Daan Killemaes

‘Sanering? Welke sanering?’

Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Peanuts. Zo zou je de begrotingsinspanningen van de regering-Di Rupo en van de regering-Michel kunnen noemen, zeker in vergelijking met de besparingen in de buurlanden of met eerdere Belgische besparingsrondes. Dat zegt Daan Killemaes, hoofdredacteur bij Trends.

Peanuts. Zo zou je de begrotingsinspanningen van de regering-Di Rupo en van de regering-Michel kunnen noemen, zeker in vergelijking met de besparingen in de buurlanden of met eerdere Belgische besparingsrondes. De Nationale Bank berekende dat Di Rupo en Michel ieder ongeveer 4 miljard euro van het structurele begrotingstekort hebben afgeroomd. Dat levert dus voorlopig een gelijkspel op, maar de regering-Michel staat natuurlijk nog op het veld.

Investeringen in lagere lasten op arbeid zijn het enige excuus om te dralen in de race naar een begrotingsevenwicht

Om tegen 2018 een structureel begrotingsevenwicht te halen, moet nog eens 4 à 6 miljard euro worden gevonden. En als de regering ruimte wil maken voor een ernstige verlaging van de lasten op arbeid, zonder de factuur te verschuiven via een taxshift, zal ze nog enkele extra miljarden moeten vinden. Het raakte de voorbije maanden ondergesneeuwd in de discussie over de taxshift, maar de regering Michel is vooral een saneringsregering. Besparingen zijn door de vergrijzing zelfs een neverending story geworden.

Di Rupo en Michel mogen zich ook gelukkig prijzen dat de rentevoeten – en dus de rentelasten – de voorbije jaren fors zijn gedaald. In de periode 2011-2017 is de helft van de sanering het werk van lagere interestlasten. De echte graadmeter van het regeringswerk – het begrotingssaldo vóór intrestlasten en gezuiverd vóór conjunctuurinvloeden (het zogenoemde structurele primaire saldo) – spreekt boekdelen. Van net onder 0 procent in 2011 is dat saldo tot net boven de nullijn gestegen, zonder tot 2017 te verbeteren op basis van de genomen maatregelen. Dat is povertjes.

De rentestijgingen van de voorbije weken zijn daarom slecht nieuws voor de begroting. Als die trend doorzet, moet straks worden bespaard om de hogere rentelasten te financieren. Dat wens je geen enkele regering toe. De ploeg van Michel doet er daarom verstandig aan zich haasten om het tekort, de schuld, de rentegevoeligheid en dus de kwetsbaarheid van de overheidsfinanciën terug te dringen. Investeringen in lagere lasten op arbeid zijn het enige excuus om te dralen in de race naar een begrotingsevenwicht.

In het verleden ging het er doortastender toe. De verbetering van het tekort door eigen saneringswerk bedroeg in België van 2010 tot 2014 amper 0,5 procent van het bruto binnenlands product. Dat is vijf tot zes keer minder dan de inspanning in de buurlanden en in het eurogebied. De inspanningen steken ook schril af tegenover de Belgische saneringsoperaties van de jaren tachtig en negentig. In de periode 1982-1987 werd 5,4 procent van het structurele tekort afgeknepen, en tussen 1993 en 1998 zelfs 9 procent. Nu zitten we sinds 2010 in totaal op een inspanning van 1,8 procent, de daling van de intrestlasten inbegrepen.

Di Rupo en Michel kunnen wel verzachtende omstandigheden inroepen. Zo mogen we al blij zijn dat de economie met 1 procent groeit. In de jaren tachtig en negentig was dat nog ongeveer 2 procent. In de jaren tachtig en negentig kon ook nog fors het mes worden gezet in de uitgaven voor beton en baksteen. Nog meer snoeien in de overheidsinvesteringen kan vandaag nauwelijks nog, terwijl die een must zijn op het groeipotentieel te ondersteunen.

Daarnaast was ook het startpunt voor de sanering verschillend. De belastingdruk is torenhoog en kan niet nog verder worden opgevoerd. Di Rupo perste het laatste restje uit die citroen. Aan de uitgavenkant lijkt er wel nog veel marge te zijn, maar daar bijt de vergrijzing steeds harder, met de pensioenen als snelst stijgende uitgavenpost. Er moet al flink worden bespaard om die stijgende pensioenuitgaven te compenseren, vooraleer de besparingen resulteren in een lager tekort of extra beleidsruimte.

Zij die pleiten voor een anticyclisch begrotingsbeleid zijn vaak diegenen die zo’n beleid onmogelijk maakten

Waar de regering-Di Rupo en de regering-Michel wel grondig in verschillen, is de aanpak om het tekort terug te dringen. Di Rupo liet de uitgaven verder stijgen en betaalde die factuur door naar extra belastingen te grijpen, terwijl Michel de nadruk legt op besparingen, onder meer door de pensioenleeftijd op te trekken. Gezien de hoge uitgaven en de hoge belastingdruk, heeft de strategie van Michel de grootste kans op slagen.

En zodra die operatie is afgerond, wordt het minstens even belangrijk die discipline vast te houden. Dat is de voorbije veertig jaar in België niet gelukt. Zodra de druk wegviel, werden de begrotingsteugels gevierd, met als resultaat dat om het even welke regering geen andere keuze meer had dan te saneren in tijden van laagconjunctuur. Dat is niet aanbevolen, maar diegene die het meest pleiten voor een anticyclisch begrotingsbeleid zijn vaak diegenen die zo’n beleid onmogelijk maakten. Ruim dus de begrotingsboel op zo snel mogelijk op. En houd die deze keer opgeruimd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content