Aanpak fiscus dreigt jaarlijks 5000 bedrijven noodlottig te worden

Om hun opvolging te regelen, richten

veel familiebedrijven een holding op.

Maar de fiscus steekt een spaak in het wiel. Sinds kort belast de administratie meerwaarden bij de verkoop aan

en inbreng van aandelen in een familieholding. Bestaat er een manier

om hieraan te ontsnappen?

Een bloeiend familiebedrijf in Oost-Vlaanderen verkoopt en verhuurt wagens. De firma werd in 1949 opgericht door een zelfstandig garagehouder en is uitgegroeid tot een groep met zeven werkmaatschappijen. Het bedrijf is eigendom van vier broers en een niet-actieve zus. En de volgende generatie staat voor de deur.

“Om een goede opvolging te regelen en een eenduidig beleid in de toekomst te waarborgen, willen de familiale aandeelhouders een holding oprichten,” vertelt bedrijfsrevisor Herman Van Impe ( Van Impe, Mertens & Associates). “Ze gaan hun aandelen in de werkvennootschappen ruilen met aandelen van de holding, zonder enige opleg in geld (een zogenaamde inbreng in natura). Voor alle zekerheid hebben ze bij de belastingadministratie een ruling aangevraagd.”

Negen maanden na datum heeft de administratie nog altijd geen antwoord gegeven, ondanks het wettelijke maximum van twaalf weken. Erger nog: de broers vrezen dat ze een heffing van 33 % aan hun broek gesmeerd krijgen wegens abnormaal beheer van een privé-vermogen. Sinds begin dit jaar heft de fiscus namelijk systematisch een belasting op ‘interne meerwaarden’, zowel bij de verkoop van aandelen als bij de inbreng ervan. Volgens accountant Jan Verhoeye, docent aan het departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde van de Hogeschool Gent, zet deze aanpak een forse rem op de herstructurering van de familiale ondernemingen en stimuleert ze de kapitaalvlucht.

“Nochtans zijn vele herstructureringen niet fiscaal geïnspireerd,” zegt Van Impe. “De broers halen bijvoorbeeld geen geld uit de vennootschappen. Ze beloven zelfs schriftelijk op middellange termijn geen kapitaalvermindering uit te voeren door een uitkering aan de aandeelhouders. Integendeel, de transparante holdingstructuur zal de financiering van de geplande investeringen zelfs vergemakkelijken.”

Kinderen gelijk behandelen

In zijn strijd tegen de fiscale fraude pakt de fiscus systematisch belastingplichtigen aan die aandelen van hun exploitatievennootschappen in een persoonlijke holding onderbrengen. Bij een verkoop of een inbreng in natura heft de administratie een belasting van 33 % op de gerealiseerde meerwaarden, hoewel die in principe vrijgesteld zijn.

Maar de fiscus beschouwt de interne meerwaarden nu als een abnormaal beheer van het privé-patrimonium. Advocaat Anton van Zantbeek van kantoor Greenille: “Die benadering van de belastingadministratie raakt kant noch wal. Vaak ligt juist het beheer als een goed huisvader aan de oorsprong van de transacties. Stel bijvoorbeeld dat een 65-jarige accountant twee kinderen heeft. De dochter heeft een diploma boekhouding en wil de zaak van haar vader voortzetten. De zoon is architect en toont geen belangstelling. Het louter schenken van de aandelen aan de dochter is niet aan te raden: beide kinderen moeten wettelijk gelijk behandeld worden. Daarom geeft hij elk kind evenveel aandelen. De dochter, die het boekhoudkantoor voortzet, richt door een inbreng in natura van de aandelen een holding op. Aan die holding verkoopt de zoon zijn helft van de aandelen. Op die manier behandelt de vader zijn kinderen gelijk en vermijd je familiale spanningen.”

Maar dat is buiten de fiscale waard gerekend. De administratie beschouwt deze transacties nu als speculatie, waardoor de meerwaarden toch belast mogen worden. Van Zantbeek: “Dat betekent een financiële strop voor het boekhoudkantoor. De dochter is pas met de zaak begonnen en krijgt meteen een aanslag van 33 % in de bus. Niet echt een geslaagde start. Door de verkoop van zijn aandelen deelt ook de zoon in de klappen.” De fiscus wordt gesteund door minister van Financiëna Didier Reynders ( MR). In de Kamercommissie verdedigde hij in april een zeer enge definitie van goed huisvaderschap, terwijl hij ‘diverse inkomsten’ ruim interpreteerde. Hij voegde er wel aan toe dat elk geval apart moet worden bekeken.

Gelukkig fluit justitie de fiscus terug. Binnen de wettelijke beperkingen hebben belastingplichtigen het recht hun fiscale last maximaal te beperken om netto over een hoger inkomen te kunnen beschikken. Maar niet alle uitspraken zijn positief. Volgens advocaat Erik Sansen van kantoor Loyens veroordelen de rechtbanken in twee gevallen de verkoop van aandelen aan een holdingvennootschap als abnormaal beheer van het privé-vermogen: bij een intentie tot snelle doorverkoop of bij een duidelijke wanverhouding tussen de aan- en verkoopprijs. In beide situaties mag de administratie de interne meerwaarden dus wel tegen 33 % belasten. De limiet van de vrijstelling ligt meestal bij een honderdvoudige vermenigvuldiging in minder dan drie jaar tijd. Ook vinden de rechtbanken het niet onaannemelijk dat zeer vermogende particulieren vennootschappen oprichten om aan vermogensplanning te doen en zo de fiscale druk op hun erfenis te verlichten. Nochtans betekent dit geen vrijgeleide voor een ongebreidelde vermogensplanning. Wanneer je deelnemingen centraliseert binnen je eigen holding en de operatie financiert met een lening die door de holding zelf uitgegeven wordt, moet je wel een meerwaardebelasting betalen.

Ruzie tussen broers

Elke fiscale transactie moet aan de economische werkelijkheid beantwoorden. Aangezien de fiscus regelmatig bot vangt met deze antimisbruikmaatregel, beroept ze zich steeds meer op artikel 90 van het belastingwetboek om alle abnormale verrichtingen als diverse inkomsten te belasten. Verhoeye: “Bij interne meerwaarden stellen de belastingcontroleurs dat er gemeenschappelijke belangen tussen inbrenger en ontvanger bestaan. Economisch zijn het volgens de administratie geen onderscheiden partijen.”

Maar achter de inbreng van aandelen in een familieholding schuilen vaak geen fiscale constructies. Verhoeye: “Bovendien passen ondernemers de techniek al jaren toe, zodat je moeilijk van abnormaal beheer kan spreken. Een voorbeeld uit mijn praktijk spreekt boekdelen. Op een bepaald moment barstte een ruzie los tussen twee broers. Samen hebben ze een onderneming met een waarde 2,5 miljoen euro. De ene broer richtte een holding op die de aandelen van de andere broer afkocht. Nadien verkocht de ene broer ook zijn aandelen in de onderneming aan de nieuwe holding. De fiscus belastte de meerwaarde tegen 33 %. Maar ik stel mij de vraag of de volledige meerwaarde of alleen het abnormale deel belast moet worden. Hoe dan ook, het blijft een tax without cash.”

Maar het is toch begrijpelijk dat de administratie valt over al te forse overwaarderingen? Verhoeye: “Fiscaliteit is inderdaad een evenwichtsoefening. In die zin kan de vraag gesteld worden of de meerwaarde op aandelen in de toekomst toch niet belast moet worden binnen de personenbelasting als ze wordt gerealiseerd binnen een korte periode. Dat zou de objectivering van het begrip ‘speculatieve meerwaarde’ ten goede komen en een bijdrage kunnen leveren tot een verlaging van de moordende belasting op arbeid. Een opslag van 100 kost de werkgever gauw 135, terwijl de werknemer netto slechts 30 aan pakweg de bouw van een huis kan besteden na BTW. Dat is de realiteit. Maar de aanpak van deze problematiek vergt een politieke beslissing. Natuurlijk mag je ook niet vergeten dat de ondernemers hun huidige kapitaal onder een hoge belastingdruk hebben vergaard. Het is dus niet rechtvaardig om die zuur verdiende spaarcenten nog eens fiscaal zwaar aan te pakken. Als je een meerwaardebelasting binnen de personenbelasting wil invoeren voor meerwaarden gerealiseerd op korte termijn, moet je minstens overgangsmaatregelen voorzien.”

Maar herstructureringen van familiale vennootschapsgroepen zijn niet abnormaal noch speculatief, tenzij de constructie werd opgezet om aanzienlijke sommen op fiscaal vriendelijke wijze naar fysieke personen te versassen. Verhoeye: “De oprichting van een vennootschap of een holding is een verplicht nummer voor iedereen die in zaken zit. Jammer genoeg stelt de politiek deze economische beslissing vaak als een louter fiscaal geïnspireerde constructie voor. Gelukkig stellen de meeste belastingcontroleurs zich redelijk op en struikelen ze alleen maar over sterk overdreven situaties. Toch blijft de rechtsonzekerheid bestaan. Daarom stel ik naar analogie met de successierechten een wetswijziging voor met een speciale regeling voor de interne meerwaarden.”

Ontsnapt aan meerwaardebelasting

Ondertussen hangt het zwaard van Damocles boven menig ondernemer die zichtbaar en binnen de marges van de fiscale wetten werkt. Van Zantbeek: “Wanneer gaat de overheid eindelijk eens begrijpen dat deze aanpak, die in sommige gevallen wat wegheeft van knevelarij, manifest onproductief is. Het zijn niet deze gevallen die aangepakt moeten worden, maar de werkelijke fiscale fraude. De huidige actie tegen interne meerwaarden is immers koren op de molen van hen die verdedigen dat alles buiten het oog van de fiscus moet worden gehouden. De maatregel komt geenszins het vertrouwen van de burger in de fiscus ten goede. Tegelijkertijd spoort de regering de berouwvolle belastingontduikers tot fiscale amnestie aan. Begrijpe wie begrijpe kan.”

Natuurlijk bestaan er ook abnormale transacties. Van Zantbeek: “Het gaat in het bijzonder over de gevallen waarin het aandeelhouderschap voor en na de transactie niet wijzigt. Zonder te zeggen dat ze noodzakelijkerwijs speculatief zijn, verlaat men bij deze verrichtingen soms het pad van de ‘normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen’. Afhankelijk van de randvoorwaarden (zoals frequentie, financiering en omvang) zou hier sprake kunnen zijn van een speculatieve verrichting.”

Een voorbeeld. Peter heeft een exploitatievennootschap die hij indertijd met een kapitaal van 100 heeft opgericht. Peter heeft hard gewerkt. Bij gebrek aan vrije tijd had hij ook maar weinig geld voor privé-doeleinden nodig. Zijn zaak is intussen dan ook 2000 waard. Als Peter vermogen aan zijn zaak wil onttrekken, moet dat normaal gezien door een dividend of een loon uit te keren. Een dividend is niet aftrekbaar voor de vennootschap en belastbaar voor Peter tegen 25 %. Het loon is natuurlijk een kost voor de vennootschap, maar wel progressief belastbaar (tot 50 %). Peters boekhouder stelt dan ook het volgende voor: richt een holding op door inbreng van 50 % van de exploitatievennootschap (kapitaal 1000) en verkoop de andere 50 % aan de holding. Dan heeft Peter uiteindelijk weer 100 % van de aandelen, maar ditmaal in de holding. Wel heeft hij een step-up gerealiseerd én een vordering gecreëerd. Natuurlijk is de vordering rentedragend.

Wat zijn nu de positieve fiscale gevolgen voor Peter? Ten eerste heeft hij de boekwaarde van zijn aandelen verhoogd. Dat is altijd handig voor het geval een regering beslist meerwaarden op aandelen te gaan belasten. Peter heeft in ieder geval al 1900 (2000-100) veilig gesteld voor een eventuele meerwaardebelasting. Daarnaast heeft hij een vordering op de vennootschap gecreëerd. Die kan belastingvrij worden terugbetaald. Maar bovendien is de vordering rentedragend. De interest die de holding betaalt, is aftrekbaar in de vennootschapsbelasting (33,99 %). Maar de rente is slechts belastbaar tegen 15 % in particuliere handen. Het voordeel is duidelijk.

Toch zijn deze transacties niet a priori belastbaar. Van Zantbeek: “Het hangt integendeel af van de randvoorwaarden of er rekening wordt gehouden met speculatie. Feit is dat er alleen rekening wordt gehouden met speculatie bij transacties waarbij het aandeelhouderschap voor en na de verrichting identiek is. Stel dat Peter een zakenpartner heeft gevonden en dat ze beslissen samen in een holding te stappen, of dat Peter zijn kinderen bij de zaak wenst te betrekken. Dan gaat het bijna altijd om ‘normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen bestaande uit onroerende goederen’.”

Vlucht naar buitenland

“Onze regering blaast warm en koud,” vindt advocaat Jef Lievens, gedelegeerd bestuurder van het Instituut voor het Familiebedrijf. “Enerzijds pleit premier Guy Verhofstadt ( VLD) voor meer ondernemerschap. Anderzijds begint minister Reynders een fiscale bepaling van minstens dertig jaar oud plots bedrijfsonvriendelijk te interpreteren. Sinds enige tijd belast de fiscus de interne meerwaarden bij een inbreng in natura en bemoeilijkt de rulingcommissie het splitsen van vennootschappen. Zo fnuik je de economische groei en ondermijn je de werkgelegenheid in ons land. Opvolging op zich is psychologisch al een moeilijk proces. Als je dat fiscaal en juridisch nog bemoeilijkt, verhoog je de kans dat de ondernemers niets regelen en ben je nog verder van huis. Bovendien bestaat dan het gevaar dat ze hun bedrijf aan buitenlanders verkopen of delokaliseren.”

Lievens, auteur van het boek ‘Opvolging in familiebedrijven’, heeft er geen problemen mee dat de overheid dossiers van financiële speculatie aanpakt. De fiscus mag van hem bijvoorbeeld streng optreden tegen kasgeldvennootschappen. Lievens: “Maar familiale ondernemingen die hun opvolging ordentelijk en wettelijk willen regelen, moeten met rust gelaten worden. Ze zouden eigenlijk een fiscale premie moeten krijgen. Door de huidige aanpak dreigen jaarlijks 5000 bedrijven het slachtoffer te worden. Bovendien wringt de overheid zo haar eigen initiatieven – zoals de Belgische stichting – de nek om. Ondernemers die hun zaak aan hun kinderen willen overdragen, worden nu genoodzaakt hun heil te zoeken in buitenlandse constructies. Nederlandse notarissen doen gouden zaken.”

Je kan de oprichting van een familiale holding moeilijk als abnormaal beheer van een privé-vermogen beschouwen, vindt Lievens. “Het is geen voorbeeld van fiscale engineering. Integendeel, de techniek beantwoordt volledig aan de voorwaarden van het erfrecht. Alle kinderen moeten namelijk evenveel kansen krijgen. Dankzij de oprichting van een holding als controlevehikel blijft de groep in Belgische handen, wordt de continuïteit gewaarborgd en de werkgelegenheid gestimuleerd. Dat zijn toch economische motieven?”

Werner Niemegeers Eric Pompen

“Ondernemers die hun zaak aan hun kinderen willen overdragen, worden nu genoodzaakt hun heil te zoeken in buitenlandse constructies. Nederlandse notarissen doen gouden zaken.”

Minister Didier Reynders begint een fiscale bepaling van minstens dertig jaar oud plots bedrijfsonvriendelijk te interpreteren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content