Isabel Verlinden (PwC): ‘Liever geen Belgische digitaks en minimumbelasting, wel een internationaal initiatief’

Isabel Verlinden
Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

De regering-De Croo wil een digitaks en een minimumbelasting voor bedrijven invoeren. Isabel Verlinden, die wereldwijd de transfer-pricingpraktijk van PwC leidt, hoopt dat daarover binnen de OESO een consensus wordt gevonden.

De regering-De Croo wil een digitaks en een minimumbelasting voor bedrijven invoeren. Het regeerakkoord stelt dat de nieuwe regering eerst werk wil maken van de OESO-voorstellen. De OESO werkte al een werkdocument uit over een belastingstatuut voor multinationals en internetbedrijven, die nu erg weinig belasting betalen op hun buitenlandse winsten. De organisatie formuleerde de doelstelling dat de lidstaten daarover tegen het einde van dit jaar een consensus zouden vinden. “Het ziet er niet naar uit dat dit zal gebeuren”, zegt Isabel Verlinden, die wereldwijd voor PwC de transfer-pricingpraktijk leidt.

De OESO werkt met twee fiscale pijlers. De eerste pijler is een belasting op de omzet, ook voor digitale bedrijven. De tweede pijler is een minimumbelasting voor alle multinationals. Zij verschuiven via allerlei vehikels winsten naar landen die weinig belasting heffen en dragen zo globaal weinig af. Het basisvoorstel van de OESO komt erop neer dat er een minimumbelasting wordt vastgesteld, waarboven de winst van het bedrijf extra wordt belast. De opbrengst van die heffing wordt dan toegewezen aan de lidstaten. Er is nog geen consensus over de hoogte van de belasting en de manier waarop de opbrengst wordt verdeeld.

‘Stel dat wordt beslist dat de minimumvennootschapsbelasting 15 procent van de winst moet zijn en dat het bedrijf slechts 10 procent betaalt’, rekent Verlinden. ‘Dan kan die 5 procent extra winst worden belast en de opbrengst worden verdeeld over verschillende landen op basis van de omzet die er wordt gecreëerd.’

Niet correct

De Verenigde staten verzetten zich sterk tegen die minimumbelasting. “Amerikaanse beleidsmakers redeneren dat de buitenlandse omzet van hun groepen, die overigens in de Verenigde Staten niet belast wordt, de vrucht is van de commerciële, industriële, onderzoeks- en managementscompetentie op de hoofdzetel”, aldus Verlinden. “Een belasting in Europa vinden ze dus niet correct. Niet alleen de Republikeinen denken zo, ook de Democraten. De minimumbelasting van de OESO dreigt zo een maat voor niets te worden.”

Toch stelt het regeerakkoord dat er zonder internationale consensus toch zo’n minimumbelasting zal komen. Verlinden: “Misschien wordt dan een typisch Belgische belasting ingevoerd, zoals de beperking van de innovatie-aftrek of de inbreng van bepaalde kosten. Gepruts hier en daar, dat weinig zal opbrengen.”

Digital service tax

Verlinden heeft er vooral een probleem mee dat het regeerakkoord een digital service tax wil lanceren in 2023, als er binnen de OESO geen consensus wordt gevonden over een digitaks. Volgens de plannen van de OESO komt er een soort directe belasting in de landen waar digitale groepen omzet halen. Die betalen vandaag erg weinig of geen belasting waar ze omzet genereren.

“De internetbedrijven zelf hebben niet eens een zwaar probleem met dat voorstel”, zegt Verlinden. “Ze zijn bereid een compromis daarover te aanvaarden, omdat ze een razende schrik hebben dat alle landen hun eigen digitaks invoeren. Het probleem is dat de hoogte en de basis van al die nationale belastingen dan sterk variëren. Zo circuleren er plannen om vennootschapsbelasting te innen op basis van de omzet. Dat is fiscaal pervers. Door de brede waaier aan creatieve belastingvoorstellen zal niemand er nog wijs uit raken.”

Partner Content