1 miljard euro minder beleidsruimte voor Verhofstadt & co.

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De rente stijgt en maakte met de federale begroting al een eerste kwetsbaar slachtoffer. Vraag is ook of Verhofstadt & co. straks nog een begroting in evenwicht in elkaar kunnen knutselen zonder vette interestbonus.

Jean-Claude Trichet is Freya Van den Bossche (SP.A) een kool aan het stoven. De voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB) trekt de renteteugels aan én trekt zo meteen een streep door de rekening van de Belgische federale minister van Begroting. Voor 2006 was een gemiddelde langetermijnrente van 3,3 % begroot, maar vandaag kost ontlenen al 3,8 % aan de staat (zie grafiek). De meerprijs van die renteverrassing bedraagt 355 miljoen euro, zo bleek op de begrotingscontrole vorige week.

Met een geconsolideerde staatsschuld van nog altijd 268 miljard euro (94,3 % van het bbp) zijn de Belgische openbare financiën nog altijd bijzonder kwetsbaar voor een stijgende rente. Een kwart van de federale uitgaven gaat nu op aan rentelasten (in 1993 was dat nog 44 %).

De extra rentefactuur zorgt voor een opmerkelijke kentering in de federale begroting: de federale rentelasten (goed voor ongeveer 90 % van de totale rentelasten van de overheid) dalen niet meer (zie grafiek). 12,2 miljard euro zwaar was die factuur in 2005. 12,2 miljard euro zal het zijn in 2006. Dat komt echter niet alleen door de stijgende rente, maar ook omdat de federale regering in 2005 voor 7,4 miljard euro schulden van de spoorwegmaatschappij NMBS overnam.

Misschien zit er daarom in 2007 opnieuw een rentebonus in, want de staat kan de leningen die vervallen nog altijd tegen een goedkopere rente herfinancieren. “Jaarlijks vervalt 20 tot 25 miljard euro aan staatsleningen die vaak nog zijn afgesloten tegen rentevoeten van 7 % en meer. Er loopt bijvoorbeeld tot 2008 een overheidsobligatie met een rentevoet van 7,8 %,” zegt Jean-Pierre Arnoldi, administrateur-generaal van de schatkist. Ook bij de eeuwwisseling steeg de rentelast trouwens al eens, omdat de rente toen hogere regionen opzocht (zie grafiek). De gemiddelde rentevoet op de uitstaande schuld is intussen gezakt tot 4,42 % in 2005. Dat biedt niet veel neerwaarts potentieel meer.

Minder budgettaire beleidsruimte

Ook al daalt de rentelast uitgedrukt in euro niet meer, in verhouding tot het stijgende nationale inkomen is dezelfde last steeds gemakkelijker te dragen. In 1990 bedroeg de rentelast nog bijna 10 % van het bbp, dit jaar is dat nog 4,3 %. Die daling zou zich de komende jaren moeten doorzetten, vooral dankzij de verdere daling van de schuldgraad, maar dan wel tegen een trager tempo dan de jongste jaren. De regering zal vrede moeten nemen met een interestbonus van 0,2 % van het bbp per jaar, zoals in 2006 al het geval is, in plaats van 0,5 % van het bbp, zoals de voorbije jaren. Dat scheelt jaarlijks ongeveer 1 miljard euro aan budgettaire beleidsruimte.

De regering kan de krimpende rentebonus dit jaar nog de baas dankzij de gunstige conjunctuur en de extra jobs die via de hoge belastingdruk op arbeid de staatskas fel laten rinkelen. Maar eerlijk is eerlijk: de rente stijgt ook omdat de conjunctuur goed is – de rentetegenvaller gaat dus gepaard met een veel grotere conjuncturele meevaller.

Rentegevoeligheid terugdringen

Om de rentebonus niet verder te laten smelten, moet de rente wel in het gareel blijven. Een ontsporing van de rente(factuur) lijkt gezien de lage inflatie weinig waarschijnlijk, maar de regering kan maar beter de vingers kruisen. Simulaties tonen aan dat een verhoging van de interestvoet met 100 basispunten (bijvoorbeeld een rentestijging van 3,5 % naar 4,5 %) de interestfactuur aandikt met 0,1 % van het bbp in 2006 tot 0,4 % van het bbp in 2009.

Dergelijke rentegevoeligheid valt nog mee. De voorbije jaren deed de schatkist dan ook inspanningen om de rentegevoeligheid van de schuld systematisch te verminderen. De lage rente werd aangegrepen om de schuld zoveel mogelijk op lange termijn vast te leggen. Ongeveer 85 % van de schuld is vastgeklikt op lange termijn. Een langere looptijd (nu is de gemiddelde looptijd 4 à 4,5 jaar) betekent dat de stijging van de rentevoet zich met een grotere vertraging laat voelen in de interestlasten. De schatkist investeert nu ook 50 miljoen euro in nieuwe swapverrichtingen om zich in te dekken tegen stijgende rente. Jean-Pierre Arnoldi: “Daarmee dekken we een aanzienlijk gedeelte van een verdere rentestijging in. Sommige jaren geven we niks uit aan swaps, soms investeren we enkele honderden miljoenen om ons in te dekken.” Daarnaast waakt de schatkist er ook over dat ten hoogste 22,5 % van de schuld vervalt binnen de twaalf maanden, en ten hoogste 60 % binnen de vijf jaar.

Scharnierende rente = scharnierend begrotingsbeleid

Vraag is of Verhofstadt & co. het evenwichtskunstje aankunnen zonder vette rentebonus? De omgekeerde rentesneeuwbal was en is dé hoeksteen onder het paarse begrotingsbeleid. De interestbonus liet toe om én meer uitgaven én lagere lasten te financieren sinds 1999 zonder de begroting in de rode cijfers te duwen. Dit paarse beleid decimeerde het begrotingssaldo voor rentelasten (het primair saldo), maar de dalende interestlast trok de scheve situatie recht, weliswaar met de hulp van een pak eenmalige maatregelen. De interestbonus is trouwens vooral aan hogere uitgaven besteed, terwijl de belastinginkomsten de tred van het bbp volgden.

Door de afkalvende rentebonus heeft die begrotingsstrategie zijn beste tijd gehad. Om de begroting in evenwicht te houden – of zeker om zoals beloofd begrotingsoverschotten te boeken vanaf 2007 – zal de regering minder kunnen teren op een rentebonus, en zal het primair begrotingssaldo voor het eerst in jaren moeten standhouden of zelfs aantrekken. Of hoe de Belgische begrotingspolitiek nog altijd een speelbal is van de internationale rentecapriolen.

Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content