“Alle Belgische pensioenen zijn triest, zowel privé als publiek” Reeks: Vakbondsleiders zoals u ze niet kent

De Belgische ambtenaren hebben kloeke verdedigers. Chris Reniers, algemeen secretaris van de ACOD en rijzende ster in het ABVV, militeert strijdlustig in de mannenrepubliek van de overheidsvakbond. Een ‘iron lady’? Maar dan een die houdt van bloemen, poëzie, Hugo Claus, een snelle auto en emancipatieromans van de negentiende eeuw.

U kent de toplui van de vakbond van televisie, radio, de kranten en magazines zoals Trends. Daar praten ze over hun eisen, de politiek, de economie. Zelden of nooit laten ze iets los over zichzelf. Want vakbondstopmensen zijn vertegenwoordigers van hun leden, hun persoon doet er niet toe, luidt het argument. Trends kon vijf vakbondsleiders overtuigen te praten over hun jeugd, studies, achtergronden, vrije tijd en ook over hun drijfveren om syndicaal actief te zijn. Een onthullend portret van vijf mensen die het land mee sturen.

Vandaag deel 4: Chris Reniers, algemeen secretaris van de socialistische

overheidsvakbond ACOD.

Het Fontainasplein was jarenlang een Brusselse uitgave van Sodom en Gomorra, met mannenprostitutie, drugs, messentrekkers en politiecombi’s als bezienswaardigheden. Intussen olievlekt de verburgerlijking van de Grote Markt naar het Zuidstation, en de viespeukerij verzwindt. De ACOD is aan de westkant een getrouwe van het plein. De ruim honderd medewerkers van de overheidsvakbond wandelen de jongste jaren ietsje geruster met hun portefeuille over de plavuizen naar de stations en de metro.

Bij Chris Reniers, algemeen secretaris van de ACOD, staan bloemen in het gelid op de kast. Ze vormen een kleurenensemble met collages die de patronne, zoals zij soms door Waalse collega’s wordt genoemd, in haar schaarse vrije tijd verft en gipst. “Op kantoor leef je lange uren. Ik wissel graag af in mijn werkomgeving met een nieuwe creatie,” zegt ze.

“Ik werk graag voor de vakbond omdat wij een van de spelers zijn die een constante betekenis hebben en bestendig objectieven behalen. De kernbusiness is de verdediging van de werknemers. Je kan zeggen dat wij actief zijn op het middenveld, maar dat is eerder een tweede verantwoordelijkheid. Vakbonden veranderen en vernieuwen, maar niet van vandaag op morgen. Het gaat traag. Uiteindelijk is het meer een vakbond dan een politieke partij die krachten in de samenleving zal beheersen of bijsturen. Daar ben ik van overtuigd.”

Jeugd

Chris Reniers werd geboren in 1960 in Zoutleeuw.

“Ik stam uit een arbeidersgezin waar beide ouders heel veel sympathie hadden voor de vakbond en de socialistische partij, maar er niet actief in waren. Mijn vader was beroepsmilitair bij de luchtmacht. Een atypische militair, geen autoritaire figuur. Moeder is huisvrouw.

“Ik heb een broer, maar mijn ouders stonden erop dat er weinig onderscheid gemaakt werd tussen jongens en meisjes. Ze wilden dat ik zou studeren en een carrière nastreven.

“Als tiener had ik een brede vriendenkring, maar ik was geen lid van verenigingen. Ik bezocht de provinciale normaalschool van Tienen en voordien het lagere rijksonderwijs. Mijn ouders stuurden mij steeds naar officiële scholen, nooit vrije scholen.”

De universiteit

Chris Reniers studeerde Rechten aan de VUB.

“Ik heb niet getwijfeld om een richting te kiezen aan de universiteit. Ik wist dat wiskunde en exacte wetenschappen niets voor mij waren. Rechten sloot voor mij aan bij de richting die ik uit wou. Ten eerste gaf het een degelijke basis en daarnaast ook een breed spectrum aan mogelijkheden. In de licentie koos ik voor Sociaal Recht en Economisch Recht.

“Ik was kotstudent. Ik maakte deel uit van de vereniging Prometheus, deed mee aan alle activiteiten en had een toffe studententijd. Onder meer in het café de Faculty kon je me vinden, maar evengoed in Café de l’Avenue of in een buurtcafé. Als studente voerde ik actie tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld.

“Ik ben zelden naar de lessen geweest, wel naar de practica en bepaalde vakken, maar ik was selectief. Ik vond dat ik cursussen zelf kon studeren, het interesseerde me niet om tussen 500 studenten te zitten en de prof te horen ratelen. Ik deed studentenjobs in een winkel en als poetsvrouw. Dat moest niet van thuis, maar ik had tijd over en wilde meer financiële speelruimte.”

De juridische dienst

In 1988 startte Chris Reniers bij de ACOD op de juridische dienst.

“Voor mij was de advocatuur geen optie. In 1984 zaten we met legio nepstatuten. Op de arbeidsmarkt had je weinig keuze. Mijn idee was: wat je ook doet, je steekt ervaring op. Ik kon beginnen als stagiaire bij de provincie Brabant op de dienst aanbestedingen. Dan opende zich bij de ACOD een mogelijkheid om eerst als DAC’er ( nvdr – derde arbeidscircuit) en later als Gesco ( nvdr – gesubsidieerd contractueel) te starten op de juridische dienst. Zo rolde ik automatisch in een aantal mogelijkheden en ben ik snel adviseur en later hoofd van de dienst geworden. Daarna ben ik verkozen als secretaris.

“Een universitair diploma bij de ACOD was niet de regel. Bij de juridische dienst wel, dat is evident. Nu groeit het aantal universitairen. Ik heb geen problemen gehad voor mijn verkiezing. Er waren weinig negatieve klanken. Het heeft ook te maken met hoe je je opstelt. In de eerste plaats moet je een syndicalist zijn. Ik kan even goed vorming geven als discussiëren op militantenvergaderingen of onderhandelingen voeren. Ik heb er geen probleem mee om de taal van de mensen te spreken. Ik wimpel een avondje stappen niet af, evenmin als een pint na een vormingsactiviteit. Sommige gesprekken kan je enkel voeren aan de toog, ze zijn ongeschikt voor een vergadering.

“Ik begon hier in 1988 en legde het allergrootste deel van het parcours af met Frans Fermont en Karel Stessens, die nu ACOD-voorzitter is. Hij is in 1989 algemeen secretaris geworden en wij hebben snel een equipe gevormd. Het klikte syndicaal-juridisch prima en onze bedoeling was de ACOD uit te bouwen en te verstevigen. Men heeft mij gevraagd om algemeen secretaris te worden in 2000.

“Als mijn man voor deze job gezegd had: ‘Chris, doe het niet’, dan had ik hier tóch gezeten. Ik heb het hem niet gevraagd. Wij zijn evenwaardige partners, ik heb het wel besproken en nadien mijn eigen afweging gemaakt. Als mijn man een andere baan zou kiezen, zou ik het waarderen dat hij mij informeert, maar hij beslist.”

Spraakmakende vonnissen

Chris Reniers is trots op zowel individuele als principiële dossiers.

“Het was altijd heel leuk om bij de rechtspraak van de Raad van State iedere keer een stapje verder te gaan. We hebben vandaag bij overheidsbenoemingen opvallende rechtspraak die door de ACOD gevestigd is. Bijvoorbeeld over de situatie waarbij iemand een benoeming of een bevordering aanvecht omdat hij vindt dat hij er recht op heeft. De Raad van State heeft niet alleen de benoeming of de bevordering doen vernietigen door de overheid, maar haar ook opgelegd de aanklager te benoemen of te bevorderen. Dat was een revolutie en een hele overwinning.

“Het arrest over de vernietiging van de benoeming van politietoplui, zoals generaal Franssen, is voor ons belangrijk. Op het ogenblik van de klacht was ik verantwoordelijk voor het dossier, samen met een Franstalige collega. Onze prerogatieven als vakbond kwamen in het gedrang. Hoewel we wisten dat de procedure kon aanslepen – vijf à zes jaar – vond ik het toch belangrijk de zaak in te leiden. Het ging immers om essentiële rechten van de vakbond die door de overheid flagrant werden miskend. Het arrest gaf ons gelijk. Al zal het aan het specifieke geval weinig veranderen – opnieuw werd de wetgeving en het statuut van de politie aangepast – we kunnen het wel gebruiken als precedent in gelijkaardige zaken.”

Het overheidsstatuut

Het eenheidsstatuut van 1937 is uiteengespat als een fragmentatiebom.

“Er zijn nu statutairen en contractuelen, en we moeten degelijk nadenken over de manier waarop we de ambtenaren zullen verenigen. Hoe groepeer je hen zodanig dat hun belangen het best gediend zijn? Er moet een herbevestiging van de openbare diensten komen. Ik pleit voor een degelijke rechtspositie voor iedereen die in de openbare dienst werkt, of hij nu statutair of contractueel is. In 1937 was er een uniek statuut voor iedereen die in de openbare diensten werkte. Nu zit je met zoveel statuten, statuutjes en afgeleiden dat het heel onoverzichtelijk is en de vakbondswerking bemoeilijkt wordt.

“De herbevestiging van de werknemers in de openbare dienst kan bij voorkeur via een specifiek statuut. Een statuut dat een aantal garanties biedt. Ik wil dat iedereen die hetzelfde werk doet, op dezelfde manier verloond wordt, dezelfde kansen krijgt en ook perspectieven heeft. De overheid speelt om budgettaire redenen mensen tegen elkaar uit en behandelt en verloont hen verschillend. Wij eisen dat die polariserende politiek stopt.

“Wij verwerpen het discours van Rudi Thomaes van het VBO en zijn zogenaamde 30.000 ambtenaren te veel. Hij sprak van alle ambtenaren op elk niveau, dat is te gek voor woorden. Hij verwijst naar federale ambtenaren, maar het aantal dat hij noemde, omvatte ook de lokale besturen. Ons staatsbestel vergt ietsje meer ambtenaren dan in unitaire landen.

“Zijn de overheidspensioenen een taboe? Dat debat wordt fout gevoerd. Volgens het bbp-percentage betalen wij in België weinig voor de pensioenen. Het is dus onbespreekbaar om die af te toppen of te laten zakken.

“De ambtenarenpensioenen worden niet onbetaalbaar. We confronteren vandaag een tijdelijke kwestie door de hausse van de aanwervingen in de jaren tachtig. Daardoor ontstaat er stilaan een boom van ambtenaren die voor hun pensioen arriveren. Onze ambtenaren hebben geen te hoog pensioen, zeker niet in vergelijking met de omringende landen. Je moet de zaak omdraaien en toegeven dat de werknemerspensioenen te laag zijn. Als een hervorming zich opdringt, dan moet die gebeuren door de verhoging van de werknemerspensioenen en niet in het aftoppen van de overheidspensioenen. Je zou verbaasd staan over het aantal minimumpensioenen bij de overheid. Weet dat niet iedereen in overheidsdienst een volledige loopbaan heeft. Bij een vergelijking van de cijfers zie je dat de hoogste pensioenen worden uitbetaald in de privé door het effect van de tweede pijler in die privé-sector en daarin zit ook een groot stuk werkgeversbijdrage. Dat mis je bij de openbare dienst.”

De toplonen in de publieke bedrijven

De top van de overheidsbedrijven wordt zeer goed betaald.

“Ik vind, ongeacht wie op een bepaalde stoel zit, dat de meerwaarde van die persoon nooit zo groot is als het loon dat in bepaalde gevallen aan hem of haar wordt toegekend. Zelfs voor de beste overheidsmanager, bijvoorbeeld wijlen John Goossens, staan er bij hun wegvallen altijd een aantal vervangers klaar. Wat is dus die geroemde uniciteit om een topinkomen te verantwoorden? Maken zij echt het verschil? Voor iedereen heeft een dag maar 24 uren. Je kan zaken veranderen, maar dat heeft ook te maken met de manier waarop je omringd bent. Als individu ben je zoveel waard als je team. De uitgekeerde bedragen en grote ontslagvergoedingen demotiveren mensen op de lagere niveaus.

“Johnny Thijs van De Post verdient 800.000 euro per jaar als zelfstandige, ik zit aan minder dan een twintigste. Ik vind geld niet onbelangrijk, maar ik heb andere motiveringen om hier te werken. Binnen de ACOD is de loonspanning 1 tot 3,5.”

De auto

Chris Reniers rijdt zelf met de auto en doet dat graag.

“Ik rijd met een Audi A4 break en doe dat zelf. Ik houd van rijden en vind het heel ontspannend. Ik ben vaak onderweg als het kalm is op de weg. Op secundaire wegen houd ik mij meestal aan de snelheid. Op de snelweg tijdens de gewone uren ook, maar verwacht van mij niet dat als ik om elf uur ‘s avonds terugkeer uit West-Vlaanderen dat ik 120 kilometer per uur rijd. Maar ik zal nooit zeuren over een boete.

“Ik heb een handenvrije telefoonkit en behandel veel zaken in de auto. Tijdens het rijden worden de gedachten vrij en je denkt aan veel dingen. Dat heb ik ook als ik het gras maai. Als je iets doet waarbij je geest los is, kom je soms op een oplossing die je niet hebt als je voor het dossier zit. Mijn wagen is proper, want ik kan niet werken in wanorde. Ik ben een georganiseerde huisvrouw en een georganiseerde vakbondssecretaris.

“Mijn man, zoon en ik wonen in Geetbets, een dorp op de grens van Limburg en Brabant in een heel mooie streek. Leuven en Brussel zijn mijn natuurlijke bestemmingen, eerder dan Hasselt. Ik voel me heel erg thuis in Brussel, want het is een aangename en leuke stad. Eigenlijk is Brussel de enige Belgische niet-provinciestad. Je kunt in Brussel rondlopen zonder op iedere hoek van de straat een kennis tegen het lijf te lopen. In andere steden heb je dat wel.

“Om de files te vermijden vertrek ik ‘s morgens rond zes uur en dan ben ik ten laatste om zeven uur op kantoor. Dan heb ik de tijd om dossiers te lezen of de dag voor te bereiden. Ik eindig hier – als ik geen avondvergaderingen heb – om negentien uur. Er zijn weken met drie avondvergaderingen, en weken met maar een.”

Vrouwen in de vakbond

Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd aan de top van de vakbond, ook bij de ACOD.

“De vakbond is een mannenbastion. Wij werken nu met een programma om de doorstroming vlotter te laten verlopen. De verhouding tussen het aantal vrouwelijke leden en het aantal vrouwen in verantwoordelijke vakbondsfuncties moet verbeteren. Ik ben pragmatisch ingesteld, dus we proberen daar iets aan te doen via praktische methoden. Door vakbondsvergaderingen toegankelijker te maken en ze beter te structureren bijvoorbeeld. Ze moeten eindigen op het beloofde uur. Eventueel worden de discussies verdergezet aan de toog, maar zonder beslissingen. We moeten ook onze vorming afstemmen, zodat je geen vijf dagen intern moet zijn. Dus meer dagvormingen aanbieden, modules waarin vrouwen makkelijker kunnen instappen.

“Het is niet alleen het probleem van de vakbond, het is een familiaal en een maatschappelijk probleem. Vakbondswerk vergt inspanning en dat is iets dat gezamenlijk moet geleverd worden. Als een man dat kan doen, is dat met de hulp van zijn partner. Als een vrouw dat doet, zou het ook met de hulp van haar partner moeten zijn.

“Bij jonge gezinnen zie ik toch dat de mannen anders zijn. Zij nemen ook vrij om met de kinderen naar de dokter te gaan of ze aan de crèche of school af te halen. Ik zie een gunstige evolutie, want vroeger gebeurde dat nooit.”

De media

Chris Reniers doet geen moeite voor Phara De Aguirre.

“Vrouwen zijn zwakkere netwerkers. Burgemeester Patrick Janssens van Antwerpen heeft dat goed verwoord. Sinds ik vakbondssecretaris ben, werk ik daar wel aan. Ik probeer contacten te onderhouden, maar georganiseerd is dat niet. Omdat ik zeer weinig tijd heb. Maar ik vraag mensen wel om advies. In de vakbond heb je heel wat contacten binnen vergaderingen en op evenementen, en ik probeer die te onderhouden. Maar ik ga geen extra moeite doen om bijvoorbeeld Phara De Aguirre te ontmoeten. Of om in zoiets als De Laatste Show te zitten. Omgekeerd zou ik daar geen problemen mee hebben en er niet gestresseerd voor zijn.

“Wij hebben één keer mediatraining gehad, maar dat is minder georganiseerd bij ons. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer je met media praat, wanneer je met mensen praat, je eerst en vooral je dossier moet kennen. Ten tweede moet je eerlijk jezelf zijn en dan kom je beter over dan wanneer je uit je natuurlijke stijl valt.

“Een zeer groot probleem is natuurlijk om een dossier uit te leggen in twintig seconden. Maar dat is niet mijn probleem, dat is eerder het probleem van de media. Ik probeer te praten in korte zinnen, die basisregeltjes ken ik wel. Mijn ervaring met de media is dat het snel moet gaan, en hoe weinig grondig en diepgaand het daarop wordt.”

De nationaliteitskwestie

Een symbooldossier bij de NMBS: 1000 van de 5000 vervangjobs voor allochtonen?

“Ik weet dat Jan Denys van Randstad voorstelde om van de eventueel 5000 vervangingen bij de NMBS duizend banen te reserveren voor allochtonen. Ik kijk naar huidskleur noch naar nationaliteit om een bepaalde job te laten invullen. Het enige criterium is bekwaamheid. In de openbare dienst wordt die bewezen door bepaalde examens. Ik heb geen probleem met het doorbreken van de nationaliteitseis, bijvoorbeeld bij de NMBS.

“Voor mij is het NMBS-dossier geen symbool. Elk bedrijf moet een goed diversiteitsplan opstellen. Wat De Lijn doet, is een voorbeeld. Opkomen voor duizend allochtonenjobs op de 5000 vervangingen bij de NMBS lijkt mij te eenvoudig. Op een colloquium in Amsterdam hoorde ik een West-Vlaams bedrijf met veel bravoure verkondigen veel allochtonen tewerk te stellen, en wat bleek: ze zaten allemaal in dezelfde shift. Dat is toch niet de juiste weg. Doe gewoon, vind ik, maak gemengde equipes, een afspiegeling van de samenleving. Ik ben niet zo naïef om te geloven dat zoiets zal gebeuren zonder slag of stoot. Een vakbond moet daartoe bijdragen, ook tegenover de militanten.”

Uit en thuis

Kan een vakbondsvrouw zich ontspannen?

“Vakantie is een privézaak. Wij bezochten Cuba in 2005 met onze zoon van achttien. Hij wou het land zien vóór de val van het regime van Fidel Castro. ( moederlijk bezorgd) Hij wil niks over zich zien verschijnen.

“Ik ben een fan van de Blackberry, dan word ik na twee dagen afwezigheid op kantoor niet overspoeld door e-mails. Ik kan ze nu beheersen en check geregeld wat binnenloopt. Zo kan ik sneller delegeren en op rustige vergaderingen kan ik wat werken.

“Ik probeer veel te lezen en val vaak in slaap met een boek in de handen. Ik heb favoriete auteurs waarbij ik in spanning wacht op hun nieuwe boek. Herlezen doe ik dikwijls. Ik ben tot en met Hugo Claus een fan van de Vlaamse schrijvers. Bij Lanoye en Brusselmans heb ik afgehaakt, die konden mij absoluut niet boeien en ik mis verwantschap met hen. Van Hugo Claus lees ik graag zijn vroegere werk en de gedichten. John Irving en zijn bizarre verhalen bevalt me. Ik las Kristien Hemmerechts, maar hunker niet naar haar nieuwe romans.

“Ik heb nog nooit Big Brother gezien, als je zapt dan passeer je, soit. Ik zou er mijn tijd bij verliezen en ben te ongeduldig om tv te kijken ( lacht). Als ik strijk, wil het nog wel eens lukken. Een voetbalmatch kan mij boeien, ik supporter voor Anderlecht en zat ooit geregeld met een groep vrienden op de volkstribunes.

“Aan bloemen geef ik graag geld uit. Aan kleren en schoenen ook, zonder een merkensnob te zijn. Aan winkelen heb ik trouwens een hekel. Boeken koop ik veel, De Da Vinci Code vond ik niet boeiend. Op het nachtkastje ligt De klop op de deur van Ina Boudier-Bakker over de eerste generatie van geemancipeerde vrouwen tussen 1860 en 1920. Ik herlees bepaalde stukken in het halfuur voor ik indommel.

“Ik ben geen lid van een vrouwelijke loge omdat ik geen tijd heb. Als ik ergens lid van word, wil ik participeren. Is macht voor mij verslavend? Macht tussen aanhalingstekens is relatief, het is prettig om dingen in beweging te krijgen en dat is belangrijk om aan de slag te blijven. Welke macht heb je als vakbondssecretaris? De macht om te sturen of bij te sturen, maar de beslissing zit nooit bij één persoon. In mijn dromen grijp ik soms de absolute macht om mijn idealen te verwezenlijken.”

In Trends van 1 juni leest u de laatste aflevering van deze vijfdelige serie interviews met vakbondsleiders. Dan zit Tony Janssen van ACV-Metaal op de praatstoel. Eerder verschenen de interviews met Luc Cortebeeck (6 april), Guy Haaze (20 april) en Xavier Verboven (4 mei).

Frank Crols Guide Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content