Wie zich aan een chronologische levensbeschrijving van bokskampioen Cassius Clay –

alias Muhammad Ali – verwacht, zal met de nieuwe film van Michael Mann bedrogen uitkomen. En in ‘Ali’ is er evenmin een spoor terug te vinden van de historische kamp in 1976 tegen de Belg Jean-Pierre Coopman. Maar laat dat de pret niet bederven: deze film, die begint met de nog zo goed als onbekende Cassius Clay en eindigt met de ‘Rumble in the Jungle’ uit 1974, waar Ali het opnam tegen George Foreman, is zonder meer grandioos.

Superstilist Michael Mann (maker van ‘Manhunter’, ‘The Last of the Mohicans’, ‘Heat’ en ‘The Insider’) nam een risico door de populaire ster Will Smith voor de hoofdrol te kiezen. Maar dat loste de briljante filmregisseur handig op via een lang uitgesponnen opening: na een kwartier film kijken is er niets meer dat aan Will Smith doet denken en ziet u alleen nog Muhammad Ali.

Om de gebeurtenissen in deze film te volgen, kan het geen kwaad om wat af te weten van Ali’s levensverhaal en de politieke strubbelingen uit die tijd. Mann, die zijn visie op mens en maatschappij soms ondergeschikt maakt aan zijn verbluffende vertelstijl, besteedt behoorlijk wat aandacht aan Ali’s relatie met Malcolm X, zijn gehechtheid aan de naam Muhammad Ali (en niet Clay) en Ali’s weigering om zijn militaire dienst te vervullen in Vietnam. Zo krijgt de toeschouwer vooralsnog een blik op ‘de mens’ Muhammad Ali in plaats van de bokser en de grote bek.

Mann opent zijn film met een medley van Sam Cooke, een opname die dateert van 1963. De manier waarop Cooke zijn publiek ment, is een voorafspiegeling van Ali’s luidruchtig publiekelijk optreden later in de film. Cookes medley – opgenomen in Harlem – verleent tevens de soul aan ‘Ali’: een soul die het Afrikaans-Amerikaanse gevoel uitademt. Het duidt op Manns voeling met het onderwerp, wat niet voor de hand ligt voor een blanke cineast.

De soundtrack van ‘Ali’ werd geschreven door Lisa Gerrard en Pieter Bourke, een duo dat eerder al instond voor de etherische klankenstroom van ‘The Insider’. Typerend voor Mann is het meeslepend gebruik van muziek om emoties bij de toeschouwer los te weken. In ‘Ali’ laat de combinatie van Manns beeldenstorm met de muziek van Gerrard en Bourke de toeschouwer niet onberoerd. De mokerslagen die het hoofdpersonage uitdeelt, worden immers vertaald in een maalstroom van beelden. De vertelstijl van ‘Ali’ valt het best te vergelijken met de Deense Dogmastijl. Maar terwijl de semi-documentaire Dogmastijl – met het drukke camerawerk – vaak de onkunde en het gebrek aan visie van de filmmakers verdoezelt, drukt de weloverwogen en uitgekiende mise-en-scène van Michael Mann de onrustige levensstijl en het beweeglijke benenspel van de protagonist uit. Manns directe manier van filmen wijkt lichtjes af van de glaciale en afstandelijke stijl uit zijn vorige films en vindt uitsluitend een overeenkomst in de magistrale shoot-out uit ‘Heat’. Ondanks die jachtige vertelstijl is ‘Ali’ een volbloed Mann-productie. We hebben er slechts één woord voor: grandioos! ()

Piet Goethals

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content