Aftrekbare onderhoudsbijdragen

De wetgever heeft onlangs uitdrukkelijk omschreven welke kosten onder de onderhoudsbijdrage van ouders ten opzichte van hun kinderen vallen. Die omschrijving is ook op fiscaal gebied van belang.

Hoe hoog moet de onderhoudsbijdrage zijn die een ouder bijvoorbeeld in het kader van een echtscheiding ten aanzien van zijn kinderen verschuldigd is? Daarvoor bestaan geen vaste regels. In de praktijk circuleren er wel enkele berekeningsmodellen. Maar die hebben juridisch geen afdwingbare waarde. Zij kunnen hoogstens als een soort feitelijke indicaties worden aangemerkt. Het gevolg is, dat de onderhoudsbijdragen waartoe rechters en vrederechters ouders veroordelen, zeer sterk kunnen uiteenlopen.

Om daaraan te verhelpen, hebben enkele parlementsleden een wetgevend initiatief genomen. Dat moet leiden tot een meer ‘objectieve berekening’ van de onderhoudsbijdragen die ouders voor hun kinderen verschuldigd zijn. Het resultaat staat te lezen in de wet van 19 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 21 april 2010). In die wet wordt niet gezegd hoe de onderhoudsbijdrage precies berekend moet worden. Zij geeft de koning wel de mogelijkheid om een ‘berekeningswijze’ op te stellen (wat voorlopig nog niet is gebeurd). Die berekeningswijze moet niet gevolgd worden. Partijen zijn in beginsel vrij om de onderhoudsbijdrage zelf vast te stellen. Maar als de bijdrage door de rechter wordt vastgesteld, en hij daarbij afwijkt van de berekeningswijze die de koning voorstelt, zal hij wel moeten uitleggen hoe hij zijn berekening heeft gemaakt.

Belangrijk is ook, dat de wetgever van de gelegenheid heeft gebruikgemaakt om uitdrukkelijker dan voorheen te bepalen wat de onderhoudsverplichting van ouders ten opzichte van hun kinderen inhoudt. Tot nu toe staat in de wet te lezen dat ouders moeten zorgen voor de “huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen”. In de nieuwe wettekst wordt gepreciseerd, dat hetzelfde ook geldt voor de “gezondheid” en de “ontplooiing” van hun kinderen.

Voor het eerst wordt bovendien uitdrukkelijk bepaald welke kosten onder deze onderhoudsverplichting vallen. Die kosten omvatten “de gewone kosten en de buitengewone kosten”. De gewone kosten zijn “alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind”. En de wet vervolgt dat onder de buitengewone kosten moeten worden verstaan: “de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden”.

Nieuwe omschrijving werkt door op fiscaal gebied. De nieuwe wetgeving is burgerrechtelijk van aard. Maar zij is ook op fiscaal gebied van belang. De fiscale aftrek van onderhoudsgelden geldt immers alleen voor onderhoudsgelden die betaald worden als gevolg van een burgerrechtelijke onderhoudsverplichting. Dat is meteen de reden waarom bijvoorbeeld betalingen tussen broers en zussen fiscaal niet aftrekbaar zijn: er bestaat burgerrechtelijk namelijk geen onderhoudsverplichting tussen broers en zussen. Ouders zijn burgerrechtelijk wel tot onderhoud van hun kinderen verplicht. Vandaar dat de aldus door ouders betaalde bijdragen wel voor fiscale aftrek in aanmerking komen (als alle daartoe gestelde voorwaarden vervuld zijn).

De nieuwe wettelijke omschrijving van de kosten die door deze verplichting gedekt zijn, zal ongetwijfeld helpen fiscale betwistingen te voorkomen. Zo zijn in het verleden nogal eens betwistingen ontstaan over de aftrekbaarheid van kosten die in buitengewone omstandigheden (bijvoorbeeld hospitalisatie) ten laste genomen worden. Door de nieuwe wettelijke formulering kan er geen twijfel meer bestaan dat deze kosten ook onder de verschuldigde onderhoudsbijdrage kunnen vallen.

En wat dan met de fiscale voorwaarde die de aftrek slechts toelaat voor bijdragen die ‘regelmatig’ (dit wil zeggen, op gezette tijden) worden betaald? Daarop heeft de minister van Financiën enkele maanden geleden geantwoord: voor de uitgaven die, op zich, geen periodiek karakter hebben, is de voorwaarde van regelmatigheid, volgens de minister “zonder voorwerp”. Zelfs een uitzonderlijke eenmalige bijdrage kan dus ook voor fiscale aftrek in aanmerking komen.

Het geval dat aan de minister werd voorgelegd, was wel heel speciaal. Het betrof een ouder die door de rechter veroordeeld was om voor zijn kind een auto te kopen, omdat het kind anders zijn academische studies niet kon volgen. In die omstandigheden komen deze eenmalige kosten, zo beaamde de minister, ook voor aftrek in aanmerking.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Zelfs de aankoop van een auto kan soms als onderhoudsbijdrage aftrekbaar zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content