De euro wordt 15 jaar: een lastige puber

© Reuters

De Europese leiders krijgen de kans hun gammele muntunie een steviger fundament te bezorgen door orde op zaken te stellen in hun banken.

De Europese leiders krijgen de kans hun gammele muntunie een steviger fundament te bezorgen door orde op zaken te stellen in hun banken. Waarschijnlijk verknoeien ze die kans door net genoeg te doen om de eenheidsmunt intact te houden, maar niet voldoende om ze degelijk haar werk te laten doen.

Het jaar begint met een paukenslag als Letland als achttiende land toetreedt tot de eurozone. Na al de angst voor een exit van Griekenland uit de euro beschouwen de eurocraten de uitbreiding als een blijk van vertrouwen in de Europese eenheidsmunt. En dat net na een oppepper aan het einde van 2013, toen Ierland de eerste economie werd die haar bail-outprogramma achter zich liet en terugkeerde naar marktfinanciering. Al kan het land nog wel de hulp van een kredietlijn gebruiken.

In tegenstelling tot dat noorderlicht blijven de vooruitzichten voor de opgeviste economieën van Griekenland, Portugal en Cyprus een zuiderkruis vormen. Griekenland mag zich gelukkig prijzen als het kan ontsnappen aan een zevende recessiejaar en heeft bijkomende leningen nodig om in 2014 en 2015 zijn financiële noden te lenigen. Een derde bail-out dus. Hoewel Griekenland in gebreke bleef op een recordaantal staatsobligaties, blijft de openbare schuld met 175 procent van het bbp ondraaglijk hoog. In 2014 zit er nog meer schuldherschikking aan te komen. Omdat de schuldeisers nu grotendeels andere landen uit de eurozone zijn, duiken heikele problemen op, vooral voor de grootste schuldeiser Duitsland. Dat zal er alles aan doen om geen onvoorwaardelijke vergevensgezindheid te tonen, uit angst dat andere geredde landen om dezelfde behandeling komen smeken.

Intussen stevent Portugal af op een tweede bail-out. De diepe recessie leidde daar in 2013 tot een politieke crisis die het vertrouwen van de investeerders ondermijnde. De hoop dat het land zich tegen midden 2014 weer op de markt kan financieren, is vervlogen.

Maar vooral Cyprus krijgt het zwaar. Samengeteld gaat de economie er in 2013 en 2014 met 12 procent op achteruit, zegt het Internationaal Monetair Fonds. Dat stelt bovendien vast dat die terugval in “ongunstige” omstandigheden kan oplopen tot 20 procent.

Een kans om op te groeien

Die tegenvallers in kleine zuidelijke landen zijn nog beheersbaar als de eurozone erin slaagt het herstel, dat in de lente van 2013 begon, te bestendigen en te versterken, zodat de opleving zich kan verspreiden van Duitsland naar de grote economieën Italië en Spanje.

Een bron van zorgen daarbij is dat de Duitse exportmachine vertraagt omdat de Chinese groei hapert. Een andere bekommernis is dat een gebrek aan kredieten de Italiaanse en de Spaanse ondernemingen kan hinderen. Zelfs als die risico’s afgewend kunnen worden, wordt voor de eurozone in 2014 slechts een bescheiden groei met 1 procent verwacht, waardoor het bbp ver beneden zijn piekniveau van 2008 blijft. Dat algemene cijfer verbergt bovendien hoe slecht sommige economieën, zoals de Italiaanse en de Spaanse, het wel gedaan hebben sinds de invoering van de euro in 1999.

Niettemin hebben de Europese leiders nu de kans een basis te leggen voor een sterker aangehouden groei. De Europese Centrale Bank wordt eind 2014 de toezichthouder van de grootste banken in de eurozone. In de eerste helft van het jaar licht ze hun boeken door. Die asset-quality review (AQR) biedt de mogelijkheid om eindelijk af te rekenen met de zwakheden van banken die een onhoudbare staatsschuldenlast torsten en daardoor de eurocrisis zo hardnekkig maakten. De doorlichting kan het vertrouwen van de investeerders in de banken van de eurozone herstellen, zodat ze hun financieringsratio’s kunnen verlagen en vrijer leningen kunnen verstrekken aan ondernemingen.

De doorlichting moet aanleiding geven tot moeilijke en soms dure beslissingen. Banken die niet leefbaar zijn, moeten sluiten. Bij andere moeten de kapitaalbuffers omhoog. Indien nodig moet daarvoor een beroep gedaan worden op de belastingbetaler. Maar Duitsland heeft de pogingen om dat op het niveau van de eurozone mogelijk te maken altijd geblokkeerd. Bijgevolg moeten de banken dus vertrouwen op de portemonnee van het publiek in hun thuisland. Maar net de landen met de slechtste openbare financiën kampen met de zwakste financiële sectoren, Italië bijvoorbeeld. Het gevaar bestaat dat de doorlichting de zoveelste schijnvertoning wordt, die nalaat de band tussen wankele banken en wankele staten door te knippen.

Als Europa er niet in slaagt orde op zaken te stellen in zijn banken, vervalt het in een teleurstellend maar bekend scenario. De eurozone is misschien niet langer op sterven na dood, maar ze lijkt steeds meer op een somber verbond waarvan de leden enkel bij elkaar blijven uit angst voor een nog pijnlijker scheiding.

Paul Wallace redacteur Europese economie van The Economist

Partner Content