Advocaatje, leef je nog?

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

De “Big Five”- consultants koppensnellen de hotshots weg bij de advocatenkantoren. Zij werpen zich naar eigen zeggen op de “corebusiness van de advocaten”: het ondernemingsrecht. De balie reageert scherp op deze uppercut. Waait de trend over naar Brussel?

Amsterdam, (Nederland).

“Een gruwel voor de advocaat,” zo noemde deken von Schmidt auf Altenstadt van de Nederlandse Orde van Advocaten verleden maand de mogelijke samenwerking tussen advocaten en accountants in één vennootschap. “Wie zaken wil doen in zaken, doet er beter aan een plaats te zoeken buiten de balie.”

Marcel van Oosten, topman van het juridisch departement van PriceWaterhouseCoopers ( PWC), noemt de evolutie naar een structurele samenwerking tussen advocaten en accountants echter “onvermijdelijk”. Want: “De klant vraagt erom.”

Jacht op de hotshots

PWC bond als één van de eerste openlijk de strijd aan met de advocatuur om de legal consultancy. Vier jaar geleden plukte een headhunter van Oosten weg van zijn rechtersstoel in Zutphen. Zijn opdracht: de uitbouw van een juridisch departement bij (het toenmalige) Coopers & Lybrand.

Hard tegen hard

spelen ze het, de Nederlandse accountants. Vandaag werken er 110 juristen bij PWC Legal Services, bijna allemaal ex-advocaten. Van Oosten wil dit aantal uitbreiden tot 200. Onlangs nog trok PWC Peter Goes aan. Goes was de rijzende ster van de prestigieuze lawfirmNauta Dutilh. KPMG van zijn kant koppensnelde in juni 1998 meester Bas Steins Bisschop weg bij het advocatenkantoor Trenité van Doorne. Van zijn kant pikte Trenité een fiscalist weg uit de KPMG-stal. Andere accountants, zoals Moret onlangs nog, doen mee aan “de jacht op hotshots uit de advocatuur,” zoals het juristenvakblad Amice schrijft.

Voor alle duidelijkheid: de Nederlandse advocaten die de overstap maken naar de Big Five (PriceWaterhouseCoopers, Arthur Andersen, Ernst & Young, KPMG en Deloitte & Touche), moeten hun toga aan de wilgen hangen en kunnen niet langer pleiten voor (gewone) hoven en rechtbanken. Een advocaat mag van zijn Orde immers niet onder één dak samenwerken met een accountant. Accountants hebben een certificerende en controlerende opdracht (een meldingsplicht) tegenover de overheid als ze op onwettige praktijken stuiten. Terwijl een advocaat, die het privé-belang van zijn cliënt verdedigt, een wettelijk erkend beroepsgeheim heeft.

“Een vreemde redenering,”

noemt van Oosten dit standpunt. “Want als een advocaat meewerkt aan onwettige constructies kan hij zich evenmin verschuilen achter zijn beroepsgeheim. En ook de notaris heeft een overheidstaak ten dienste van het algemeen belang. Hij mag in Nederland wél in een maatschap van advocaten treden. De Belgische situatie is consequenter. Bij jullie mogen advocaten alleen onderling een vennootschap opzetten.”

Brussel evolueert

Toch is er ook bij ons een tendens merkbaar naar meer samenwerking tussen advocaten-juristen en andere professionals. PWC en Arthur Andersen bijvoorbeeld hebben in Brussel een feitelijke alliantie met advocatenkantoren om juridische dossiers af te handelen. Ook KPMG bouwt zijn juridisch departement uit. Maar dat telt amper twintig medewerkers. Een verhouding van één jurist tegenover dertig andere consultants. Ter vergelijking: bij PWC-Nederland is de verhouding één op achttien en het kantoor streeft naar één op acht. Johan Van den Driessche van het tax department van KPMG België legt uit: “Ook wij streven naar een multidisciplinaire aanpak. Maar we opteren voor een geleidelijke opbouw en integratie van onze juridische ploeg. De meesten hebben drie tot tien jaar balie-ervaring. De situatie is dus niet te vergelijken met Nederland, waar gereputeerde partners van een lawfirm de overstap maken. Voorlopig kunnen we op de markt van juridisch advies niet concurreren met advocatenkantoren. Met de nadruk op voorlopig.”

“Voor immer,”

repliceert Louis Verbeke (van het Benelux-kantoor Loeff Claeys Verbeke) strijdlustig. “De voornaamste zorg van de Brusselse advocatenkantoren is momenteel de concurrentie met de Londense en de Amerikaanse lawfirms. Op déze uitdaging hebben wij ons voorbereid door internationale allianties aan te gaan. Wij hebben zero angst voor de accountants of hun fiscalisten, die meestal alleen maar routineuze standaardpakketjes van juridisch advies leveren. Voor advocaten is het recht een creatieve vorm van toegepaste wetenschap op maat van de klant. En élke familiale onderneming, élke fusie, élke beursgang vereist een andere aanpak. Alle grote operaties gebeuren vandaag onder leiding van investment bankers of lawfirms. De accountants mogen certificeren, de cijfertjes optellen. Tot hun grote frustratie. Brusselse topjuristen blijven dus weg uit de Big Five. Een couturier gaat ook niet werken in een textielfabriek.”

Aanval op de ‘core business’

Marcel van Oosten is nochtans ambitieus: “PWC beconcurreert de advocaten op hun core business: het ondernemingsrecht. De PWC-juristen zijn actief op het vlak van incorporation (het bedenken en oprichten van vennootschapsvehikels), intellectuele eigendom, arbeidsrecht, vastgoedrecht, mededingingsdossiers, financieel recht en bestuursrecht (milieuzaken, bijvoorbeeld). Een breed vakgebied.

“Coopers & Lybrand

had niet álle expertise in huis om te adviseren bij, bijvoorbeeld, een fusie,” verantwoordt van Oosten. “Een financiële due diligence zonder een juridische doorlichting is bijvoorbeeld ondenkbaar. Ook de managementconsultant heeft nood aan juridische knowhow, bijvoorbeeld voor personeelsdossiers. Uiteraard stonden advocaten de consultants vroeger bij in dat soort zaken, maar ze spraken op een ander niveau. Meningsverschillen, onderlinge concurrentie en dure doublures waren het gevolg. Managementconsultants, accountants, fiscalisten en juristen treden vandaag op als een geoliede machine bij een fusie of overname. Wederzijdse kennis en begrip spelen in het voordeel van de cliënt.”

A solution in search for a problem,” noemt advocaat Louis Verbeke deze stelling. “Wij werken al 25 jaar probleemloos samen met de Big Five. Elk op zijn terrein vonden we oplossingen voor erg complexe operaties. Zijn het niet net de managementconsultants van de Big Five die, met reden, verkondigen dat de ontbundeling van conglomeraten noodzakelijk is? Industriële bedrijven moeten zich focussen op hun kernactiviteit, omdat een samenklontering van verschillende processen zich tegen hen keerde. Bij dienstenondernemingen geldt dit zeker, omdat je te maken hebt met mensen, en niet met processen. De Big Five willen specialist zijn in álles. Dat lukt niet.”

Advocaten contra advocountants

De Nederlandse balie bekritiseerde het feit dat de “advocountants” – zoals ze werden genoemd in het zakenblad Quote – niet onderworpen zijn aan de strenge ethische codes van de advocatuur. Er is geen wet, die advocountants verplicht terug te treden bij belangenverstrengeling. Er is evenmin een wettelijk afdwingbare plicht om onderhandelingen tussen partijen als vertrouwelijk te beschouwen.

Om dit euvel

op te vangen, werd de Nederlandse Vereniging van Ondernemingsrechtsadviseurs ( Nevoa) opgericht. “De grote multidisciplinaire kantoren engageren zich om alleen iemand van de 2000 Nevoa-leden als jurist aan te trekken,” aldus van Oosten. “De leden zelf zijn onderworpen aan dezelfde deontologische regels als de advocatuur. Wie deze bepalingen schendt, kan na een interne tuchtprocedure uit de club worden gegooid. Bovendien: is de verwijzing naar de heilige deontologie van de advocaat niet eerder platte naijver?”

Een recente enquête van het Britse vakblad Commercial Lawyer bij financiële directeurs en topjuristen van de 350 grootste genoteerde ondernemingennuanceert dit. Meer dan 80% was tegen het samengaan van accountants en advocaten onder één dak. De onafhankelijkheid, de objectiviteit en de specialisatie van de advocaat waren de belangrijkste argumenten tégen de advocountancy. “De strategie van de accountants heeft een fundamentele zwakte,” besluit Commercial Lawyer. “Ze biedt geen antwoord op de vraag van de cliënten.”

Ook Louis Verbeke beklemtoont de onafhankelijkheid als “de hoeksteen van het advocatenberoep”. Immers: ” Chinese walls tussen de revisor, de accountant en de jurist hebben dunne muren. Stel: een fiscalist van één van de Big Five zet een dubieuze constructie op. Zal de jurist zich met kracht durven verzetten tegen zijn collega? Zal de bedrijfsrevisor – ook een collega! – na controle een eventuele inbreuk melden aan de raad van bestuur of, erger, de Commissie voor het Bank- en Financiewezen? De wettelijke controleur, de juridische biechtvader en de cijfermatige architect onder één dak? Het vraagt om problemen.”

HANS BROCKMANS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content