‘Loonkosten zijn een fetisj voor Belgische bedrijven’

© Thinkstock

“Loonkosten zijn een fetisj voor Belgische bedrijven geworden, deels omdat ze gemakkelijk te meten zijn”, zegt de Vlaamse Princeton-econoom Jan De Loecker. Gelukkig begint ons land stilaan ernstiger naar data en onderzoek te kijken.

De Loecker is gespecialiseerd in productiviteit en internationale handel, vooral op bedrijfsniveau. Geen wonder dat de Nationale Bank van België hem er graag bij wilde toen ze onlangs een ambitieuze conferentie organiseerde over een van de allergrootste economische uitdagingen voor België en Europa: productiviteit en concurrentiekracht. Een uitnodiging waar De Loecker graag op inging.

De regering-Michel zet in op een herstel van de Belgische concurrentiekracht. De bedrijfswereld hamert daarvoor op een verlaging van de loonkosten. Hoeveel heil mogen we daarvan verwachten?

De Loecker: “Het belang van loonkosten wordt overdreven. Gemiddeld maken de loonkosten in België slechts 15 procent van de totale productiekosten uit. Belangrijker is de efficiëntie waarmee je produceert en welke goederen je op de markt brengt. Het gaat om innovatie en productiviteit. Het is goed de concurrentiekracht te willen verbeteren, maar als econoom moet je dan eerst de vraag stellen hoe we dat precies meten. Er bestaan vele maatstaven, elk met hun beperkingen.

“Loonkosten zijn dan ook een fetisj voor Belgische bedrijven geworden. Dat komt deels omdat ze gemakkelijk te meten zijn. Je kijkt naar de loonevolutie van Duitsland en naar die van België en je berekent het verschil. Maar dat is al te simplistisch. Je hebt heel wat methodes om de concurrentiekracht te meten. Daarbij moet je ook beseffen wat de limieten zijn van het vergelijken van loonkosten tussen bijvoorbeeld twee bedrijven. Misschien heeft het ene bedrijf meer gekwalificeerde mensen in dienst, of heeft het een hogere productiviteit.

“Je moet dus alle onderliggende factoren bekijken, zoals de productiviteit of de institutionele beperkingen. Voor dat laatste denk ik onder meer aan het Belgische sociaaloverlegmodel en de loonindexering. Er waren redenen om dat in te voeren.”

Als productiviteit zo belangrijk is, dan is het toch des te zorgwekkender dat die in België onder druk staat?

De Loecker: “Daarom proberen we nu ook samen met andere centrale banken van de Europese Unie te meten wat bedrijven net productief maakt. Maar de onheilstijdingen zijn soms nogal eenzijdig. Zo hoor je vaak dat de goedkope import uit China marktaandeel zal wegnemen van Belgische bedrijven. Het is juist dat er voor basisproducten scherpere concurrentie zal zijn.”

“Maar voor Belgische bedrijven die goedkopere Chinese importgoederen als grondstof in hun productieproces gebruiken, kan dat een positief effect hebben. Hun productiekosten dalen, wat zich vertaalt in een hogere winstmarge of een lagere prijs voor de consument, afhankelijk van de mate waarin bedrijven die kostendaling doorrekenen. De totale kostenreducties zijn in ieder geval groter dan de negatieve impact van Chinese concurrentie.”

Welke sectoren in België moeten zich zorgen maken over Chinese concurrentie, en wie profiteert?

De Loecker: “Textiel- en schoenenbedrijven zullen het op termijn moeilijk krijgen op Belgische bodem. Maar bedrijven die textiel als grondstof gebruiken, profiteren dan weer van lagere productiekosten. Een oplossing voor die eerste categorie is dat ze zich omvormen tot bedrijven die de goedkope Chinese import als input gebruiken, of anders dat ze actief worden in andere marktsegmenten.”

Als open economie bij uitstek moet België het van de export hebben. Hoe kunnen we het daar nog beter of ‘slimmer’ doen?

De Loecker: “De Belgische economie bestaat voor driekwart uit export, dat is al een heel hoog niveau. Misschien moet dat niveau niet verder stijgen, maar moeten we wel de samenstelling veranderen van de landen waarnaar we exporteren. Daar zijn twee goede redenen voor: je kan als exporteur leren van nieuwe markten, en je kan marktaandeel winnen op nieuwe bestemmingen. Daarbij kan een klein marktaandeel soms een enorm verschil maken.

“Een mooi voorbeeld van dat laatste zijn de producenten van Zwitserse kaas. Die kenden lange tijd een heel ingewikkeld systeem van quota en exportsubsidies om de vraag uit Frankrijk aan te zwengelen, met allerlei problemen van dien. Tot men besliste de aandacht op China te richten, waar in snel tempo een rijke bovenklasse aan het groeien is. Daar lagen de groeimogelijkheden: een klein marktaandeel in een enorme markt in plaats van te prutsen met kleine marges in een verzadigde markt als Frankrijk. België moet eens goed nadenken in welke sectoren het iets gelijkaardigs kan doen.”

En hoe zit het met dat andere voordeel, leren door te exporteren? Wat kunnen Belgische ondernemingen nog leren?

De Loecker: “De vraag of export de performantie of productiviteit van een bedrijf verhoogt door te leren van buitenlandse klanten of concurrenten, is een fascinerende black box waar we dankzij recent onderzoek meer inzicht in krijgen. Het heeft ook belangrijke beleidsimplicaties, want je kunt je afvragen of overheden bedrijven actief moeten ondersteunen bij het aanboren van exportmarkten. Sowieso heeft België met zijn gewestelijke exportbevoegdheden een probleem zich te profileren in het buitenland, want in de VS moet je niet proberen uitleggen dat je Vlaamse en Waalse en Brusselse bedrijven hebt.”

“Voor de leereffecten is het land van oorsprong van een bedrijf van belang, alsook het land waarnaar het exporteert. Bedrijven in ontwikkelde en competitieve markten als Amerika of België kunnen minder leren door te exporteren naar bijvoorbeeld Argentinië, dan wanneer je zou kijken naar minder productieve bedrijven uit landen als Mexico, China of Polen die exporteren naar de VS, waar de eisen en dus de leereffecten relatief hoger liggen.”

“Dat speelt trouwens ook bij de strijd om het aantrekken van vestigingen van buitenlandse multinationals. Voor Poolse en Mexicaanse bedrijven kan de impact enorm zijn wanneer ze mogen leveren aan de veeleisende Amerikaanse multinational in hun land. Voor België – dat al een hoge productiviteit kent – is minder duidelijk wat de voordelen zijn.’

Kris Van Hamme

Het volledige interview leest u deze week in het magazine Trends

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content