Het beste uit Trends 2013: ‘Het bankenprobleem in Europa is verre van opgelost’

Patrick Claerhout
Patrick Claerhout redacteur bij Trends

Vijf jaar na de val van Lehman lijkt de rust op de financiële markten teruggekeerd. Maar het probleem van de Europese bankensector is nog altijd niet opgelost. Er blijven vier pijnpunten.

Er is de voorbije vijf jaar veel veranderd in de bankensector”, zegt een Belgische bankier. “Banken hebben keuzes moeten maken. Bepaalde regio’s zijn kernmarkten, uit andere zijn ze weggetrokken. De balansen zijn ingekrompen en er zijn veel activiteiten verkocht. Maar het werk is verre van af. Bepaalde Europese banken hebben nog altijd een te grote balans, te weinig kapitaal of te veel risicovolle activa op de balans. De controle en het toezicht op de banken mogen best wat strenger.”

Toen vijf jaar geleden Lehman Brothers omviel, brak de financiële crisis in alle hevigheid los. Investeerders begonnen alle banken te wantrouwen en wereldwijd ging de geldkraan dicht voor financiële instellingen. Veel banken kwamen in liquiditeitsproblemen, bijvoorbeeld Fortis, Dexia en KBC in moeilijkheden.

Officieel luidde het dat deze banken too big to fail waren. De overheid kon ze met andere woorden niet failliet laten gaan omdat ze zo groot en belangrijk waren voor het financiële systeem. Een faillissement zou een gigantisch verlies aan spaargeld betekenen en mogelijk een domino-effect veroorzaken. De belastingbetaler moest in de bres springen. Overal in Europa moesten nationale overheden hun banken redden.

Nu moeten we vaststellen dat verschillende Europese banken nog altijd te groot zijn. Het balanstotaal van de bankensector in de eurozone is tot drie keer zo groot als het bruto binnenlands product van de regio. In andere ontwikkelde landen als Canada, Australië en Japan is dat beperkt tot twee keer de economie. In de VS, waar marktfinanciering voor ondernemingen veel meer ingeburgerd is, is de bankenwereld zelfs kleiner dan het bbp. “Met de overheidsfinanciën die overal in Europa kreunen onder de schuldenlast, is de bankensector nu misschien wel too big to be saved”, zegt Daniel Gros, directeur van de denktank CEPS.

Volgens een recent rapport van de Britse bank RBS zijn de bankactiva in de eurozone het voorbije jaar nochtans met 2900 miljard euro verminderd. Vooral in Zuid-Europa viel de kredietverlening terug. Maar in de rest van de eurozone gebeurde er weinig, te weinig. Daarom verwacht RBS dat de eurozonebanken hun balans met nog eens 3200 miljard euro moeten afbouwen over een periode van drie tot vijf jaar. Vooral de hogere kapitaaleisen en de nieuwe leverage ratio van Bazel III – die stelt dat banken vanaf 2018 minstens 3 procent eigen vermogen op het totaal van hun activa moeten aanhouden – duwen de banken in die richting.

Opmerkelijk is dat de grootste inspanning deze keer van de kleine en middelgrote banken moet komen. De grote banken zullen aan de nieuwe kapitaaleisen kunnen voldoen door een groot deel van hun winst opzij te zetten en door vers kapitaal op te halen, denkt RBS. “De kleine en middelgrote banken kunnen minder winst reserveren en hebben minder gemakkelijk toegang tot de kapitaalmarkten”, zegt Albert Gallo, hoofd European Macro Credit Research van RBS. Daardoor moet de afbouw bij hen vooral gebeuren door het verminderen van activa, bijvoorbeeld door kredietportefeuilles te laten uitdoven, activa te verkopen en minder nieuwe leningen toe te kennen of leningen duurder te maken.

Te weinig kapitaal
Het tweede probleem van de Europese bankensector is dat er te weinig kapitaal is. Verschillende analisten schatten het kapitaaltekort van de Europese banken op meer dan 100 miljard euro. “Door het aanhoudende kapitaaltekort krimpt de kredietverlening aan kmo’s al enkele jaren op rij. Dit is misschien wel de belangrijkste oorzaak voor het aanslepen van de crisis”, stipt Galoo aan. In de VS werden de banken sneller geherkapitaliseerd, waardoor de kredietverstrekking op peil bleef en de economie vlugger uit het dal klom.

Van de grote Europese banken hebben Crédit Agricole, Barclays, Deutsche Bank en Commerzbank het meeste nood aan vers kapitaal. Die banken zullen er via winstreservering alleen niet in slagen de vereiste kapitaalnormen te halen, stelt RBS. Zij zullen extern nieuw kapitaal moeten aantrekken, en ze zijn daarmee bezig. Deutsche Bank, Commerzbank en Barclays deden onlangs een beroep op de kapitaalmarkt. Banken als BNP Paribas, BBVA en Santander kunnen bogen op sterke operationele resultaten, waardoor ze hun beperkte kapitaaltekorten wel goed kunnen maken via winstreservering, meent Gallo.

Bij de kleinere, lokale banken maakt RBS zich het meeste zorgen over de Spaanse, de Italiaanse en de Sloveense banken. Zij staan het zwakst omdat enerzijds hun kapitaalbuffers en winstcapaciteit klein zijn, en anderzijds het aantal probleemkredieten en de nationale rente hoog zijn. In de lijst van zwakke banken uit deze landen staan instellingen als Bankia, Banca Monte Paschi, NLB, Banca Popolare en Sabadell.

Geen leefbaar model
Een derde probleem is dat verschillende banken niet over een leefbaar langetermijnbusinessmodel beschikken. Als ze onvoldoende winst maken, kunnen ze niet genoeg kapitaal opzijzetten om te voldoen aan de nieuwe kapitaalnormen. Maar ook als overheid of investeerder heeft het geen zin vers kapitaal in een bank te steken die onvoldoende rendabel is. Het probleem situeert zich op het eerste gezicht hoofdzakelijk in Spanje en Italië, waar de banken respectievelijk met onrendabele hypotheekleningen en kmo-kredieten op hun balans kampen.

Maar de problematiek gaat ruimer. Uit een studie van de consultant Bain & Company blijkt dat heel wat Europese banken er niet in slagen een rendement te realiseren dat hoger ligt dan hun kapitaalkosten. Enkel de banken uit Scandinavië en Oostenrijk konden sinds 2008 consistent een goede rendabiliteit neerzetten. In landen als Italië, Spanje, Portugal en Ierland is het rendement van de bankensector ronduit negatief. De grootste ommekeer van verlieslatend naar winstgevend werd gerealiseerd in Nederland, Duitsland, Zwitserland en België, met dank aan KBC en BNP Paribas Fortis. Maar net als hun Britse en Franse collega’s blijven ze een matig tot slecht rendabiliteitsrapport voorleggen. De twee factoren die aan de basis daarvan liggen, zijn de gestegen kredietprovisies als gevolg van toegenomen afschrijvingen van slechte leningen, en de gestegen operationele kosten. Vooral dat laatste is zorgwekkend: de gemiddelde cost/income-ratio, de verhouding tussen kosten en inkomsten, van de Europese banken is gestegen van 62 procent in 2010 tot 70 procent in 2012. Dat betekent dat de banken nog altijd boven hun stand leven, en de voorbije jaren te weinig in de kosten gesneden hebben.

De omgeving is natuurlijk niet gemakkelijk. De banken moeten afrekenen met de lage rente (en dus lagere rente-inkomsten), een wantrouwige consument, trage economische groei, hoge risicopremies en aangescherpte kapitaalvereisten. Tegelijk moeten ze hun dure kantorennetwerk omvormen en hun operationele activiteiten stroomlijnen. De digitalisering kan daar de oplossing bieden, maar gaat in eerste instantie gepaard met forse investeringen in IT en de backoffice. Op die manier gaan de kosten niet omlaag.

“Dat is een grote uitdaging voor de komende jaren”, zegt Walter Sinn van Bain & Company. “Banken moeten ingrijpend herstructureren als ze de operationele kosten willen verminderen. De kosten moeten structureel met nog eens 20 procent of meer naar beneden.”

Ook Bain & Company stelt vast dat het vooral de kleinere, lokale banken uit de kernlanden van Europa zijn die moeten vechten om te overleven. Deze banken boekten zowel in 2008 als in 2012 een negatief rendement, vooral als gevolg van de stagnerende inkomsten en de toename aan probleemkredieten. In het algemeen is de kwaliteit van de kredietportefeuille van kleinere instellingen lager dan die van de grote pan-Europese bankengroepen.

“We mogen een nieuwe fase van consolidatie verwachten”, voorspelt Rocco D’Acunto van Bain & Company. “Voor sommige kleine tot middelgrote banken wordt het moeilijk zichzelf compleet opnieuw uit te vinden en tegelijk de kosten te drukken. Daar zouden de grote instellingen kunnen van profiteren.”

Ook de consultant McKinsey gaat ervan uit dat de sector een nieuwe fusiegolf wacht. Aan de ene kant zullen kleinere banken gedwongen worden op zoek te gaan naar voldoende schaalgrootte en kritische massa. Aan de andere kant ziet het de niet-Europese banken, die financieel sterker staan, opportuniteiten grijpen om hun voetafdruk in Europa te vergroten.

Bain & Company verwijst in zijn studie de discutabele kwaliteit van bepaalde bankactiva als vierde probleem voor de sector. “Tot nu toe heeft de afbouw van de kredietportefeuille niet geleid tot een verbetering van de kwaliteit van de activa”, merkt D’Acunto op, “De verhouding risicoactiva op het totaal van de activa bedroeg 35 procent in 2008 en 34 procent in 2012. Het risicoprofiel is dus amper gewijzigd.” Tegelijk rijst de vraag tegen welke prijs deze activa in de boeken staan. Zijn waardeverminderingen en kwaliteitsverlies voldoende doorgerekend in de waardering van kredieten en schuldpapier? Daar bestaat weinig duidelijkheid over. Niet in elk land is de boekhoudkundige orthodoxie even groot.

Die duidelijkheid zal de ECB moeten scheppen. De Europese Centrale Bank neemt in de tweede helft van 2014 het toezicht op de Europese banken over. Daarvoor (in de eerste helft van 2014) wil de ECB een grondig onderzoek doen naar de kwaliteit van de activa die de banken op hun balans aanhouden. Asset quality review, we zullen de term de komende maanden vaker horen. De oefening is levensbelangrijk voor de overdracht van nationale bevoegdheden aan de ECB en voor de geloofwaardigheid van de nieuwe centrale toezichthouder. De European Banking Authority voerde in 2011 een reeks stresstesten uit, en amper een paar maanden later kwam een aantal gezond verklaarde instellingen (waaronder Dexia) al in de problemen. Van die opdoffer heeft de EBA zich nooit meer hersteld.

De ECB is van plan, alvorens het toezicht over te nemen, de balans van 130 grote banken nauwgezet te bekijken. Daarbij worden de banken in drie grote categorieën onderverdeeld: zij die voldoende kapitaal hebben, die waarvan het kapitaaltekort kan worden ingevuld door aandeelhouders en private investeerders, en zij die kampen met een zwaar kapitaaltekort en de facto niet solvabel zijn.

Voor de derde categorie is dringend nood aan de oprichting van een gemeenschappelijk resolutiemechanisme dat beslist wat moet gebeuren: de bank herkapitaliseren met overheidsgeld, de bank opsplitsen of de bank opdoeken. In alle gevallen dreigen er kosten voor de belastingbetaler. Maar wie gaat die rekening betalen? Over het centraal resolutiemechanisme, net als over een fonds dat de rekening van de resolutiebeslissingen betaalt, moet Europa nog een akkoord uitwerken. Er wachten de politici nog veel nachtelijke discussies.

Partner Content