en dat is iets helemaal anders.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content